ECLI:NL:RBGEL:2023:3321

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
406326
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verdeling van onverdeelde eigendom van gronden met betrekking tot woningbouwplannen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil over de verdeling van onverdeelde eigendom van percelen grond. De eisende partij, [eis in conv], is voor de onverdeelde helft eigenaar van de gronden, terwijl de gedaagden, [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv], nichten zijn van [eis in conv] en ieder voor één vierde gedeelte onverdeeld eigenaar zijn. De gronden zijn sinds de 19e eeuw familiebezit en maken deel uit van een plangebied voor woningbouw. De procedure is gestart na een conservatoir beslag door [bedrijf 2] op de gronden, en een eerdere kort geding procedure waarin [eis in conv] niet-ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak de vorderingen van partijen besproken, waarbij [eis in conv] verzoekt om een verdeling van de gronden en de gedaagden verweer voeren tegen deze vordering. Tevens zijn er reconventionele vorderingen ingesteld door [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv], die onder andere vragen om een verklaring dat [eis in conv] zijn aandeel in de gronden niet zonder toestemming mag verkopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, wat betekent dat de beslissingen in deze zaak bindend zijn voor alle betrokken partijen.

De mondelinge behandeling is gepland om de juridische standpunten verder toe te lichten en te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een minnelijke regeling. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en zal partijen in de gelegenheid stellen hun standpunten nader toe te lichten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/406326 / HA ZA 22-306 / 1547
Vonnis van 7 juni 2023
in de zaak van
[eis in conv] ,genaamd
[naam 1],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eis in conv] ,
advocaat: mr. F.C. Schirmeister te Amsterdam,
tegen

1.[ged sub 1 in conv] ,

te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.M.H. Ceelen te Doetinchem,
2.
[ged sub 2 in conv],
te [woonplaats] ,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 december 2022
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 maart 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eis in conv] is voor de onverdeelde helft eigenaar van percelen grond te [plaats] , kadastraal bekend gemeente [plaats] , [perceel 1] en [perceel 2] (hierna: de gronden). [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv] zijn nichten van [eis in conv] en ieder voor één vierde gedeelte onverdeeld eigenaar van de gronden. De gronden zijn sinds de 19e eeuw familiebezit.
2.2.
De gronden maken deel uit van het plangebied [naam plangebied] te [plaats] als mogelijke locatie voor de bouw van woningen. De gronden hebben tot op heden een agrarische bestemming en worden verpacht.
2.3.
[eis in conv] , [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv] hebben bij overeenkomst van 26 maart 1996 met [bedrijf 1] , een rechtsvoorganger van [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ), afspraken gemaakt over de (mogelijke) ontwikkeling en verkoop van de gronden aan [bedrijf 1] ten behoeve van woningbouw in [naam plangebied] . Op dezelfde dag is er een nadere koopovereenkomst tussen deze partijen gesloten.
2.4.
In 2021 heeft er overleg plaatsgevonden tussen [naam 2] enerzijds en [eis in conv] , [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv] anderzijds over mogelijke verkoop van de gronden aan [naam 2] . Dit overleg heeft niet geleid tot verkoop van de gronden aan [naam 2] (met wie [eis in conv] eerder al een voorwaardelijke afspraak had tot koop van het aandeel van [eis in conv] in de gronden).
2.5.
[eis in conv] heeft zijn onverdeeld aandeel in de eigendom van de gronden bij koopovereenkomst van 4 juni 2022 verkocht aan [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ). De levering stond gepland op 1 september 2022, of zoveel eerder of later als partijen nader zouden overeenkomen.
2.6.
[bedrijf 2] heeft op 23 augustus 2022 conservatoir beslag tot levering doen leggen op de gronden ten laste van [eis in conv] , [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv] .
2.7.
Bij dagvaarding van 6 september 2022 is [bedrijf 2] een procedure bij deze rechtbank gestart tegen [eis in conv] , [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv] , waarin [bedrijf 2] een verklaring voor recht vordert dat de overeenkomst uit 1996 rechtsgeldig is en onverkort bindend, met veroordeling van [eis in conv] , [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv] tot nakoming van die overeenkomst en met een verbod de gronden te leveren aan een derde.
2.8.
[eis in conv] heeft bij deze rechtbank een kort geding aangespannen tegen [bedrijf 2] , waarbij [eis in conv] opheffing van het hiervoor onder r.o. 2.6 vermelde beslag heeft gevorderd. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 5 december 2022 is [eis in conv] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen.
2.9.
Partijen hebben tot op heden geen overeenstemming bereikt over de toekomst van hun (aandeel in de) gronden.

3.Het geschil

in conventie
de vordering van [eis in conv] tegen [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv] en het verweer van [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv] daartegen
3.1.
[eis in conv] vordert - samengevat en na wijziging van eis - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de verdeling van de gronden tussen partijen uitspreekt en de wijze van verdeling en de verdeling zelf vaststelt als volgt:
  • door toedeling aan [eis in conv] van zijn aandeel in de gronden waarop de bouwplannen van [naam 2] waren geprojecteerd, als aangegeven op de door hem als productie 23 overgelegde kaart, althans door toedeling aan [eis in conv] van twee aaneengesloten delen, zoals op deze kaart is aangegeven,
  • telkens met de bepaling dat het vonnis dezelfde kracht heeft als een in de wettelijke vorm opgestelde akte van degene(n) die tot de rechtshandeling is/zijn gehouden.
3.2.
[ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv] voeren verweer. [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eis in conv] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eis in conv] met veroordeling van [eis in conv] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
de vordering van [ged sub 1 in conv] tegen [eis in conv] en het verweer van [eis in conv] daartegen
3.4.
[ged sub 1 in conv] vordert, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht zal verklaren dat [eis in conv] zijn onverdeelde helft in de gronden niet zonder toestemming mag verkopen en leveren aan een derde,
b. voor recht zal verklaren dat [eis in conv] onrechtmatig handelt indien hij zijn onverdeelde aandeel in de gronden zonder de toestemming van haar verkoopt en levert aan een derde,
c. aan haar zal toedelen de onverdeelde helft van [eis in conv] in de gronden tegen de agrarische waarde, te bepalen door een door de rechtbank aan te wijzen deskundige,
d. zal bepalen dat het vonnis dezelfde kracht heeft als een in de wettelijke vorm opgestelde akte van degene die tot de rechtshandeling is gehouden.
3.5.
[eis in conv] voert verweer. [eis in conv] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [ged sub 1 in conv] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [ged sub 1 in conv] met veroordeling van [ged sub 1 in conv] in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van [ged sub 1 in conv] en [eis in conv] wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
de vordering van [ged sub 2 in conv] tegen [eis in conv] en [ged sub 1 in conv] en het verweer van [eis in conv] daartegen
3.7.
[ged sub 2 in conv] vordert, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. de vordering tot (gehele of gedeeltelijke) verdeling van de gronden voor een periode van drie jaar, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn aan [eis in conv] en [ged sub 1 in conv] zal ontzeggen, althans deze zal uitsluiten op de voet van artikel 3:178 BW,
b. voorwaardelijk, voor zover [bedrijf 3] dan wel een van haar mogelijke rechtsopvolgers in voorkomend geval zou weigeren mee te werken aan de levering van (haar aandeel in) de gronden aan [bedrijf 2] , [eis in conv] zal veroordelen tot (vergoeding van, zo begrijpt de rechtbank) alle schade die [ged sub 2 in conv] daardoor zal lijden.
3.8.
[eis in conv] voert verweer. [eis in conv] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [ged sub 2 in conv] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [ged sub 2 in conv] met veroordeling van [ged sub 2 in conv] in de kosten van deze procedure.
3.9.
Op de stellingen van [ged sub 2 in conv] en [eis in conv] wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De nadere instructie van de procedures in conventie en in reconventie

De reconventionele vordering van [ged sub 2 in conv]
4.1.
heeft haar reconventionele vordering ingesteld tegen zowel [eis in conv] (eiser in conventie) als tegen [ged sub 1 in conv] , haar medegedaagde in conventie. Alleen [eis in conv] heeft op die vordering geantwoord. Tijdens de mondelinge behandeling is de vraag gerezen in hoeverre [ged sub 2 in conv] [ged sub 1 in conv] kan betrekken in reconventie en of [ged sub 1 in conv] nog in de gelegenheid moet worden gesteld op de door [ged sub 2 in conv] ingestelde vordering in reconventie te antwoorden. Deze vraag zal nu eerst worden beantwoord.
4.2.
Een gedaagde kan alleen een reconventionele vordering tegen een medegedaagde instellen indien sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Van processuele ondeelbaarheid van een rechtsverhouding in die zin dat daaromtrent door de rechter slechts kan worden beslist in een geding waarin alle bij deze rechtsverhouding betrokkenen partij zijn, is sprake indien het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van al die betrokkenen in dezelfde zin luidt. Dit mag slechts worden aangenomen indien aard en inhoud van de rechtsverhouding daartoe nopen, hetgeen meebrengt dat de vraag of van zodanige ondeelbaarheid kan worden gesproken, zich niet altijd leent voor beantwoording in algemene zin, aangezien de bijzonderheden van het gegeven geval van doorslaggevende betekenis kunnen zijn (Hoge Raad 26 maart 1993, NJ 1993/489).
4.3.
Een vordering tot verdeling van een nalatenschap betreft in beginsel een rechtsverhouding waarbij het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing daarover in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokken partijen. Dat betekent dat de rechter de beslissing over de verdeling slechts kan geven in een geding waarin allen die bij die rechtsverhouding zijn betrokken, partij zijn, zodat de rechterlijke beslissing hen allen bindt. Iedere partij in een procedure over een processueel ondeelbare rechtsverhouding heeft in eerste aanleg het recht jegens alle andere bij die rechtsverhouding betrokken partijen een beslissing daaromtrent te vorderen, ongeacht wie de procedure heeft aangespannen en ongeacht tegen wie de bij dagvaarding ingestelde vordering zich richt. Voorts heeft ieder van hen het recht verweer te voeren tegen een vordering met betrekking tot een processueel ondeelbare rechtsverhouding, ongeacht door en tegen wie deze is ingesteld. Met betrekking tot een processueel ondeelbare rechtsverhouding geldt dus een uitzondering op de regel van de dagvaardingsprocedure dat een reconventionele vordering uitsluitend kan worden ingesteld tegen degene die als wederpartij de vordering in conventie heeft ingesteld (Hoge Raad 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:411).
4.4.
De vorderingen van [eis in conv] en [ged sub 1 in conv] strekken tot partiële verdeling van gronden waarvan [eis in conv] , [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv] gemeenschappelijk eigenaar zijn. In zoverre verschilt de onderhavige zaak niet van een verdeling tussen erfgenamen van gronden die onderdeel uitmaken van een nalatenschap. Dit wordt niet anders doordat [ged sub 2 in conv] uitstel van de verdeling vordert.
4.5.
Daarbij komt dat de beslissingen in de vordering in reconventie gevolgen kunnen hebben voor alle partijen. Indien bijvoorbeeld de vordering van [ged sub 2 in conv] ten opzichte van [eis in conv] zou worden toegewezen en [ged sub 2 in conv] niet-ontvankelijk zou worden verklaard in haar reconventionele vordering tegen [ged sub 1 in conv] , staat [eis in conv] voor wat betreft de door hem verlangde toedeling van zijn aandeel in de gronden voorlopig ‘buitenspel’. Hij heeft voor de door hem gewenste verdeling immers de medewerking van zowel [ged sub 1 in conv] als [ged sub 2 in conv] nodig. Tegelijkertijd bestaat de mogelijkheid dat de reconventionele vordering van [ged sub 1 in conv] tegen hem wordt toegewezen met als gevolg dat [eis in conv] zijn aandeel in de gronden moet afstaan aan [ged sub 1 in conv] . Uitstel van de verdeling betekent voor hem dan in feite afstel. Bovendien kan hierdoor buiten [ged sub 2 in conv] om een verdeling plaatsvinden. Dat is rechtens onaanvaardbaar. In de onderhavige procedure is het dan ook noodzakelijk dat de beslissing op de vordering van [ged sub 2 in conv] tot uitstel van de verdeling ten aanzien van alle betrokkenen in dezelfde zin luidt.
4.6.
Gelet op de aard van de rechtsverhouding, de ingestelde vorderingen en de belangen van partijen is dus sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Op grond van hetgeen hiervoor onder r.o. 4.3 is overwogen is het [ged sub 2 in conv] toegestaan om haar reconventionele vordering tevens jegens [ged sub 1 in conv] in te stellen.
4.7.
De rechtbank zal [ged sub 1 in conv] dan ook in de gelegenheid stellen ter voort te zetten mondelinge behandeling een
conclusie van antwoordte nemen op de eis in reconventie van [ged sub 2 in conv] . [ged sub 1 in conv] dient haar schriftelijke conclusie
uiterlijkvier wekenvoor aanvang van de mondelinge behandeling toe te zenden aan de rechtbank en aan [ged sub 2 in conv] en [eis in conv] .In het belang van de voorbereiding van de mondelinge behandeling wordt verwacht dat deze termijn strikt wordt nageleefd. Na de mondelinge behandeling kan de conclusie niet meer genomen worden.
De reconventionele vordering van [ged sub 1 in conv]
4.8.
[ged sub 1 in conv] heeft haar vordering, zoals tijdens de mondelinge behandeling bevestigd, beoogd alleen in te stellen tegen [eis in conv] . Alleen [eis in conv] heeft op die vordering geantwoord.
4.9.
De Hoge Raad heeft in het hiervoor onder r.o. 4.3 vermelde arrest tevens overwogen dat de uitzondering op de regel van de dagvaardingsprocedure dat een reconventionele vordering uitsluitend kan worden ingesteld tegen degene die als wederpartij de vordering in conventie heeft ingesteld, wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat meer partijen bij de rechtsverhouding zijn betrokken en het wenselijk is dat ieder van hen in één en hetzelfde geding vorderingen met betrekking tot die rechtsverhouding kan instellen en verweer tegen zulke vorderingen kan voeren, en dat daadwerkelijk één beslissing over die rechtsverhouding voor alle daarbij betrokken partijen kan worden gegeven.
4.10.
Het vermelde in r.o. 4.2-4.6 brengt met zich dat de rechtbank het voornemen heeft om terug te komen op haar beslissing in het tussenvonnis van 7 december 2022 onder r.o. 2.5 (en de bevestiging van die beslissing in het proces van de mondelinge behandeling van 15 maart 2023) waarin is beslist dat de randnummers 3.25 tot en met 3.31 van de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van [ged sub 2 in conv] (waarin zij reageert op de reconventionele vordering van [ged sub 1 in conv] ) buiten beschouwing worden gelaten. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling mogen partijen zich hierover uitlaten. In het kader van een efficiënte besteding van de beschikbare zittingstijd geeft de rechtbank partijen in overweging voormelde randnummers in hun voorbereiding wel te bestuderen, zodat deze - indien en voor zover inderdaad wordt terugkomen op deze beslissing - inhoudelijk kunnen worden besproken tijdens de mondelinge behandeling.
Vervolg
4.11.
De mondelinge behandeling zal worden voortgezet. Vanwege de tijdens de mondeling behandeling besproken wens van partijen om de zaak op zo kort mogelijke termijn voort te zetten en de beperkte beschikbaarheid van de rechtbank zal de mondelinge behandeling plaatsvinden ten overstaan van de in de beslissing vermelde rechter.
4.12.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij op de voortgezette mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
4.13.
Op de mondelinge behandeling wordt aan de advocaten van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen, voor zover deze nog niet ter zitting van 15 maart 2023 zijn besproken, nader toe te lichten. Zij hebben hiervoor ieder ten hoogste vijftien minuten de tijd en mogen daarbij gebruik maken van beknopte spreekaantekeningen van maximaal vijf A4. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zijn niet toegestaan.
4.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een mondelinge behandeling en verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen, het nader onderbouwen van hun stellingen en het beproeven van een minnelijke regeling, door mr. M.S.T. Belt, in het paleis van justitie te Arnhem, Walburgstraat 2-4, op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.2.
bepaalt dat [eis in conv] , [ged sub 1 in conv] en [ged sub 2 in conv] dan in persoon aanwezig moeten zijn,
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 21 juni 2023voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
juli 2023tot en met
september 2023, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
5.4.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
5.5.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
5.6.
wijst partijen er op, dat voor de mondelinge behandeling
180 minutenzal worden uitgetrokken,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.