ECLI:NL:RBGEL:2023:3589

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/05/410267
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de nietigheid van testament en legitieme portie in erfzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 juni 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure over de nietigheid van een testament en de legitieme portie van de eiseres, [eiseres inc.]. De eiseres, dochter van de erflaatster, betwist de geldigheid van het testament dat op 19 mei 2017 is opgemaakt, omdat zij stelt dat haar moeder ten tijde van het opstellen van het testament niet wilsbekwaam was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat haar moeder leed aan een geestelijke stoornis die haar in staat stelde om een redelijke afweging te maken bij het opstellen van het testament. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiseres niet-ontvankelijk is in haar vorderingen tegen [verweerder inc. 1] en dat de vorderingen tegen [verweerder inc. 2] als executeur en notaris zijn afgewezen. De rechtbank heeft de executeur, [verweerder inc. 2], wel veroordeeld om bankafschriften van de erflaatster over de vijf jaar voor haar overlijden te verstrekken, zodat de legitieme portie van de eiseres kan worden vastgesteld. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling van de legitieme portie.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/410267 / HZ ZA 22-306
Vonnis in het incident en in de hoofdzaak van 7 juni 2023
in de zaak van
[eiseres inc.],
te [plaats] ,
eiseres in het incident,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
hierna te noemen: [eiseres inc.] ,
advocaat: mr. J.A.M.W. Lutgens te Maastricht-Airport,
tegen

1.[verweerder inc. 1] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
2.
[verweerder inc. 2]in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] en in zijn hoedanigheid van notaris,
kantoorhoudende te [plaats] ,
verweerders in het incident,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eisers in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
hierna samen te noemen: [verweerders inc. 1+2] , en, waar nodig, afzonderlijk van elkaar: [verweerder inc. 1] en [verweerder inc. 2] ,
advocaat: mr. R.L.A. van Buul te Eindhoven.
1.1.
De procedure
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 30 maart 2023.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in het incident en in de hoofdzaak

2.1.
[eiseres inc.] is het kind van mevrouw [erflaatster] (hierna: moeder) en de heer [echtgenoot erflaatster] (hierna: vader).
2.2.
Vader is op 24 mei 1998 overleden. Hij heeft bij testament van 8 april 1994 over zijn nalatenschap beschikt (productie 1 van [eiseres inc.] ). Vader heeft moeder tot enig erfgename benoemd en [eiseres inc.] onterfd.
2.3.
In de akte van verdeling van 30 oktober 1998 (productie 2 van [eiseres inc.] ) is onder meer opgenomen dat [eiseres inc.] een beroep op haar legitieme portie heeft gedaan. Verder is opgenomen dat moeder en [eiseres inc.] elkaar ter zake van de verdeling finale kwijting verlenen. Aan de akte van verdeling is een vermogensoverzicht gehecht, waarin onder meer is opgenomen:
“(…)
BATEN
(…)
2. Banktegoeden:
(…)
bij Roparco op rekeningnummer [nummer 1] ƒ 272.638,30
(…)”.
2.4.
[verweerder inc. 2] heeft medio mei 2017 het verzoek gekregen om op korte termijn een testament op te stellen voor moeder.
2.5.
Moeder is op 21 mei 2017 overleden. Zij heeft bij testament van 19 mei 2017 (productie 6 van [verweerders inc. 1+2] ) over haar nalatenschap beschikt, welk testament is gepasseerd door [verweerder inc. 2] Moeder heeft in het testament [eiseres inc.] onterfd en haar petekind [verweerder inc. 1] (het nichtje van [eiseres inc.] ) tot enig erfgename benoemd. [verweerder inc. 2] is in het testament tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder benoemd. Op de laatste pagina van het testament is opgenomen dat de akte is ondertekend door moeder en vervolgens door de notaris, in tegenwoordigheid van twee getuigen, “
omdat de testatrice gezien haar medische toestand moeilijk haar handtekening kan zetten”.
2.6.
Bij brief van 29 mei 2017 (productie 4 van [eiseres inc.] ) heeft [eiseres inc.] [verweerder inc. 2] bericht dat zij heeft vernomen dat zij onterfd is en dat zij een beroep doet op haar legitieme portie.
2.7.
Bij bericht van 14 juni 2017 (productie 2 van [verweerders inc. 1+2] ) is namens Ruyssenaars Makelaardij aan een medewerker van [verweerder inc. 2] onder meer bericht dat een vraagprijs van € 579.000,00 k.k. voor de woning van moeder “in de huidige staat” reëel is en dat een vraagprijs van € 629.000,00 k.k. reëel is indien acties worden uitgevoerd door een hovenier en een aannemer.
2.8.
Op 8 mei 2018 is namens [verweerder inc. 2] een “concept van de boedelbeschrijving” met onderliggende stukken aan [eiseres inc.] gestuurd (productie 6 van [eiseres inc.] ). In de boedelbeschrijving is onder “
Bezittingen” onder de kop “Bankrekeningen” onder meer opgenomen:

Saldo nr UBS € 133.562,32
(Zwitserland)”.
2.9.
Bij e-mailbericht van 15 juli 2018 (productie 7 van [eiseres inc.] ) heeft [eiseres inc.] daarop gereageerd met het verzoek om aanvullende stukken en informatie aan haar te verstrekken.
2.10.
Namens [verweerder inc. 2] zijn op 21 augustus 2018 verschillende stukken naar [eiseres inc.] gestuurd en is een antwoord gegeven op haar vragen (productie 8 van [eiseres inc.] ).
2.11.
Bij brief van 9 november 2018 (productie 10 van [eiseres inc.] ) is namens [eiseres inc.] aan [verweerder inc. 2] onder meer bericht dat [eiseres inc.] voornemens is het testament van moeder te laten vernietigen omdat moeder niet meer compos mentis was. Daarnaast heeft zij verzocht om nadere stukken. In de brief is verder opgenomen dat bij de berekening van de legitieme portie van [eiseres inc.] in de nalatenschap van vader de rekening in Zwitserland is achtergehouden en dat [verweerder inc. 2] zijn werk als executeur niet naar behoren uitvoert.
2.12.
Bij brief van 14 januari 2019 (productie 12 van [eiseres inc.] ) heeft [verweerder inc. 2] aan de gemachtigde van [eiseres inc.] onder meer het volgende geschreven:
“(…)
(…) Voor wat betreft het opstellen en het ondertekenen van het testament van de moeder van uw cliënte heb ik de omstandigheden en situatie van haar in acht gehouden alvorens over te gaan tot het passeren van de akte.
(…)
Voorafgaand aan het passeren van het testament heeft er een bespreking met mij plaatsgevonden waarin moeder haar wil heeft geuit en waarbij zij geen twijfel had en duidelijk onder woorden heeft gebracht wat de inhoud van haar testament diende te luiden. (…)
Gelet op de medische indicatie van de moeder van uw cliënte was het ondertekenen van haar uiterste wil op korte termijn noodzakelijk.
Overigens is deze laatste ondertekening geschied in het bijzijn van getuigen, mede omdat haar fysieke toestand het wellicht zou verhinderen feitelijk een handtekening te plaatsen.
Er was derhalve geen enkele aanleiding om haar wil en wilsuiting in twijfel te trekken.
(…)
(…) Na het overlijden van uw moeder is door mij een inventarisatie gemaakt van de omvang van de nalatenschap, voor zowel het onroerend goed, de inboedel en de bankrekeningen. Het taxeren van de inboedel heeft op korte termijn na het overlijden plaatsgevonden door een onafhankelijke inboedelmakelaar.
Uit deze taxatie is gebleken dat de waarde van de inboedel € 975,50 is geweest.
Na het overlijden zijn er tijdens het ontruimen van de woning geen sieraden in de woning aangetroffen.
(…)
(…) De verbouwingskosten en opknapkosten hebben wij in de berekening van de legitimaire massa opgenomen (…)
Uw cliënte heeft bij het ophalen van haar persoonlijke zaken kunnen constateren dat de toestand van de woning en de inboedel abominabel was. De woning was zonder opknapbeurt niet te verkopen en dat gold ook voor de tuin.
Verder was er geen enkele inboedel in goede staat van onderhoud zodat de inboedelmakelaar slechts enkele stukken kon waarderen met een waarde.
(…)
Stukken
(…)Van de bankrekening in Zwitserland zijn geen enkele afschriften in de administratie van de overledene aangetroffen.
(…)
De nalatenschap van de vader van uw cliënte is niet op ons kantoor in behandeling geweest. (…) Verder is mij geen vordering bekend van uw cliënte op haar moeder (…)
(…)”.
2.13.
Bij brief van 14 maart 2019 (productie 15 van [eiseres inc.] ) zijn namens [eiseres inc.] onder meer stukken opgevraagd voor de berekening van de legitimaire massa.
2.14.
[verweerder inc. 2] heeft bij brief van 12 december 2019 (productie 17 van [eiseres inc.] ) aan de advocaat van [eiseres inc.] onder meer geschreven dat de schilderijen in het bezit zijn van de erfgename, alsmede verschillende inboedelgoederen. Daarnaast zijn verschillende stukken verstrekt. In de bijlage bij deze brief is opgenomen:

Lijst van goederen inzake de nalatenschap van [erflaatster] , welke bestemd zijn voor de erfgenaam, welke woonachtig is in Zwitserland:
- (beeld) vogel van keramiek
- tafelservies
- tafelbestek van zilver
- twee schilderijen van toon tiland
- 1 bureau
- 2 perzische tapijten
- 1 pendule
Voormelde goederen zijn op 14 september 2017 (…) opgehaald met als bestemming Bevaix (Zwitserland).
(…)”.
2.15.
In de periode van maart 2019 tot en met april 2020 hebben partijen veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd.

3.De vordering in het incident

3.1.
[eiseres inc.] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. [verweerders inc. 1+2] hoofdelijk zal veroordelen tot het overhandigen van de gevorderde relevante bescheiden binnen drie weken na datum vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag dat [verweerders inc. 1+2] in gebreke blijft de gevraagde gegevens te verstrekken, zodat de legitimaire massa c.q. legitieme portie berekend kan worden.
Met veroordeling (eveneens voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad) van [verweerders inc. 1+2] in de kosten van het geding, met inbegrip van de nakosten zoals genoemd in artikel 237 lid 4 Rv, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat [verweerders inc. 1+2] in verzuim is deze kosten te voldoen.
3.2.
[eiseres inc.] stelt dat zij op grond van artikel 4:87 BW (de rechtbank begrijpt 4:78 BW) juncto 843a Rv recht heeft op een afschrift van alle gegevens die relevant zijn voor de berekening van haar legitieme portie, te weten:
- de bankafschriften van alle rekeningen van moeder over de vijf jaar voor haar overlijden (dus ook de Zwitserse bankrekening),
- een bankafschrift van het saldo op de Zwitserse bankrekening van 24 mei 1998,
- het taxatierapport van de woning,
- het taxatierapport van de inboedel,
- het taxatierapport van de schilderijen en andere kunstvoorwerpen,
- het taxatierapport van de sieraden,
- de aangifte en aanslag erfbelasting.
3.3.
[verweerders inc. 1+2] voert verweer.

4.De vorderingen in de hoofdzaak

in conventie
4.1.
[eiseres inc.] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
Het testament van moeder nietig zal verklaren op grond van artikel 3:34 lid 2 BW;
Voor recht zal verklaren dat [verweerder inc. 2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres inc.] door het testament van moeder toch op te stellen en te passeren;
[verweerder inc. 2] zal veroordelen aan [eiseres inc.] te vergoeden de schade die zij daardoor heeft geleden en nog lijdt, te weten € 21.744,00 ter zake van de advocaatkosten, althans de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 9.360,00, alsmede de kosten die [verweerder inc. 2] aan de nalatenschap in rekening heeft gebracht, althans een bedrag dat door de rechtbank redelijk wordt geacht, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente per datum overlijden moeder;
[verweerder inc. 2] zal veroordelen tot betaling aan [eiseres inc.] van hetgeen deze onder zich heeft uit hoofde van de nalatenschap van vader en moeder, omdat [eiseres inc.] enig erfgename is, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente per datum overlijden moeder;
[verweerder inc. 1] zal veroordelen tot afgifte van de goederen (genoemd in het lichaam onder randnummer 4.5) en eventuele gelden die zij reeds heeft ontvangen uit de nalatenschap van vader en moeder, de gelden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst;
subsidiair
Voor recht zal verklaren dat de Zwitserse bankrekening niet is meegenomen in de verdeling van de nalatenschap van vader, omdat moeder deze heeft verzwegen;
Voor recht zal verklaren dat [eiseres inc.] geheel, op grond van artikel 3:194/6:162 BW, althans voor een vierde gedeelte gerechtigd is tot het bedrag dat ten tijde van het overlijden van vader op de Zwitserse bankrekening stond;
[verweerders inc. 1+2] hoofdelijk zal veroordelen het bedrag onder sub b. aan [eiseres inc.] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente per datum overlijden vader;
De hoogte van de legitieme portie vast zal stellen en [verweerder inc. 1] althans [verweerder inc. 2] , hoofdelijk, zal veroordelen tot betaling aan [eiseres inc.] van haar legitieme portie uit hoofde van de nalatenschap van moeder, omdat zij schuldeiser is in die nalatenschap, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf de datum van opeisbaarheid van de legitieme portie ex artikel 4:81 BW;
[verweerders inc. 1+2] zal veroordelen aan [eiseres inc.] de advocaatkosten die zij heeft moeten maken te vergoeden, ter hoogte van € 21.744,00, althans de buitengerechtelijke kosten van € 9.360,00, althans een bedrag dat door de rechtbank wordt vastgesteld;
Met veroordeling (eveneens voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad) van [verweerders inc. 1+2] in de kosten van het geding, met inbegrip van de nakosten zoals genoemd in artikel 237 lid 4 Rv, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat [verweerders inc. 1+2] in verzuim is deze kosten te voldoen.
4.2.
[eiseres inc.] legt aan haar primaire vorderingen samengevat ten grondslag dat het testament van moeder ingevolge artikel 3:34 lid 2 BW nietig is, omdat moeder ten tijde van het opstellen van het testament aan een geestelijke stoornis leed en haar wil tot testeren ontbroken heeft. [verweerder inc. 2] heeft onrechtmatig gehandeld door het testament toch te passeren. Hem kan worden verweten dat hij heeft nagelaten nader onderzoek te doen naar de geestestoestand van moeder. [eiseres inc.] heeft hierdoor schade geleden, omdat zij onder andere een advocaat heeft moeten inschakelen. Aan haar subsidiaire vorderingen heeft zij samengevat ten grondslag gelegd dat de Zwitserse bankrekening (deels) van vader was en moeder deze rekening bewust heeft verzwegen, waardoor moeder daarin niet meer meedeelt ingevolge artikel 3:194 BW. Verder vordert zij vaststelling en uitbetaling van haar legitieme portie, nu deze tot op heden niet op de juiste wijze is berekend.
4.3.
[verweerders inc. 1+2] voert verweer. Hij voert aan dat [eiseres inc.] gelet op de privatieve bevoegdheid van de executeur niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen jegens [verweerder inc. 1] . [eiseres inc.] heeft het recht verwerkt om het testament van moeder nietig te laten verklaren en daarnaast heeft zij onvoldoende gesteld ter zake van de geestelijke stoornis van moeder. De notaris heeft niet onrechtmatig gehandeld, want hij heeft geen aanleiding gehad om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van moeder. Bovendien is geen sprake van relativiteit en schade jegens [eiseres inc.] . Ten aanzien van haar stelling met betrekking tot de Zwitserse bankrekening heeft [eiseres inc.] niet voldaan aan haar stelplicht en bewijslast. [verweerders inc. 1+2] voert aan dat de legitieme portie van [eiseres inc.] moet worden vastgesteld conform de door hem overgelegde berekening. [verweerders inc. 1+2] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres inc.] , althans tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres inc.] , met uitzondering van de vordering “De hoogte van de legitieme portie vast te stellen”, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van [eiseres inc.] in de proceskosten, alsmede met veroordeling in de kosten van de executie van het in dezen te wijzen vonnis te vermeerderen met de nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten als [eiseres inc.] de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis heeft betaald.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
4.5.
[verweerders inc. 1+2] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Indien het verweer in conventie niet leidt tot de vaststelling van de legitieme portie van [eiseres inc.] op basis van zijn berekening: de hoogte van de legitieme portie vast zal stellen;
Indien de kosten van de notaris en de kosten van de ingeschakelde adviseur niet in de berekening van de legitieme portie worden opgenomen als kosten van vereffening: [eiseres inc.] bij wege van schadevergoeding zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 15.987,54, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis;
Met veroordeling van [eiseres inc.] in de proceskosten, alsmede met veroordeling in de kosten van de executie van het in dezen te wijzen vonnis te vermeerderen met de nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten als [eiseres inc.] de proceskosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis heeft betaald.
4.6.
[verweerders inc. 1+2] legt aan deze vorderingen ten grondslag dat de legitieme portie van [eiseres inc.] moet worden vastgesteld conform de door hem overgelegde berekening en dat – in het geval de kosten van de notaris en de kosten van de ingeschakelde adviseur niet worden opgenomen als kosten van vereffening – [eiseres inc.] in deze kosten moet worden veroordeeld op grond van de redelijkheid en billijkheid.
4.7.
[eiseres inc.] voert verweer. Zij voert aan dat haar legitieme portie niet conform de door [verweerders inc. 1+2] overgelegde berekening moet worden vastgesteld, nu onder andere de kosten voor het opknappen van de woning en andere nota’s niet op de juiste wijze in deze berekening zijn opgenomen. Ten aanzien van de kosten van de notaris en de kosten van de ingeschakelde adviseur geldt dat het gros hiervan kosten van de executele zijn, zonder dat daarin de kosten die zijn verbonden aan het contact met [eiseres inc.] daarin zijn uitgesplitst. Ook heeft de executeur zelf een groot aandeel gehad in de gang van zaken. [eiseres inc.] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [verweerders inc. 1+2] in diens vorderingen dan wel hem deze te ontzeggen, met veroordeling van [verweerders inc. 1+2] , zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, met inbegrip van de nakosten zoals genoemd in artikel 237 lid 4 Rv, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat hij in verzuim is deze kosten te voldoen.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident en in de hoofdzaak

Rechtsmacht en het toepasselijke recht
5.1.
Nu [verweerder inc. 1] in het buitenland woonachtig is en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering (jegens haar) kennis te nemen.
5.2.
Ingevolge artikel 6 aanhef en onder g Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in zaken betreffende nalatenschappen indien de erflater zijn laatste woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland had. In de onderhavige zaak vloeien de vorderingen van [eiseres inc.] voort uit de nalatenschap van moeder, die haar laatste woonplaats in Nederland had. Voor zover haar vorderingen ook voortvloeien uit de nalatenschap van vader geldt dat hij (blijkens de akte van verdeling van 30 oktober 1998, zie r.o. 2.3) ook zijn laatste woonplaats in Nederland had. De Nederlandse rechter is daarom bevoegd van de vorderingen kennis te nemen. In het testament van moeder is een rechtskeuze gedaan voor Nederlands recht, zodat Nederlands recht van toepassing is.
Hoedanigheid van procespartijen
5.3.
[verweerder inc. 1] heeft de nalatenschap van moeder beneficiair aanvaard (zo is ter zitting door [verweerder inc. 2] bevestigd). In beginsel eindigt daarmee de taak van de executeur en moet de nalatenschap volgens de regels van afdeling 4.6.3. BW worden vereffend. Niet in geschil is echter dat de goederen van de nalatenschap ruimschoots voldoende zijn om de schulden ervan te voldoen. In dat geval vindt er op grond van de wet (artikel 4:202 lid 1 onder a BW) geen vereffening van de nalatenschap plaats en blijft de executeur in functie.
5.4.
[eiseres inc.] heeft [verweerder inc. 1] “pro se” gedagvaard en uit de dagvaarding blijkt dat zij vorderingen jegens [verweerder inc. 1] als erfgename heeft ingesteld. [eiseres inc.] heeft [verweerder inc. 2] in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van moeder en in zijn hoedanigheid van notaris gedagvaard.
5.5.
[verweerders inc. 1+2] voert aan dat [eiseres inc.] niet-ontvankelijk is jegens [verweerder inc. 1] , omdat de executeur de erfgenamen in en buiten rechte vertegenwoordigt.
5.6.
Ingevolge artikel 4:144 lid 1 BW heeft de executeur als taak de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen, die tijdens zijn beheer uit die goederen moeten worden voldaan. Als er sprake is van een executeur geldt dat die de erfgenamen in en buiten rechte vertegenwoordigt (artikel 4:145 lid 2 BW). Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid is privatief, wat betekent dat de executeur met uitsluiting van de erfgenamen bevoegd is om in rechte op te treden ter zake van het beheer van de nalatenschap, zowel als eiser als in de hoedanigheid van gedaagde. De subsidiaire vorderingen onder a. t/m d. zien op de taken van de executeur. Zo wordt onder meer gevorderd het vaststellen en betalen van de legitieme portie aan [eiseres inc.] . Ingevolge artikel 4:7 lid 1 onder g BW is de schuld ter zake van een legitieme portie waarop krachtens artikel 4:80 BW aanspraak wordt gemaakt een schuld van de nalatenschap en de executeur heeft onder meer tot taak de schulden van de nalatenschap te voldoen. [eiseres inc.] zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar subsidiaire vorderingen onder a. t/m d. jegens [verweerder inc. 1] . De verwijzing van [eiseres inc.] naar het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 12 mei 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:2409, kan haar niet baten. In die zaak ging het om een executeur en erfgenaam die samen opheffing van het beslag vorderden, waarbij de voorzieningenrechter veronderstelde dat de executeur toestemming aan de erfgenaam had gegeven om over goederen van de nalatenschap te beschikken, omdat zij samen procedeerden, vertegenwoordigd door dezelfde advocaat. Dat is een andere situatie dan in de onderhavige zaak, waarin een legitimaris, niet-erfgenaam, geheel andere vorderingen instelt jegens de executeur en de erfgenaam als gedaagden. [eiseres inc.] kan wel worden ontvangen in haar subsidiaire vordering onder e. jegens zowel [verweerder inc. 2] als [verweerder inc. 1] , nu zij onder e. vordert [verweerders inc. 1+2] te veroordelen in de advocaatkosten, althans de buitengerechtelijke kosten, hetgeen geen schulden van de nalatenschap zijn.
5.7.
De primaire vorderingen van [eiseres inc.] zijn gebaseerd op de nietigheid van het testament van moeder. Naar het oordeel van de rechtbank geldt de privatieve bevoegdheid van de executeur niet in het kader van deze discussie, omdat deze discussie niet ziet op de taken van de executeur (het gaat nu immers niet om het beheer van de nalatenschap of om het voldoen van schulden), maar op een voorvraag: is er een geldig testament? In het geval dat de nietigheid van het testament van moeder zou komen vast te staan, heeft dit tot gevolg dat [verweerder inc. 1] geen enig erfgename is en dat [verweerder inc. 2] niet als executeur in de nalatenschap van moeder kan worden aangemerkt. Aangezien [eiseres inc.] onder meer de afgifte van (al) door [verweerder inc. 1] verkregen goederen uit de nalatenschap van moeder vordert, is noodzakelijk dat ook zij wordt betrokken.
In het incident
5.8.
[eiseres inc.] heeft haar incidentele vordering op artikel 843a Rv en artikel 4:78 BW gegrond. Artikel 843a Rv bepaalt dat een dergelijke vordering vereist dat zij een rechtmatig belang heeft bij inzage, afschrift of uittreksel, dat de bescheiden voldoende zijn bepaald en dat de bescheiden zien op een rechtsbetrekking waarbij zij partij is. Als [verweerders inc. 1+2] over bepaalde stukken niet beschikt, kan hij niet tot het verstrekken van een afschrift worden veroordeeld. In artikel 4:78 BW is opgenomen dat een legitimaris, niet-erfgenaam, tegenover de erfgenamen en met het beheer van de nalatenschap belaste executeurs aanspraak kan maken op inzage en afschrift van de bescheiden die zij nodig heeft om haar legitieme portie te berekenen. Hoever de informatieplicht uit hoofde van artikel 4:78 BW reikt, dient per geval te worden beoordeeld. De wetgever heeft gekozen voor een ruim toepassingsbereik met de bewoordingen “alle daartoe strekkende inlichtingen”, maar het is geen algemeen inzagerecht en het beperkt zich tot de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie. Met inachtneming van het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.
-
De bankafschriften
5.9.
Door het kunnen controleren van de financiële administratie van erflater, waaronder het vermogensverloop in de bankafschriften over de periode voor het overlijden van erflater, is het voor de legitimaris mogelijk om objectief de legitieme portie vast te stellen. Voor de vaststelling van de omvang van de legitimaire massa zijn immers ook voor het overlijden gedane giften door erflater van belang (artikel 4:65 BW juncto 4:67 e.v. BW). De legitimaris, niet-erfgenaam, heeft daarom ook een gerechtvaardigd belang bij het kunnen controleren of door de erflater aan erfgenamen of derden schenkingen zijn gedaan. Zij is niet gehouden af te moeten gaan op mededelingen van de executeur en/of erfgenamen daarover. Ten behoeve van de controle met name van de voor overlijden gedane giften is het van belang dat conform artikel 4:78 lid 1 BW ook de legitimaris, niet-erfgenaam, net als de erfgenamen, afschrift van en inzage in de financiële administratie van de erflater moet kunnen krijgen, waaronder een volledig overzicht van de in de nalatenschap aanwezige bankafschriften, dan wel de bankafschriften bij de bank die gedurende een periode van zeven jaar bewaard worden, om inzicht te krijgen in de door de erflater gedane giften. Uit de boedelbeschrijving blijken eventuele giften voor het overlijden van de erflater immers niet, terwijl belastingaangiften een vertekend beeld kunnen geven van de daadwerkelijke omvang van de nalatenschap.
5.10.
Het verweer van [verweerders inc. 1+2] dat [eiseres inc.] geen belang meer heeft bij de opgevraagde bankafschriften, aangezien deze worden gevraagd om eventuele giften in te korten en de bevoegdheid om giften in te korten ingevolge artikel 4:90 lid 3 BW is komen te vervallen, gaat niet op. [eiseres inc.] stelt dat zij de bankafschriften nodig heeft voor het vaststellen van de legitimaire massa c.q. de legitieme portie. Op grond van artikel 4:67 BW dienen de in dat artikel vermelde giften bij de berekening van de legitieme portie te worden meegenomen. Inkorting ziet op een geheel andere situatie, namelijk de situatie waarin hetgeen de legitimaris verkrijgt uit de nalatenschap niet voldoende is om haar legitieme portie te verschaffen en er vervolgens inkorting op giften aan de orde is. Dit kan pas na vaststelling van de legitieme portie aan de orde komen.
5.11.
Uit r.o. 5.9 vloeit voort dat de legitimaris, niet-erfgenaam, ter controle van het bestaan en de omvang van giften recht op en belang heeft bij een afschrift van de gevraagde bescheiden. [verweerder inc. 2] heeft ingevolge zijn taak als executeur de beschikking over de financiële administratie van moeder. [verweerder inc. 2] executeur is daarom gehouden kopieën van de gevraagde stukken aan [eiseres inc.] te verstrekken. De incidentele vordering jegens [verweerder inc. 2] notaris zal worden afgewezen. Dat [verweerder inc. 1] bescheiden onder zich heeft is niet gesteld of gebleken, zodat afwijzing van de incidentele vordering jegens haar volgt. De incidentele vordering tot het verstrekken van (kopieën van) bankafschriften van alle rekeningen (inclusief de Zwitserse bankrekening) van moeder over de vijf jaar voor haar overlijden zal worden toegewezen als hierna te melden.
-
Het afschrift van het saldo op de Zwitserse bankrekening van 24 mei 1998
5.12.
De rechtbank stelt vast dat volgens [eiseres inc.] “
klaarblijkelijk” ten tijde van het overlijden van vader een Zwitserse bankrekening heeft bestaan waarop “
naar verluidt” een aardig vermogen geparkeerd heeft gestaan, dat de precieze hoogte daarvan haar onbekend is en dat moeder de Zwitserse rekening volgens haar bewust heeft verzwegen. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres inc.] niet heeft voldaan aan haar stelplicht. Zij heeft met name niet voldoende concreet gemaakt waarop zij haar stelling baseert dat de Zwitserse rekening van vader (en moeder) er was ten tijde van het overlijden van vader. [eiseres inc.] heeft ter zitting verklaard dat zij dit heeft achterhaald door het “
reduceren en deduceren” van gesprekken met haar familie na het overlijden van moeder, maar zij heeft niet toegelicht wat de inhoud van deze gesprekken is geweest, wanneer die gesprekken hebben plaatsgevonden en met wie, en op welke wijze zij vervolgens tot de conclusie is gekomen dat de Zwitserse bankrekening (deels) op naam van vader stond. Hetgeen zij heeft gesteld over de inkeerregeling en een schikking uit 2014 tussen moeder en de belastingdienst ziet op het moment dat [eiseres inc.] te weten is gekomen dat moeder de Zwitserse bankrekening voor de belastingdienst had verzwegen; niet op een onderbouwing van haar vermoeden dat de Zwitserse bankrekening ten tijde van het overlijden van vader (deels) op naam van vader stond. De stellingen van [eiseres inc.] op dit onderdeel zijn onvoldoende concreet en bovendien niet onderbouwd. Haar incidentele vordering zal daarom op dit punt worden afgewezen.
-
Het taxatierapport van de woning
5.13.
Uit de conclusie van antwoord in reconventie blijkt dat [eiseres inc.] zich kan verenigen met de waardebepaling van de makelaar en de aangepaste WOZ-waarde van
€ 595.000,00. Zij heeft daarom geen belang meer bij haar incidentele vordering met betrekking tot een taxatierapport van de woning, zodat de incidentele vordering op dit onderdeel zal worden afgewezen.
-
Het taxatierapport van de schilderijen en andere kunstvoorwerpen
5.14.
Partijen hebben tijdens de zitting de waarde van de goederen vermeld op de lijst van goederen zoals aangehecht aan de brief van 12 december 2019 (r.o. 2.14) vastgesteld op een bedrag van € 9.000,00, zodat er geen behoefte meer is aan een taxatierapport van deze goederen. Dit betreft de goederen die [verweerder inc. 1] heeft ontvangen, waaronder een (beeld)vogel van keramiek en twee schilderijen van [naam schilder] (zie r.o. 2.14). Dit is blijkens het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 30 maart 2023 een vermindering van eis in incident op het onderdeel van de schilderijen en andere kunstvoorwerpen, zodat dit onderdeel geen bespreking meer behoeft.
-
Het taxatierapport van de inboedel en het taxatierapport van de sieraden
5.15.
[eiseres inc.] stelt dat diverse zaken niet zijn opgenomen op de inboedellijst, maar zij stelt niet welke zaken dit betreft. [verweerders inc. 1+2] heeft aangevoerd dat de waarde van de inboedel in 2017 door een taxateur is geschat en verkocht voor een bedrag van € 975,50. Van de inboedel is geen taxatierapport opgemaakt in verband met de beperkte waarde van de inboedel. Ter onderbouwing hiervan heeft [verweerders inc. 1+2] met productie 8 een verklaring van de boedelmakelaar overgelegd. Verder zijn volgens [verweerders inc. 1+2] geen sieraden in de woning van moeder of elders aangetroffen.
5.16.
Nu niet is gesteld of gebleken dat sprake is van overige concrete, waardevolle (roerende) vermogensbestanddelen van de nalatenschap – naast de goederen waar partijen de waarde van hebben vastgesteld op een bedrag van € 9.000,00 – waarvan taxatie nodig zou zijn voor de berekening van de legitieme portie van [eiseres inc.] , gaat de rechtbank ervan uit dat die er niet zijn. Daarbij is in aanmerking genomen dat [verweerders inc. 1+2] stukken die er niet zijn, niet kan overleggen en dat niet is gebleken van essentiële informatie die zou ontbreken. De rechtbank zal uitgaan van een totale waarde van de roerende goederen van
€ 9.975,50 (€ 975,50 + € 9.000,00). De rechtbank zal de incidentele vordering tot het overleggen van (een afschrift van) een taxatierapport van de inboedel en van een taxatierapport van de sieraden afwijzen.
-
De aangifte en aanslag erfbelasting
5.17.
Nu [verweerders inc. 1+2] de aangifte en aanslag erfbelasting als productie 3 heeft overgelegd, heeft [eiseres inc.] geen belang meer bij een veroordeling daartoe. De vordering wordt daarom op dit onderdeel afgewezen.
Tot slot in het incident
5.18.
De rechtbank zal [verweerder inc. 2] executeur veroordelen tot het verstrekken van de bescheiden (zoals hierboven overwogen in r.o. 5.11) door deze bij akte in het geding te brengen. De rechtbank ziet, vooralsnog, geen aanleiding aan de veroordeling een dwangsom te verbinden. Uit het zonder goede reden niet voldoen aan de veroordeling kan de rechtbank de gevolgen verbinden die haar geraden voorkomen. Nu het gaat om onder meer bankafschriften met betrekking tot een rekening in Zwitserland, is de gevorderde termijn van drie weken (na de datum van het vonnis) te kort om de benodigde gegevens te verzamelen. Deze termijn zal in redelijkheid worden bepaald op vier maanden na de datum van dit vonnis. De slotsom is dat [verweerder inc. 2] executeur zal worden veroordeeld tot het verstrekken van (kopieën van) bankafschriften van alle rekeningen (inclusief de Zwitserse bankrekening) van moeder over de vijf jaar voor haar overlijden door deze bij akte in het geding te brengen, waarvoor de zaak op de rol van 27 september 2023 zal worden geplaatst.
5.19.
Aangezien elk van partijen op enig punt als in het ongelijk gesteld te beschouwen is, zullen de proceskosten in het incident tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In de hoofdzaak
in conventie
Beroep op rechtsverwerking
5.20.
[verweerders inc. 1+2] voert aan dat [eiseres inc.] haar recht heeft verwerkt om het testament nietig te laten verklaren. Zij heeft in haar bericht van 29 mei 2017 (r.o. 2.6) onvoorwaardelijk de inhoud van het testament van moeder aanvaard, waaronder de bepaling dat zij onterfd is. Pas nadat de nalatenschap nagenoeg volledig was afgewikkeld heeft zij, bij brief van 9 november 2018 (r.o. 2.11), voor het eerst opgemerkt dat zij van mening was dat het testament vernietigd zou kunnen worden. In de brief van 14 maart 2019 (r.o. 2.13) heeft zij dit standpunt weer verlaten en is alleen aanspraak gemaakt op de legitieme portie. Voor het eerst in de dagvaarding stelt [eiseres inc.] dat het testament nietig is, terwijl zij met alle argumenten die zij hieraan ten grondslag legt al bekend was ten tijde van het overlijden van moeder.
5.21.
Rechtsverwerking wordt slechts aangenomen indien [eiseres inc.] zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van een aan haar toekomend recht. Op grond van vaste rechtspraak is enkel tijdsverloop of stil zitten niet genoeg voor rechtsverwerking. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist, op grond waarvan moet worden geoordeeld dat bij [verweerders inc. 1+2] het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [eiseres inc.] haar aanspraak niet (meer) geldend zou maken, hetzij de positie van [verweerders inc. 1+2] onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in het geval [eiseres inc.] haar aanspraak alsnog geldend zou maken. Het is aan [verweerders inc. 1+2] , die zich op rechtsverwerking beroept, te stellen en indien nodig te bewijzen dat van zodanige bijzondere omstandigheden sprake is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door [verweerders inc. 1+2] aangevoerde omstandigheden niet bijzonder genoeg om een beroep op rechtsverwerking te aanvaarden. Het beroep op rechtsverwerking slaagt daarom niet.
Nietigheid van (uiterste wilsbeschikking in) het testament?
5.22.
Volgens [eiseres inc.] was moeder ten tijde van het opstellen van haar testament niet wilsbekwaam en is het testament opgesteld onder invloed van een geestelijke stoornis, zodat het testament nietig is. Dit wordt door [verweerders inc. 1+2] betwist.
5.23.
Voorop staat dat moeder op 19 mei 2017, toen het testament werd verleden, handelingsbekwaam was en dus bekwaam tot het maken van een uiterste wilsbeschikking. Zij was immers meerderjarig en niet wegens een geestelijke stoornis onder curatele gesteld (vgl. artikel 4:55 BW in samenhang met artikel 3:32 BW). Tussen partijen is echter in geschil of een met de uiterste wilsbeschikking van 19 mei 2017 overeenstemmende wil van moeder moet worden geacht te hebben ontbroken omdat zij een geestelijke stoornis had zoals bedoeld in artikel 3:34 lid 1 BW. Indien dit het geval is, is de uiterste wilsbeschikking op grond van artikel 3:34 lid 2 BW nietig, aangezien het om een eenzijdige rechtshandeling gaat die niet tot één of meer bepaalde personen was gericht.
5.24.
De vraag of het testament nietig is, moet worden beantwoord aan de hand van artikel 3:34 BW. Voor toepassing van artikel 3:34 BW is vereist dat sprake is van een geestelijke stoornis. Is die aanwezig, dan wordt de voor de rechtshandeling vereiste wil geacht te ontbreken (i) indien de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette, of (ii) indien de wilsverklaring onder invloed van de stoornis is gedaan. De wil wordt dus vermoed te hebben ontbroken als een stoornis aanwezig is en één van deze twee omstandigheden zich heeft voorgedaan. Uitgangspunt is dat de partij die zich op artikel 3:34 BW beroept dit alles moet stellen en zo nodig bewijzen. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust deze stelplicht en bewijslast op [eiseres inc.] .
5.25.
De rechtbank zal hieronder eerst de vraag beantwoorden of moeder ten tijde van het opmaken van haar uiterste wilsbeschikking op 19 mei 2017 een geestelijke stoornis had. Bij die beoordeling kunnen ook feiten en omstandigheden die zijn voorafgegaan aan of gevolgd op het passeren van het testament van belang zijn.
5.26.
Ter onderbouwing van haar stelling dat bij moeder sprake was van een geestelijke stoornis, waardoor zij op 19 mei 2017 toen zij haar testament liet opstellen en ook in de periode daarvoor onvoldoende in staat was om haar wil te bepalen, heeft [eiseres inc.] het volgende gesteld. Volgens [eiseres inc.] was de fysieke gesteldheid van moeder niet goed, zo leed moeder aan kanker en heeft zij zolang [eiseres inc.] zich kan heugen een drankprobleem gehad. Ook mentaal was moeder volgens [eiseres inc.] “
ver heen”. Zij wijst daarbij op het onbetaald laten van rekeningen waardoor gas, water en licht waren afgesloten en er rechtszaken aanhangig waren. Verder stelt [eiseres inc.] dat zij in november 2013 met de zussen van moeder heeft gesproken over de vraag of bewind voor moeder zou moeten worden aangevraagd, maar dat het niet tot een definitieve aanvraag is gekomen. [eiseres inc.] wijst verder op een voorval in 2014, toen moeder “
naar verluidt” haar intrek had genomen in een hotel, waar zij een verwarde indruk heeft achtergelaten. Moeder is uiteindelijk (in 2017, zo begrijpt de rechtbank) opgenomen in een zorghotel. [eiseres inc.] heeft verschillende passages uit het medisch dossier van moeder geciteerd waaruit volgens haar blijkt dat moeder verward bij het zorghotel is aangekomen:
“(…)
13.04.2017: Bij opname was er sprake van zelfverwaarlozing en vervuilde woning waardoor patiente niet met ontslag naar huis kon, ook is er geen garantie dat patiente de aangeboden thuishulp accepteerd. Hierdoor werd in overleg met patiente en familie beslist tot ontslag naar een verpleeghuis. Eventueel kan van daaruit ontslag naar huis plaatsvinden (…)
(…) 4 cognitieve stoornissen, zelfverwaarlozing, vervuilde woning, niet op komen dagen op 12/4 op dagbehandeling (…)
24.4.2017 Zus belt, Mw. wordt vandaag uit ziekenhuis ontslagen, is uitbehandeld en mag naar huis.
Eigen huis is te vies, kan hier volgens zus niet naar toe.
(…)
03.05.2017 [zorghotel] belt (…) Mw stond ineens op de stoep. Heeft helemaal geen medicatie bij zich. (…)
(…)”.
5.27.
De vraag of op 19 mei 2017 sprake was van een geestesstoornis bij moeder moet worden beantwoord aan de hand van medische informatie: de vraag of sprake is van een stoornis vergt namelijk een medische beoordeling. De geciteerde passages uit het medisch dossier van moeder geven geen uitsluitsel over de wilsbekwaamheid van moeder ten tijde van het opmaken van de uiterste wilsbeschikking. In de geciteerde passages uit het medisch dossier is niets opgenomen over verwardheid van moeder. Wel is opgenomen dat sprake was van zelfverwaarlozing en een vervuilde woning, maar dit rechtvaardigt niet het oordeel dat sprake is van een geestelijke stoornis. In het medisch dossier is op 13 april 2017 opgenomen dat moeder aan vier cognitieve stoornissen lijdt, maar niet is opgenomen (of in elk geval is niet geciteerd dan wel onderbouwd) welke stoornissen dit zijn of wat de symptomen hiervan zijn. Daar komt bij dat, zoals door [verweerders inc. 1+2] is aangevoerd, onduidelijk is van wie de geciteerde passages afkomstig zijn en welke deskundigheid deze persoon of personen hebben. Op grond van hetgeen [eiseres inc.] heeft gesteld kan, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet worden vastgesteld dat moeder ten tijde van het opmaken van het testament op 19 mei 2017 leed aan een geestelijke stoornis, zodat het testament niet nietig is. Tegenover het gemotiveerde verweer van [verweerders inc. 1+2] heeft [eiseres inc.] haar stellingen onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering komt de rechtbank om die reden niet toe. Dit betekent dat de primair gevorderde verklaring voor recht dat het testament van moeder nietig is (onder a.) zal worden afgewezen.
5.28.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat ook indien zou komen vast te staan dat de in r.o. 5.26 genoemde beperkingen van moeder in het algemeen kunnen worden aangemerkt als een geestelijke stoornis als bedoeld in artikel 3:34 BW hieruit nog niet volgt dat bij haar ook sprake was van een stoornis die haar bij het opmaken van het testament belette om een redelijke afweging te maken van de bij dat testament betrokken belangen of de wilsverklaring onder invloed van de stoornis is gedaan. De notaris, aan wie het in de eerste plaats is te beoordelen of een testateur wilsonbekwaam is, heeft geen reden gezien voor twijfel aan het vermogen van moeder om een uiterste wil te maken. Volgens [eiseres inc.] had de notaris wel nader onderzoek moeten doen naar de geestestoestand van moeder gelet op de indicatoren genoemd in het voor de notariaat geldende Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van de notariële dienstverlening (hierna: het Stappenplan). Zij wijst in dit verband op de volgende omstandigheden: moeder had een hoge leeftijd, zij was niet meer in staat zelfstandig te wonen en verbleef in een zorginstelling, zij slikte een medicijn dat leidt tot vermoeidheid en verwardheid, het initiatief tot het opstellen van het testament kwam van de zus van moeder en moeder kon zelf haar eigen wil niet ondertekenen. [verweerder inc. 2] heeft in dit kader ter zitting verklaard dat hij twee of drie dagen voor het ondertekenen van het testament uitgebreid alleen met moeder heeft gesproken. Volgens hem heeft moeder welbewust in het testament haar petekind [verweerder inc. 1] tot enig erfgename benoemd. Na twee of drie dagen heeft hij weer uitgebreid met moeder gesproken en heeft moeder – in aanwezigheid van twee getuigen – het testament ondertekend. Moeder kon op dat moment bijvoorbeeld ook precies vertellen in welk laatje haar paspoort lag, hetgeen ook aangeeft dat hij geen enkele reden had om te twijfelen over haar geestestoestand. Verder heeft [verweerders inc. 1+2] betwist dat het initiatief tot het opstellen van het testament van de zus van moeder kwam. De rechtbank overweegt dat ook in het geval dat een aantal indicatoren aanwezig was genoemd in het Stappenplan (zoals door [eiseres inc.] gesteld) dit niet automatisch betekent dat moeder niet wilsbekwaam was. Uit de verklaringen van de notaris blijkt juist het tegendeel: moeder was helder en overzag de consequenties van haar besluiten. Het Stappenplan waarnaar [eiseres inc.] verwijst, moet door de notaris worden toegepast indien deze aanleiding heeft om te veronderstellen dat moeder niet wilsbekwaam was en, zoals uit zijn verklaringen blijkt, had [verweerder inc. 2] die aanleiding nu juist niet. De omstandigheid dat moeder zelf niet meer haar handtekening onder het testament kon zetten zegt verder iets over haar fysieke conditie, maar niet over haar geestestoestand, en is bovendien door [verweerders inc. 1+2] betwist. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat de uiterste wilsbeschikking van 19 mei 2017 weliswaar voor haar daarin onterfde dochter [eiseres inc.] ingrijpend is, maar niet een heel ingewikkelde of moeilijk te doorgronden inhoud heeft.
Overige primaire vorderingen
5.29.
[eiseres inc.] vordert onder b. een verklaring voor recht dat [verweerder inc. 2] onrechtmatig heeft gehandeld door het testament van moeder toch op te stellen en te passeren. Deze vordering kan slechts tegen [verweerder inc. 2] in hoedanigheid van notaris zijn gericht. Dit geldt ook voor de primaire vordering onder c., nu [eiseres inc.] onder c. vordert [verweerder inc. 2] te veroordelen de schade aan haar te vergoeden die zij “
daardoor” heeft geleden en nog lijdt. Gelet op hetgeen in r.o. 5.27 is overwogen, zullen deze vorderingen in het dictum van dit deelvonnis worden afgewezen. Voor zover deze vorderingen jegens [verweerder inc. 2] in hoedanigheid van executeur zijn ingesteld, ontbreekt enige grondslag, zodat ook dan afwijzing volgt. Hetzelfde lot treft de primaire vorderingen onder d. en e., aangezien ook deze vorderingen zijn gebaseerd op de stelling van [eiseres inc.] dat moeder op 19 mei 2017 niet wilsbekwaam was dan wel dat het testament nietig is.
De subsidiaire vorderingen
5.30.
[eiseres inc.] heeft subsidiair onder a. een verklaring voor recht gevorderd dat de Zwitserse bankrekening niet is meegenomen in de verdeling van de nalatenschap van vader, omdat moeder deze heeft verzwegen.
5.31.
De stelplicht en bewijslast van de stelling dat moeder de Zwitserse bankrekening opzettelijk heeft verzwegen, rust op [eiseres inc.] . In r.o. 5.12 is overwogen dat [eiseres inc.] niet aan haar stelplicht heeft voldaan waar het ziet op het bestaan van de bankrekening ten tijde van het overlijden van vader. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Daar komt bij dat [verweerders inc. 1+2] ter zitting het vermoeden heeft geuit dat de op het vermogensoverzicht van vader onder “
Banktegoeden” aangeduide “
Roparco”-rekening (zie de akte van verdeling van 30 oktober 1998, r.o. 2.3) de Zwitserse bankrekening betreft, wat zou leiden tot zijn conclusie dat de Zwitserse bankrekening onderdeel is van de verdeling van de nalatenschap van vader en er dus geen sprake was van verzwijging van de rekening door moeder. Nu niet is komen vast te staan dat de Zwitserse bankrekening ten tijde van het overlijden van vader bestond, zal de subsidiaire vordering onder a. worden afgewezen. Het verweer van [verweerders inc. 1+2] met betrekking tot de vervalbepaling van artikel 3:200 BW en de finale kwijting die in de akte van verdeling van 30 oktober 1998 is verleend, kan dan ook onbesproken blijven.
5.32.
De subsidiaire vorderingen onder b. en c. zullen eveneens worden afgewezen, nu ook deze zijn gebaseerd op de stelling van [eiseres inc.] dat de Zwitserse bankrekening ten tijde van het overlijden van vader bestond en moeder deze rekening heeft verzwegen.
Legitieme portie
5.33.
De subsidiaire vordering onder d. betreft (kort gezegd) het vaststellen van de hoogte van de legitieme portie van [eiseres inc.] . [verweerder inc. 2] executeur zal eerst (kopieën van) bankafschriften van alle rekeningen van moeder over de vijf jaar voor haar overlijden moeten verstrekken voor de legitieme portie van [eiseres inc.] kan worden vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak daartoe naar de rol van 27 september 2023 verwezen. [verweerder inc. 2] executeur kan dan voornoemde bankafschriften in het geding brengen en daarnaast kan hij, indien gewenst, (meteen) bij akte een nieuwe berekening van de legitieme portie in het geding brengen. Vervolgens zal de zaak twee weken daarna op de rol worden geplaatst voor antwoordakte, zodat ook [eiseres inc.] een berekening van de legitieme portie in het geding kan brengen.
5.34.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
in voorwaardelijke reconventie
5.35.
Ook de voorwaardelijke reconventionele vorderingen zullen worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
veroordeelt [verweerder inc. 2] executeur tot het verstrekken van (kopieën van) bankafschriften van alle rekeningen (inclusief de Zwitserse bankrekening) van moeder over de vijf jaar voor haar overlijden door deze bij akte in het geding te brengen, waarvoor de zaak op de rol zal komen van
27 september 2023,
6.2.
verklaart dit vonnis in incident tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
in conventie
6.5.
verklaart [eiseres inc.] niet-ontvankelijk in haar subsidiaire vorderingen onder
a. t/m d. jegens [verweerder inc. 1] ,
6.6.
wijst de primaire vorderingen onder a. t/m e. af,
6.7.
wijst de subsidiaire vorderingen onder a. t/m c. af,
6.8.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
27 september 2023voor de in het incident bedoelde akte overlegging producties alsmede (indien gewenst) voor een nieuwe berekening van de legitieme portie, zoals is overwogen in r.o. 5.33,
6.9.
bepaalt dat [eiseres inc.] in de gelegenheid wordt gesteld om op de rol van twee weken daarna een antwoordakte te nemen waarmee zij een berekening van de legitieme portie kan overleggen, zoals is overwogen in r.o. 5.33,
6.10.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in voorwaardelijke reconventie
6.11.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op
7 juni 2023.
fp/ms