AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Belastingheffing TOZO-1 uitkering bij partner van zelfstandig ondernemer
In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de belastingaanslag en de belastingrente beoordeeld. Eiseres, partner van een zelfstandig ondernemer, betwist dat zij de helft van de TOZO-1 uitkering heeft genoten en dat deze bij haar belast moet worden. De rechtbank oordeelt dat eiseres, door het aanvraagformulier mede te ondertekenen, als rechthebbende op de uitkering wordt beschouwd. De TOZO-regeling, gebaseerd op artikel 78f van de Participatiewet, kent het recht op bijstand aan echtgenoten gezamenlijk toe. De rechtbank concludeert dat eiseres de helft van de TOZO-1 uitkering heeft genoten, ondanks dat de uitkering feitelijk aan haar partner is uitbetaald. Eiseres stelt dat de belastingheffing in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat de wetgeving geen ruimte biedt voor een andere interpretatie. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan op 19 juni 2023 en is openbaar gemaakt.
Voetnoten
1.Besluit van 17 april 2020 houdende tijdelijke regels omtrent bijstandsverlening aan zelfstandigen die financieel getroffen zijn door de gevolgen van de crisis in verband met COVID-19.
2.Artikel 3 van de Participatiewet.
3.Artikel 3.146, eerste lid, onderdeel c, van de Wet IB 2001.
4.Artikel 3.1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet IB 2001 in samenhang met artikel 3.100, eerste lid, onderdeel a, van die wet en in samenhang met artikel 3.101, eerste lid, onderdeel a, van die wet.
5.Nota van toelichting bij het besluit van 17 april 2020, Stb. 2020, 118, p. 35.
6.Zoals bedoeld in artikel 11, vierde lid, van de Participatiewet.
7.Nota van toelichting bij het besluit van 17 april 2020, Stb. 2020, 118, p. 8.
8.Artikel 3.1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet IB 2001 in combinatie met artikel 3.100, eerste lid, onderdeel a, van die wet in combinatie met artikel 3.101, eerste lid, onderdeel a van die wet.
9.Vgl. recent ook de Advocaten-Generaal Wattel en Widdershoven in onderdeel 9.4.3.1 van hun gezamenlijke conclusie over toetsing aan het evenredigheidsbeginsel (ECLI:NL:RVS:2021:1468).