11.2.Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met deze uitleg niet voldaan aan zijn verplichting om inzichtelijk te maken met welke maatregelen uitvoering wordt of zal worden gegeven aan de noodzakelijke daling van stikstofdepositie binnen een afzienbare termijn. De enkele stelling van verweerder dat hij onderzoek doet naar maatregelen en dat deze maatregelen kunnen bestaan uit algemene maatregelen en maatregelen op vergunningniveau is hiervoor onvoldoende concreet. Dit betekent dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet deugdelijk is gemotiveerd.
Het betoog slaagt.
Finale geschilbeslechting?
12. In het verweerschrift heeft verweerder een nadere uitwerking gegeven van de maatregelen die hij onderzoekt en treft. De rechtbank ziet hierin met het oog op finale geschilbeslechting aanleiding om te bezien of verweerder hiermee inmiddels alsnog voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat toereikende passende maatregelen zijn of zullen worden getroffen.
13. In het aanvullende verweerschrift heeft verweerder de volgende motivering gegeven met betrekking tot de maatregelen die hij onderzoekt en treft:
“Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (afgekort: Wsn) in werking getreden. In deze wet zijn resultaats- en uitvoeringsverplichtingen opgenomen. In 2025 moet tenminste 40%, in 2030 tenminste 50% en in 2035 tenminste 74% van het totaal aantal hectares stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarden zit. In 2030 wordt een reductie van gemiddeld 255 mol/ha/jaar bereikt. Deze is berekend aan de hand van de verwachte autonome afname van depositie van 120 mol/ha/jaar en 103 tot 180 mol/ha/jaar als gevolg van 17 verschillende bronmaatregelen (opsomming staat vermeld in Kamerbrief van 24 april 2020 en memorie van toelichting Wsn). Wij verwijzen verder naar bijlage 3 (p. 65 e.v.) van het Beheerplan Rijntakken waarin maatregelen zijn opgenomen. Daarnaast bevatten de Uitvoeringsagenda Gelderse Maatregelen Stikstof 2021-2025 en de Contournota Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering maatregelen. Hiermee is naar onze mening voldoende inzichtelijk gemaakt op welke wijze er invulling is gegeven aan de beoordelingsruimte bij de keuze van de te treffen passende maatregelen. Wij verwijzen in dit verband naar de overwegingen 8 tot en met 10 van uw uitspraak op 22 oktober 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:5684). Gelet op de landelijke en gebiedsgerichte maatregelen is voldoende gewaarborgd dat de gunstige staat van instandhouding van beschermde habitattypen en habitatsoorten worden behaald. Het intrekken van de vergunning kan in dit geval niet beschouwd worden als een gewenste passende maatregel. Intrekken van de vergunning wordt daarom niet ingezet als passende maatregel.”
13. Verweerder wijst op de (bron)maatregelen die in de Wsn, het Beheerplan Rijntakken, de Uitvoeringsagenda Gelderse Maatregelen Stikstof 2021-2025 en de Contournota Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering zijn opgenomen. Hieronder volgt per document een samenvatting van de maatregelen.
Wet stikstofreductie en natuurverbetering
In de memorie van toelichting bij de Wsn staat dat voor de periode tot 2030 wordt ingezet op de volgende maatregelen:
opkoop van piekbelasters rondom natura 2000-gebieden (9,1 mol/ha/jaar);
een landelijke beëindigingsregeling (31,7 mol/ha/jaar);
verlagen ruw eiwitgehalte veevoer (tussen 18 en 67 mol/ha/jaar);
vergroten weidegang (tussen 0,8 – 3,7 mol/ha/jaar);
verdunnen mest (tussen 2,3 en 9,2 mol/ha/jaar);
stalmaatregelen / emissiearme stallen (tussen 20-27 mol/ha/jaar voor melkvee en tussen 10 en 14 mol/ha/jaar voor varkens);
tweede verhoging subsidieregeling sanering varkenshouderijen (8,5 mol/ha/jaar);
omschakelfonds duurzame landbouw (3,5 mol/ha/jaar);
mestverwerking (niet doorgerekend);
maatwerkaanpak piekbelasters industrie (tussen 0 en 0,3 mol/ha/jaar);
verkenning aanpassing bestaande Best Beschikbare Technologie (BBT) (tussen 0 en 5 mol/ha/jaar);
retrofit binnenvaart-katalysatoren (4,2 mol/ha/jaar);
Stimuleren elektrisch taxiën (0,4 mol/ha/jaar);
gerichte handhaving defecte en gemanipuleerde AdBlue-systemen vrachtwagens (2 mol/ha/jaar);
walstroom zeevaart (0,3 mol/ha/jaar);
innovatieregeling verduurzaming mobiele werktuigen bouwsector (onbekend).
Contourennota
De contourennota van 16 juli 2021 beschrijft de contouren van het programma Stikstofreductie en Natuurverbetering. In deze nota staan dezelfde maatregelen die zijn benoemd in de Wsn.
Uitvoeringsagenda
In paragraaf 5.3 van dit document staat verweerders ambitie weergegeven om diverse bronmaatregelen te realiseren die de landbouw, de mobiliteit, de industrie en de bouw raken. De bronmaatregelen die zien op de landbouw bestaan uit het aanbod van een vrijwillige stoppersregeling en een stalinnovatieregeling voor kalverhouderijen én sectorafspraken voor emissiearme stallen in de pluimvee- en melkveesector.
De bronmaatregelen die zien op de mobiliteit bestaan uit het vergroenen van vervoer; het realiseren van hubs, het vergroenen van ov-materieel, het aanleggen van fietsinfrastructuur, gedragsmaatregelen, het realiseren van modal shift in het goederenvervoer, het vergroenen van goederenvervoer, het afwaarderen van provinciale wegen, de corridoraanpakken, het aanleggen van laadinfrastructuur, het realiseren van Mobility as a Service (Maas) en het bevorderen van zero-emissie in binnensteden.
De bronmaatregelen die zien op de industrie bestaan uit het bevorderen van de ontwikkeling van projecten met als doel de reductie van CO2 en NOₓ in de papierindustrie, sectorbrede afspraken in de papierindustrie en bevordering van de optimalisatie van Best Beschikbare Technieken bij de meest impactvolle bedrijven.
De bronmaatregelen die zien op de bouw bestaan uit bevordering van de vernieuwing van mobiele werktuigen in de bouwsector en het volgen van de monitoring en evaluering van de resultaten van deze vernieuwing, bevordering van de ontwikkeling van pilots die helpen lessen te leren rond stikstofreductie, stimuleren van emissiereductie in de rol als aanbesteder en de realisatie van bouwhubs, het bevorderen van verdere verduurzaming van aanleg, beheer en onderhoud van infrastructuur, periodieke overleggen binnen de sector en de uitwisseling van kennis op het gebied van aanbesteding en innovaties, het stimuleren van een lager autogebruik door een handreiking rond lagere parkeernormen en de ontwikkeling van woningbouwplannen in de nabijheid van openbaar vervoer.
Beheerplan
In paragraaf 5 en bijlage 3 van het Beheerplan worden diverse maatregelen genoemd. Deze maatregelen bestaan uit het (extra) maaien van glanshaverhooiland en stroomdalgrasland in de uitwaarden, de voorbereiding en uitvoering van diverse projecten in de uiterwaarden die zorgen voor behoud, herstel en uitbreiding van habitattypen door bijvoorbeeld uitbreiding van onder andere glanshaverhooiland en stroomdalgrasland, aanleg van ooibos en verbetering van beheer én het opstellen van plannen voor verbetering kwaliteit leefgebied van soorten zoals de kwartelkoning.
14. Eiseres heeft met betrekking tot deze maatregelen aangegeven dat zowel voor wat de emissiereductie door stalsystemen als de maatregel met betrekking tot veevoer het twijfelachtig is of de beoogde emissiereductie zal worden gehaald.
15. In de uitspraak van 22 oktober 2021, die verweerder in het verweerschrift noemt, is overwogen dat verweerder destijds met de verwijzing naar de documenten die ook nu worden benoemd voldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke andere passende maatregelen worden of zullen worden genomen ter voorkoming van verslechtering of significante verstoring van de natuurwaarden in de Rijntakken (en de Veluwe) en dat voldoende inzichtelijk is gemaakt binnen welk tijdpad deze maatregelen worden getroffen en wanneer ze naar verwachting effect sorteren. De rechtbank heeft echter ook een duidelijk en ondubbelzinnig voorbehoud gemaakt en in overweging 11 overwogen dat niet van alle aangekondigde maatregelen op het moment van de uitspraak al duidelijk was of zij daadwerkelijk zullen worden uitgevoerd en welke reducerende effecten dat precies zou hebben. Expliciet is aangegeven dat hoewel in die zaak is geconcludeerd dat verweerder op dat moment voldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke passende maatregelen zullen worden genomen, dit hem niet ontslaat van zijn verantwoordelijkheid om ook in de nabije toekomst daadwerkelijk aan de slag te gaan met de verdere uitwerking en uitvoering van de aangekondigde of andere maatregelen.
De rechtbank merkt daarnaast op dat de bovengenoemde uitspraak ging over een stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied “Rijntakken” van 0,19 mol/ha/jaar. Voor een dergelijke stikstofdepositie zijn vanzelfsprekend minder passende maatregelen nodig dan voor de depositie van 14,4 / 45,1 mol/ha/jaar, waar het in deze zaak om gaat.
16. De rechtbank stelt voorop dat inmiddels meer dan een jaar is verstreken sinds de aangehaalde rechtbankuitspraak en bijna 1,5 jaar sinds de Wsn, de contourennota en de uitvoeringsagenda zijn vastgesteld. Verweerder heeft in deze zaak niet meer naar voren gebracht dan opnieuw te wijzen op dezelfde documenten. Het had op de weg van verweerder gelegen om nader toe te lichten in hoeverre uitvoering wordt gegeven aan de maatregelen en of de doelen die daarin worden gesteld ook (kunnen) worden bereikt. Een concrete toelichting op welke stappen inmiddels zijn gezet had voor de hand gelegen. Daarbij merkt de rechtbank op dat bij de vorige uitspraak met de verwijzing van verweerder genoegen is genomen, maar dat overweging 11 van de aangehaalde rechtbankuitspraak expliciet wijst op de verantwoordelijkheid om ook echt aan de slag te gaan. Destijds was onduidelijk welke maatregelen daadwerkelijk zouden worden genomen en wat de reducerende effecten zouden zijn. Nu, ruim een jaar later, heeft verweerder op de zitting enkel aangegeven dat er in oktober 2022 een voortgangsrapportage is verschenen waaruit blijkt dat diverse maatregelen zijn getroffen. Omdat deze voortgangsrapportage echter niet in deze procedure is ingebracht, kan de rechtbank deze niet betrekken in haar oordeel.
17. Ten aanzien van hetgeen eiseres over de maatregelen heeft aangevoerd overweegt de rechtbank als volgt. Uit de maatregelen volgt dat zowel verweerder als de wetgever voor het behalen van een groot deel van de stikstofreductie inzet op stalmaatregelen. De totale geprojecteerde emissiereductie bedraagt tussen de 29 en 41 mol/ha/jaar en daarmee ongeveer een kwart van de totale emissiereductie van tussen de 103 tot 180 mol/ha/jaar. Recentelijk heeft de Afdeling meerdere uitspraken heeft gedaan over emissiearme stalsystemen in de melkveehouderij.Daaruit volgt dat het onduidelijk is of voor bepaalde emissiearme stalsystemen voor melkveehouderijen de emissiereductie wel kan worden gehaald. Dit betekent dat ook niet vast staat of de beoogde reductie met deze maatregel van 20 tot 27 mol/ha/jaar wel kan worden behaald. Uit het aan deze uitspraken ten grondslag liggende WUR-rapport blijkt daarnaast dat ook voor emissiearme stalsystemen bij varkenshouderijen het verwijderingsniveau van ammoniak ruim lager ligt dan het verwachte prestatieniveau volgens de Rav-normering. Het is daarom ook voor emissiearme stalsystemen bij varkenshouderijen nog maar de vraag of een beoogde totale reductie van 10 tot 14 mol zal worden gehaald.
De maatregel uit de Wsn inzake het verlagen van het ruweiwitgehalte in veevoer voor varkens, pluimvee en melkvee die moet leiden tot een emissiereductie tussen 18 en 67 mol/ha/jaar is nog niet uitgevoerd. Het college heeft ook niet nader gemotiveerd wanneer deze maatregel wordt uitgevoerd.
De rechtbank is gelet op het voorgaande, anders dan in de eerdere uitspraak van 22 oktober 2021, in deze zaak van oordeel dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze de maatregelen uit de Wsn, de contourennota, de uitvoeringsagenda en het beheerplan bijdragen aan de noodzakelijke daling van de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied. De rechtbank ziet daarom in deze zaak geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten.
18. Gelet op wat onder 11.2 is overwogen, is het beroep van eiseres gegrond.
Verweerder heeft in het bestreden besluit, voor zover dit besluit ziet op de weigering om op grond van artikel 5.4, tweede lid, van de Wnb over te gaan tot gedeeltelijke intrekking van de natuurvergunning, onvoldoende gemotiveerd dat met de aangegeven maatregelen uitvoering wordt of zal worden gegeven aan de noodzakelijke daling van stikstofdepositie binnen een afzienbare termijn. Daarom zal het bestreden besluit op dit punt worden vernietigd. Omdat met het verweerschrift niet alsnog een toereikende motivering is gegeven, ziet de rechtbank geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op dit punt in stand te laten. Dit betekent dat verweerder het verzoek van eiseres om op grond van artikel 5.4, tweede lid, van de Wnb over te gaan tot gedeeltelijke intrekking dan wel wijziging van de natuurvergunning, opnieuw zal moeten beoordelen.
Verweerder heeft wel terecht geweigerd om de natuurvergunning op grond van artikel 5.4, eerste lid, onder b, van de Wnb in te trekken. Omdat dit besluitonderdeel in stand blijft hoeft verweerder op dit punt geen nieuw besluit te nemen.
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op een zitting, met een waarde van € 837 per punt en wegingsfactor 1). Ook de reiskosten (€ 30,60) en de verletkosten (€ 170) komen voor vergoeding in aanmerking.
De deskundigenkosten (de kosten voor de adviezen van De Roever en de Universiteit Wageningen) komen niet voor vergoeding in aanmerking. In omgevingsrechtelijke zaken geldt namelijk dat deskundigenkosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen als de beroepsgrond waar het deskundigenrapport op ziet, slaagt.De deskundigenrapporten van De Roever en de Universiteit Wageningen zien op dierenwelzijn en zijn aangevoerd in het kader van de intrekkingsgrond uit artikel 5.4, eerste lid, onder b, van de Wnb. Deze beroepsgrond slaagt echter niet, wat betekent dat ook de deskundigenkosten niet worden vergoed.
20. Tot slot bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 354 aan haar vergoedt.