ECLI:NL:RBGEL:2023:3489

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2729
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van handhaving tegen het parkeren van vrachtwagens rondom een wegrestaurant

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 20 juni 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een wegrestaurant in Beekbergen, dat zich richt op vrachtwagenchauffeurs. De gemeente Apeldoorn heeft aangekondigd handhavend op te treden tegen het parkeren van vrachtwagens buiten de bestemming 'verkeersdoeleinden'. De voorzieningenrechter oordeelt dat de brief van de gemeente waarin deze handhaving wordt aangekondigd, geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor is de voorzieningenrechter niet bevoegd om een oordeel te vellen over het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 26 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij de verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de omwonenden niet. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aangekondigde handhaving geen appellabel besluit betreft, omdat het gaat om feitelijke maatregelen die geen publiekrechtelijke rechtshandeling vormen. De voorzieningenrechter heeft daarom de ordemaatregel opgeheven en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat er geen reden is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/2729

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. S.P.M. Schaap)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn

(gemachtigden: mr. F. van de Kamp, mr. S. Klok en W. Mulder).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [woonplaats] en
[derde-partij]uit [woonplaats] (de omwonenden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de brief van het college van 7 februari 2023 waarin onder meer is aangekondigd dat vanaf 1 juni 2023 handhavend zal worden opgetreden tegen het parkeren van vrachtwagens langs [locatie] - voor zover dit gebeurt buiten de bestemming “verkeersdoeleinden’ - en de ventweg en het parkeren daar fysiek onmogelijk te maken.
1.1.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het college. De omwonenden waren met kennisgeving niet op de zitting aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op de zitting heeft de voorzieningenrechter een ordemaatregel getroffen en bepaald dat het college, in afwachting van de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, geen werkzaamheden mag verrichten om het parkeren fysiek onmogelijk te maken. In deze uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening wordt beoordeeld of de ordemaatregel moet worden gehandhaafd, opgeheven of gewijzigd.
De voorzieningenrechter heft de ordemaatregel op. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Verzoekster exploiteert een wegrestaurant aan de [locatie] in [woonplaats]. Het wegrestaurant richt zich met name op vrachtwagenchauffeurs, die ter plaatse kunnen douchen en eten.
4. Ten behoeve van de bedrijfsvoering van het restaurant zijn de afgelopen jaren extra parkeerplaatsen aangelegd. Voor een deel is dit gebeurd in de vorm van langs-parkeervakken direct naast de weg op enkele omringende wegen. Ook worden het halfverharde terrein tussen de parkeerplaats voor het restaurant en de oprit met de snelweg voor vrachtwagen-parkeren gebruikt. Omwonenden ervaren een toenemende mate van overlast als gevolg van de geparkeerde vrachtwagens en hebben klachten ingediend.
Het parkeren op het halfverharde terrein en het vrachtwagen-parkeren op enkele vakken langs de wegen is in strijd het geldende bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid. Het college heeft in de brief van 7 februari 2023 het volgende geschreven:
“Gelet op het vorenstaande hebben wij dan ook besloten om het parkeren van vrachtwagens op het halfverharde terrein, bij partijen bekend als Kavel B, te gedogen tot 1 januari 2028 en vanaf 1 juni 2023 handhavend op te treden tegen het parkeren van vrachtwagens langs [locatie] - voor zover dit gebeurt buiten de bestemming “’verkeersdoeleinden’- en de ventweg en het parkeren daar fysiek onmogelijk te maken.”
5. Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen ziet niet op het besluit om het parkeren op het halfverharde terrein te gedogen, maar alleen op de mededeling dat vanaf 1 juni 2023 handhavend wordt opgetreden tegen het parkeren van vrachtwagens langs [locatie] - voor zover dit gebeurt buiten de bestemming “’verkeersdoeleinden’- en de ventweg en het parkeren daar fysiek onmogelijk te maken.
Is sprake van een appellabel besluit?
6. Om ingang te vinden bij de bestuursrechter is een appellabel besluit nodig dat ter toetsing wordt voorgelegd. De voorzieningenrechter dient daarom allereerst te beoordelen of sprake is van een besluit. Als dat niet het geval is, is het bezwaarschrift niet-ontvankelijk en is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
6.1.
Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
6.2.
Van de zijde van verzoekster is betoogd dat de brief van het college kwalificeert als een appellabel besluit. Daarin wordt immers aangekondigd dat handhavend zal worden opgetreden en dat optreden heeft grote gevolgen voor verzoekster omdat haar klanten hun vrachtwagens dan niet meer (in de buurt) kunnen parkeren.
6.3.
Het college betwist dat van een appellabel besluit sprake is. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 25 januari 2023 [1] en de uitspraak van 30 september 2010 van rechtbank Amsterdam [2] stelt het college dat paaltjes worden geplaatst en een klein heuveltje zal worden aangebracht om parkeren van vrachtwagens onmogelijk te maken. Deze werkzaamheden leiden niet tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik maakt. Daarom is geen sprake van een besluit als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en dus is het besluit niet appellabel, zo stelt het college.
6.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het college heeft aangekondigd handhavend op te treden. Ter zitting heeft het college toegelicht waar die handhaving uit zal bestaan: er zullen feitelijke maatregelen worden getroffen om parkeren onmogelijk te maken en vrachtwagenchauffeurs die hun vrachtwagens in de berm parkeren zullen worden beboet. De voorzieningenrechter stelt vast dat dit feitelijke werkzaamheden zijn. Deze werkzaamheden leiden niet tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik maakt. Met het college is de voorzieningenrechter daarom van oordeel dat geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verder suggereren de woorden ‘handhavend optreden’ wel dat een bestuursrechtelijke procedure wordt gevoerd, namelijk het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang, maar daarvan is geen sprake. Verzoekster noch een ander is gelast om maatregelen te treffen, of om iets na te laten. Verzoekster is ook niet als overtreder van een wettelijke bepaling aangemerkt. In zoverre is dus evenmin sprake van een 'publiekrechtelijke rechtshandeling’, zodat geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De brief moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden aangemerkt als een informatieve brief, waarin wordt toegelicht welke maatregelen de gemeente, op haar eigen grond, zal treffen en waarom dat het geval is. Een dergelijke informatieve brief is geen besluit en niet appellabel, zoals ook het college stelt. Het bezwaarschrift zal daarom naar verwachting niet-ontvankelijk worden verklaard. Ondanks dat de voorzieningenrechter begrijpt dat dit feitelijke handelen door de gemeente voor verzoekster grote gevolgen kan hebben, bestaat dan ook geen ruimte voor het treffen van een voorlopige voorziening. De getroffen ordemaatregel zal daarom worden opgeheven.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter heft de getroffen voorlopige voorziening op.
8. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De voorzieningenrechter heft de getroffen voorlopige voorziening op.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.Y Snoeren-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.