ECLI:NL:RBGEL:2023:3223

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
C/05/401868 / HA ZA 22-142
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van schorsing en royement lidmaatschap van een branchevereniging met beroep op bindend advies

In deze zaak vordert de eiseres, een vennootschap onder firma die een loonbedrijf in de agrarische sector exploiteert, de vernietiging van het besluit tot schorsing en het daaropvolgende besluit tot royement van haar lidmaatschap bij de vereniging Cumela Nederland. De schorsing werd opgelegd vanwege vermeende overtredingen van mestwetgeving en andere regelgeving. Eiseres stelt dat de besluiten onvoldoende gemotiveerd zijn en in strijd met de statuten zijn genomen. De rechtbank oordeelt dat de eiseres niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat zij eerst beroep had moeten instellen bij de Commissie van Beroep van Cumela, zoals voorgeschreven in de statuten. De rechtbank concludeert dat de besluiten rechtsgeldig zijn en wijst de vorderingen van eiseres af. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten, die op € 2.171,00 worden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rolnummer: C/05/401868 / HA ZA 22-142 / 1547 / 650
Vonnis van 14 juni 2023
in de zaak van
de vennootschap onder firma,
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. R. Teerink te Tilburg,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid,
VERENIGING CULTUURTECHNISCHE WERKEN EN GRONDVERZET, MESTSTOFFENDISTRIBUTIE EN LOONWERKEN IN DE AGRARISCHE SECTOR IN NEDERLAND,
handelend onder de naam Cumela Nederland,
gevestigd te Nijkerk,
gedaagde,
advocaat: mr. A.B. Lever te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Cumela worden genoemd:

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 juni 2022 en de daarin opgenomen processtukken,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 oktober 2022,
- de antwoordakte van 30 november 2022 van Cumela.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] exploiteert een loonbedrijf in de agrarische sector. Cumela is een brancheorganisatie in diezelfde sector. [eiseres] is vele jaren lid geweest van Cumela.
2.2.
Bij brief van 16 maart 2021 heeft Cumela [eiseres] geschorst voor de duur van een jaar (hierna: het schorsingsbesluit). De brief vermeldt als reden van de schorsing dat Cumela al gedurende lange tijd signalen ontvangt over het door [eiseres] overtreden van de mestwetgeving, mestfraude, stelselmatig overtreden van verkeersregels en het overtreden van de omgevingswetgeving. In de brief staat verder dat Cumela met [eiseres] heeft gesproken over de ontvangen signalen maar dat dit niet heeft geholpen, dat [eiseres] met haar bedrijfsvoering de brancheorganisatie en haar leden benadeelt en dat [eiseres] tegen het schorsingsbesluit beroep kan instellen bij de Commissie van Beroep van Cumela (hierna: de Commissie).
2.3.
Bij brief van 25 juni 2021 heeft [eiseres] Cumela verzocht om motivering van het schorsingsbesluit. Bij brief van 8 juli 2021 heeft Cumela hierop gereageerd – samengevat – dat zij al jarenlang signalen over de bedrijfsvoering van [eiseres] ontvangt en deze signalen ook al jarenlang met [eiseres] heeft besproken, maar dat dit geen effect had en de signalen en klachten over [eiseres] binnen bleven komen.
2.4.
Bij brief van 23 juli 2021 heeft [eiseres] via haar (voormalige) advocaat Cumela gesommeerd om het schorsingsbesluit terug te draaien en wordt Cumela aansprakelijk gesteld voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade, bestaande uit gederfde winst omdat meerdere klanten geen zaken meer met [eiseres] willen doen vanwege de schorsing.
2.5.
[eiseres] heeft op 2 november 2021 beroep ingesteld tegen het schorsingsbesluit bij de (nog op te richten) Commissie. Op 5 november 2021 heeft Cumela het besluit genomen tot oprichting van de Commissie om het beroep van [eiseres] te behandelen.
2.6.
Op 1 december 2021 heeft de Commissie [eiseres] het Draaiboek Procedure Commissie van Beroep toegezonden en [eiseres] een termijn gegeven om zijn bezwaren tegen het schorsingsbesluit aan te vullen/te motiveren. [eiseres] heeft vervolgens op
13 december 2021 zijn gronden van beroep aan de Commissie toegezonden.
2.7.
Op 17 februari 2022 is door de Commissie de mondelinge behandeling van het bezwaar tegen het schorsingsbesluit gehouden. Op 25 februari 2022 heeft de Commissie het beroep van [eiseres] tegen het schorsingsbesluit ongegrond verklaard (hierna: het Commissieadvies).
2.8.
Het bestuur van Cumela heeft bij brief van 15 maart 2022 besloten om – na ommekomst van de duur van de schorsing – [eiseres] als lid van Cumela te royeren vanwege aanhoudende signalen en meldingen over de bedrijfsvoering van [eiseres] gedurende het schorsingsjaar (hierna: het royementsbesluit). Hieruit blijkt volgens Cumela dat [eiseres] zijn bedrijfsvoering niet heeft aangepast terwijl [eiseres] ook geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om met Cumela in gesprek te gaan over eventuele aanpassingen. Daarmee past de handelswijze van [eiseres] volgens Cumela “
nog steeds niet (…) binnen de doelstellingen en kernwaarden van Cumela en dat zowel de Cumela-organisatie alsmede het gelijke speelveld met collega cumelaondernemers thans nog steeds wordt ondermijnd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na wijziging van eis dat de rechtbank vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
het besluit van Cumela tot schorsing van [eiseres] als lid van Cumela, alsmede het besluit tot royement van [eiseres] als lid van Cumela vernietigt,
voor recht verklaart dat Cumela met deze schorsing en het royement en de publicatie daarvan toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiseres] , althans onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld,
Cumela veroordeelt tot vergoeding van de geleden en nog te lijden schade als gevolg van de schorsing, het royement en de publicatie daarvan, nader op te maken bij staat,
Cumela veroordeelt om binnen 48 uur na het te wijzen vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, de vernietiging van de schorsing en het royement te publiceren op haar website voor een periode van minimaal 30 dagen en middels een rectificatie via BoerenBusiness, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
Cumela veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eiseres] – samengevat – dat zowel het schorsingsbesluit als het royementsbesluit vernietigbaar zijn op grond van artikel 2:15 lid 1 sub a en b BW, zodat Cumela jegens [eiseres] toerekenbaar is tekortgeschoten, althans onrechtmatig heeft gehandeld. Beide besluiten zijn onvoldoende gemotiveerd en in strijd met de statuten genomen. De besluiten zijn slechts gebaseerd op ‘signalen en meldingen’ en desgevraagd heeft Cumela nagelaten de besluiten te motiveren en met bewijs te staven. Daarnaast heeft Cumela nagelaten te volstaan met een minder verstrekkende maatregel zoals een waarschuwing en heeft zij geen hoor en wederhoor toegepast. Het bestuur heeft in strijd met artikel 9 van de statuten geen regels vastgesteld voor de ingang en duur van de schorsing, de vergoeding van eventueel geleden schade en de mogelijkheid van beroep. De besluiten zijn daarom genomen in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, de normen van maatschappelijke betamelijkheid, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de beginselen van een goede procesorde. De geleden en nog te lijden schade van [eiseres] bestaat uit reputatieschade en gederfde inkomsten doordat klanten de relatie met [eiseres] opzeggen en nieuwe klanten zich niet aanmelden vanwege de schorsing/het royement. Deze schade laat zich nu nog niet begroten zodat een verwijzing naar de schadestaatprocedure nodig is, aldus [eiseres] .
3.3.
Cumela betwist dat zij toerekenbaar is tekortgeschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] . Zij voert hiertoe aan dat [eiseres] (primair) niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen ten aanzien van het royementsbesluit omdat hij heeft nagelaten eerst beroep in te stellen tegen dit besluit (artikel 2:35 lid 4 BW). Ten aanzien van het schorsingsbesluit geldt (primair) dat dit niet ter beoordeling voorligt omdat de Commissie in haar bindend advies heeft geconstateerd dat het schorsingsbesluit zorgvuldig tot stand is gekomen en partijen aan dit oordeel gebonden zijn. Vernietigbaarheid van een bindend advies kan slechts marginaal worden getoetst door de rechter op grond van artikel 7:904 BW, zodat [eiseres] uitgaat van een onjuist toetsingskader. Subsidiair voldoet [eiseres] niet aan zijn stelplicht. Meer subsidiair voert Cumela aan dat beide besluiten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoende zijn gemotiveerd, zodat ze niet vernietigbaar zijn en de vorderingen moeten worden afgewezen. Ten aanzien van de gestelde schade voert Cumela aan dat deze aan [eiseres] zelf te wijten is nu hij niet met Cumela in overleg wilde treden. Daarnaast betwist Cumela dat zij naar buiten toe kenbaar heeft gemaakt dat [eiseres] is geschorst/geroyeerd en voert zij aan dat zij BoerenBusiness niet kan verplichten om een rectificatie van Cumela te publiceren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij – gezien de vorderingen – dient te beoordelen of het schorsingsbesluit en het royementsbesluit rechtsgeldig tot stand zijn gekomen. Daarmee wordt geen oordeel gegeven over het onderliggende geschil, te weten of [eiseres] de gestelde overtredingen heeft begaan.
Het schorsingsbesluit
4.2.
[eiseres] heeft de rechtbank verzocht het schorsingsbesluit te vernietigen. Cumela heeft onder meer betoogd dat het Commissieadvies heeft te gelden als een bindend advies ten aanzien van de beoordeling van het bezwaar van [eiseres] tegen het schorsingsbesluit, dat de statuten bepalen dat daarmee het geschil is beslecht met uitsluiting van (het oordeel van) de gewone rechter en dat het advies geldt als een vaststellingsovereenkomst tussen partijen, zodat het toetsingskader in deze procedure beperkt is tot een beoordeling of de vaststellingsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.3.
Gezien dit verweer zal de rechtbank ex artikel 25 Rv allereerst de vraag moeten beantwoorden of [eiseres] ontvankelijk is in zijn vorderingen. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is gezien het navolgende.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat de hoofdregel is dat civiele geschillen in beginsel worden behandeld door de gewone burgerlijke rechter, maar dat (op grond van artikel 7:900 lid 2 BW) partijen bevoegd zijn om daarvan af te wijken en te kiezen voor bindend advies of arbitrage, uitzonderingen daargelaten. Dat moet dan uitdrukkelijk zijn overeengekomen. Uit artikel 7:906 lid 1 BW volgt dat een bindend advies ook zijn rechtsgrond kan vinden in de statuten van een rechtspersoon. Een beroep op een bindend adviesbeding in een proces voor de overheidsrechter heeft, naar algemeen wordt aangenomen, tot gevolg dat de eiser niet-ontvankelijk wordt verklaard. Een zodanig beding staat in de weg aan berechting door de overheidsrechter en partijen worden daardoor afgetrokken van de rechter die de wet hun toekent; door het beding is de gewone rechter voor de berechting van de daaronder vallende geschillen uitgeschakeld (art. 17 Grondwet; art 6 EVRM en HR 24 september 1964, ECLI:NL:HR:1964:AC4487 en hof Arnhem-Leeuwarden 12 juli 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5958).
4.5.
In artikel 21 van de statuten van Cumela staat dat de Commissie met uitsluiting van de gewone rechter is belast met de beoordeling van alle geschillen terzake vloeiende rechten en verplichtingen die mochten ontstaan tussen Cumela en haar leden. Verder staat in voornoemd artikel 21 dat ‘de Commissie beslist in hoogste instantie als goede mannen naar billijkheid’. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de statuten de procedure bij de Commissie als exclusieve rechtsgang voorschrijft en dat [eiseres] zich heeft verbonden aan het bindend oordeel van de Commissie over het schorsingsbesluit. Dit leidt ertoe dat [eiseres] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering voor zover deze ziet op het schorsingsbesluit. De rechtbank komt daarom niet toe aan hetgeen partijen verder in dit kader hebben aangevoerd.
Het royementsbesluit
4.6.
Voordat de rechtbank aan de inhoudelijke beoordeling van de gevorderde vernietiging van het royementsbesluit toekomt, dient zij eerst vast te stellen of [eiseres] ontvankelijk is in deze vordering. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is gezien het navolgende.
4.7.
Artikel 2:35 lid 4 BW schrijft voor dat voor [eiseres] binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van het besluit tot ontzetting (oftewel royement) door het bestuur van Cumela beroep openstaat bij, in dit geval, de Commissie. Noch uit de overgelegde stukken, noch uit de verklaringen van partijen ter zitting blijkt dat [eiseres] van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad van 14 mei 1965 (ECLI:NL:HR:1965:AD8077, Amsterdamse Speeltuinverbond) en het hof Amsterdam van
3 november 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:2941) kan [eiseres] niet ten overstaan van de rechtbank de vernietiging van het royementsbesluit vorderen met een beroep op de vernietigingsgronden van artikel 2:15 BW als geen gebruik is gemaakt van deze dwingendrechtelijke interne beroepsmogelijkheid.
4.8.
[eiseres] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen voor zover deze zien op het royementsbesluit. De rechtbank komt daarom niet toe aan beoordeling van hetgeen [eiseres] in dit kader heeft aangevoerd.
Conclusie en proceskostenveroordeling
4.9.
De conclusie is dat het gevorderde in het geheel zal worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat hij in het ongelijk is gesteld.
Aan de kant van Cumela begroot de rechtbank die kosten op:
- griffierecht: € 676,00
-
salaris advocaat € 1.495,00 (2,5 punten x tarief II van € 598,00).
Totaal: € 2.171,00.
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Cumela tot op heden begroot op € 2.171,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf
14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof en is in het openbaar uitgesproken op
14 juni 2023.