ECLI:NL:GHAMS:2020:2941

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
200.266.405/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Algemene Ledenvergadering tot ontzetting uit het lidmaatschap van een vereniging

In deze zaak gaat het om de ontzetting van een lid uit de vereniging AMTA. [appellant] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn vorderingen tot vernietiging van de ontzetting zijn afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de Algemene Ledenvergadering (ALV) van AMTA bevoegd was om de ontzetting te besluiten. Het Gerechtshof Amsterdam heeft echter geoordeeld dat de ALV niet bevoegd was om dit besluit te nemen, omdat volgens de statuten de ontzetting door het bestuur van de vereniging moet worden uitgevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat er op 6 april 2018 een bestuursvergadering heeft plaatsgevonden waarin het bestuur heeft besloten het lidmaatschap van [appellant] per direct te beëindigen. Dit besluit is rechtsgeldig, terwijl het besluit van de ALV van 26 april 2018 tot ontzetting nietig is. Het hof heeft de vorderingen van [appellant] gedeeltelijk toegewezen en de kosten van het geding gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.266.405/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/650378 / HA ZA 18-654
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 november 2020
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellant,
advocaat: mr. M. van Weeren te Amsterdam,
tegen
VERENIGING AMTA,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.L.A. Verleun te Mijdrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] respectievelijk AMTA genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 20 augustus 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2019, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser en AMTA als gedaagde.
In deze zaak zijn daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis, met producties ;
- memorie van antwoord.
Vervolgens is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – zijn vordering zoals in de memorie van grieven (met eiswijziging) verwoord alsnog zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten met nakosten en rente.
AMTA heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten, met nakosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2. Feiten

Deze zaak gaat in de kern om de vraag of de beslissing van AMTA om [appellant] het lidmaatschap te ontnemen rechtsgeldig is.
De rechtbank heeft in het vonnis van beroep onder 2.1 tot en 2.11 de vaststaande feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van deze zaak tot uitgangspunt heeft genomen. In zijn eerste grief maakt [appellant] bezwaar tegen hetgeen onder 2.3 is vermeld, het hof zal daarmee in het onderstaande rekening houden. Voor het overige zijn de feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat ook het hof deze tot uitgangspunt neemt. De feiten worden hierna onder 3.1 weergegeven.

3.Beoordeling

3.1. (
i) De aard en het doel van AMTA blijken uit de statuten van de vereniging:
“INTRODUCTIE:
Wij zijn de “Asgardians Motor Tour Association” (verder te noemen AMTA) en gevestigd in Amsterdam Randstad, gevestigd op (…). De voorzitter is (…). AMTA is geen MC en heeft ook geen streven om een MC te worden.
Doelstelling van onze Association (vereniging) is het toeren op onze motoren (Harley’s, Buell’s, & Indian’s). Dit houdt in dat er ritten georganiseerd worden, denk hierbij aan:
- Harley, Buell, & Indian evenementen,
- AMTA -weekenden o.a.: de Eifel, het Harts gebergte, Alpen, Sauerland, etc.
- Open evenementen o.a.: Faak am See European Bike week, Hamburg Harley Days, Harley Days Willingen, etc.
- Charity ritten o.a.: Kika, Anne Frank, Prostaat stichting, Nierstichting, Vrijgezellen ritten, etc.
Onze leden bestaan voornamelijk uit Veteranen, Oud-militairen en nog dienende militairen welk het volgende hebben geleerd en gewaardeerd in dienst:
“Hierarchy, Respect, Loyalty, Honor, Honesty, Glory, Dignity, Family”
Dit zijn dan ook onze idealen binnen onze Association (vereniging). Het woord “SÆMD” symboliseert dan ook waar wij voor staan als Association (vereniging).
“SÆMD” is afkomstig van de Vikings en verwijst naar de Noorse Goden, de “Asgardians” welk gevestigd zijn conform hun legende op ASGARD.
Deze Goden leven naar deze bovengenoemde idealen.
Wij eren deze Goden en hun idealen met het dragen van de naam “ASGARDIANS” .”
(ii) Het bestuur van de vereniging wordt volgens het handelsregister gevormd door [naam voorzitter] (hierna: [voorzitter] ) als voorzitter, [naam secretaris] (hierna: [secretaris] ) als secretaris en [naam penningmeester] (hierna: [penningmeester] ) als penningmeester, die tevens lid van de vereniging zijn. Naast deze drie waren er nog vijf leden die volgens de statuten en het door AMTA gehanteerde reglement (“Book of Asgard”) bestuurlijke functies hadden binnen de vereniging. [appellant] was een van die vijf: hij had de functie van ‘Vice President’ en had in die hoedanigheid bestuurlijke taken, zoals nader omschreven in het reglement. Een ander lid met bestuurlijke functies was [naam bestuurslid] (hierna: [bestuurslid] ), die de titel ‘Captain at Arms’ droeg.
De zojuist bedoelde acht leden worden in een in de statuten opgenomen organogram aangeduid als “KADER” en in het reglement aangeduid als “Executive Committee welk het bestuur vormt (verder te noemen “AMTA KADER”)”.
(iii) Naar op te maken valt uit de door AMTA bij conclusie van antwoord als productie 1 overgelegde notulen heeft [voorzitter] op 6 april 2018 een vergadering belegd voor hen die binnen de vereniging bestuurlijke functies hadden, behoudens [appellant] en [bestuurslid] . In de vergadering is gesproken en gestemd over “lidmaatschap AMTA continueren of beëindigen” met betrekking tot [appellant] en [bestuurslid] . Blijkens die notulen hebben alle aanwezigen ( [voorzitter] , [secretaris] , [penningmeester] en de drie overige leden met bestuurlijke functies) gestemd vóór “lidmaatschap per direct beëindigen”. Aan het slot van de notulen is vermeld: “Het besluit zal in de ALV van 26 april 2018 nader toegelicht worden aan de leden gevolgd door een stemming. (uitnodiging volgt spoedig)”.
De notulen van de vergadering van 6 april 2018 zijn destijds niet aan [appellant] bekendgemaakt; eerst doordat AMTA de notulen in dit geding als productie heeft overgelegd, heeft [appellant] daarvan kennisgenomen.
(iv) Bij e-mail van 9 april 2018 is de zojuist bedoelde uitnodiging voor de algemene ledenvergadering (ALV) aan de leden verzonden. Omdat er een fout in die uitnodiging stond, is bij e-mail van 16 april 2018 de volgende hersteluitnodiging gedaan:

Onderwerp: ALV op donderdag 26 april 2018
Geachte leden,
In de mail verstuurd op 09 april 2018 zit een fout in de onderwerpen van de vergadering.
In de mail wordt gesproken over uitzetting, dit moet zijn ontzetting, conform de A.M.T.A. statuten artikel 4.
Hieronder de correcte versie van deze mail.
(…)
Geachte leden,
Op donderdag 26 april 2018 is er een A.M.T.A. Algemene Leden Vergadering.
Aanvang 19:30 op een nader te bepalen locatie, welke later bekend zal worden gemaakt.
Onderwerpen welke in deze vergadering zullen worden besproken zijn:
• Ontzetting Vice President [appellant] . Gevolgd door een stemming.
• Ontzetting Capt at Arms Martin [bestuurslid] , gevolgd door een stemming.
(…)
Mocht u niet in de gelegenheid zijn om te komen laat het ons dan weten via email.
Wij hopen op uw komst, zodat u zelf uw stem kunt laten horen.
(…)”.
Bij aanvullende e-mail van 22 april 2018 is de locatie voor de ALV bekendgemaakt, namelijk de woning van voorzitter [voorzitter] .
( v) In het in de hersteluitnodiging genoemde artikel 4 van de statuten van AMTA staat (onder meer) het volgende over de onderwerpen ‘opzegging door de vereniging’ en ‘ontzetting’:
“4.1 Het lidmaatschap eindigt:
(…)
c. door opzegging door de vereniging;
d. door ontzetting.
4.2
De vereniging kan het lidmaatschap opzeggen in de gevallen in de statuten genoemd, voorts wanneer een lid heeft opgehouden aan de vereisten door de statuten voor het lidmaatschap gesteld, te voldoen, alsook wanneer redelijkerwijs van de verenging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. Tenzij de statuten dit aan een ander orgaan opdragen, geschiedt de opzegging door het bestuur.
4.3
Ontzetting kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten der vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt.
4.4
Tenzij de statuten dit aan een ander orgaan opdragen, geschiedt de ontzetting door het bestuur. Het lid wordt ten spoedigste schriftelijk van het besluit, met opgave van redenen, in kennis gesteld. Hem staat, behalve wanneer krachtens de statuten het besluit door de algemene vergadering is genomen, binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving van het besluit, beroep op de algemene vergadering of een daartoe bij de statuten aangewezen orgaan of derde open. De statuten kunnen een andere regeling van het beroep bevatten, doch de termijn kan niet korter dan op één maand worden gesteld. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst.
(…)
5.1 (…)
In ieder geval kan het lidmaatschap worden beëindigd tegen het eind van het boekjaar, volgend op dat waarin wordt opgezegd, of onmiddellijk, indien redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. (…)”.
(vi) In de ochtend of middag van 26 april 2018 heeft [appellant] zich tot zijn advocaat gewend. Bij e-mail van die middag heeft de advocaat van [appellant]
a. het bestuur van AMTA bericht dat de ontzetting van [appellant] als lid van AMTA volstrekt onterecht en zonder enige grond als besluit is geagendeerd voor de ALV van die avond en
b. het bestuur van AMTA verzocht en zo nodig gesommeerd de ALV van die avond af te gelasten.
(vii) In de avond van 26 april 2018 heeft de ALV plaatsgevonden.
Blijkens de notulen waren de deelnemers van de ALV: “Kader en overige leden”.
Blijkens de notulen waren noch aanwezig noch vertegenwoordigd: [appellant] (Vice President), [bestuurslid] (Capt at Arms) en de ‘Sgt of Roads’ (blijkens statuten en reglement betreft dit M. van Nieuwkoop, behorend tot het Kader).
In de notulen staan onder het kopje “Uitleg voorstel uitzetting Vice President [appellant] ” de gronden voor de ‘uitzetting’ vermeld. Daarna wordt vermeld:
“ [appellant] heeft ervoor gekozen om niet aanwezig te zijn en daardoor afgezien van zijn recht op hoor en wederhoor.
Na deze uitleg volgt een stemming.
Uitslag van de stemming is unaniem (10 voor, 0 tegen) voor uitzetting van [appellant] in “Bad Standing”. Uitslag is bindend en hier is geen hoger beroep op mogelijk omdat deze in de ALV besloten is.
Henk zal van deze uitslag op de hoogte gebracht worden d.m.v. een aangetekende brief”.
(viii) Op 27 april 2018 heeft [appellant] verzocht om de notulen van de ALV, welke vervolgens aan hem zijn toegezonden.
(ix) Bij brief van 28 april 2018 heeft het bestuur van AMTA het volgende aan [appellant] bericht:
“(…)
Het bestuur van [AMTA] heeft besloten u met ingang van 26 april 2018 te ontzetten uit de vereniging (out in bad standing).
Reden van de ontzetting is:
(…)
Redelijke wijs kan van de vereniging niet verwacht worden het lidmaatschap te laten voortduren.
Het rest de club dan ook niet anders dan u te ontzetten als lid van [AMTA] ([AMTA] statuten artikel 4.1 d).
Dit besluit is, met meerderheid van stemmen, genomen in de ALV van 26 april 2018.
U heeft gekozen om niet aanwezig te zijn op de ALV, hierdoor is uw recht op hoor en wederhoor komen te vervallen. Het niet mogelijk om tegen dit besluit in beroep te gaan (artikel 4.4)
(…)”.
( x) Op enig moment na 28 april 2018 heeft AMTA het volgende bericht geplaatst op haar Facebook-pagina:
“Mededeling inzake de structuur van de vereniging A.M.T.A.
Als gevolg van herhaaldelijk geconstateerde onregelmatigheden van 2 bestuursleden van de Asgardians Motor Tour Association is tijdens de Algemene Ledenvergadering van 26 april 2018 bepaald dat de volgende kaderfuncties per direct zijn komen te vervallen en de betreffende leden per direct uit de A.M.T.A. zijn ontzet:
- Vice President
- Captain at Arms
Het is de betreffende voormalige leden die deze functies uitoefenden derhalve niet meer toegestaan om ASGARDIANS club patches of andere ASGARDIANS uitingen te bezitten of te tonen of zich op welke wijze dan ook als een A.M.T.A. lid te profileren.
Announcement regarding the structure of the A.M.T.A. association
As a result of repeated irregularities of 2 board members of the Asgardians Motor Tour Association, it was decided during the General Members’ Meeting of April 26, 2018 that the following board functions are made obsolete effective immediately and that the respective individuals membership is terminated effective immediately:
- Vice President
- Captain at Arms”.
(xi) [appellant] heeft op enig moment tijdens zijn lidmaatschap van AMTA op eigen naam een huurovereenkomst met een derde-verhuurder gesloten, strekkende tot huur van een bedrijfspand. [appellant] heeft deze huurovereenkomst gesloten met het doel dat in het gehuurde pand verenigingsactiviteiten van AMTA konden plaatsvinden. Dat laatste is nooit gebeurd. [appellant] heeft op enig moment na het aanvangen van het onderhavige rechtsgeding de huurovereenkomst doen eindigen, zulks per 1 februari 2019.
De vordering en de beslissing van de rechtbank
3.2.
[appellant] vordert in dit geding, kort samengevat en voor zover in hoger beroep van belang, verklaringen voor recht die inhouden dat het besluit om hem uit het lidmaatschap te ontzetten niet rechtsgeldig is en dat door AMTA jegens hem onrechtmatig is gehandeld, en voorts de veroordeling van AMTA tot vergoeding van door [appellant] als gevolg van het onrechtmatig handelen van AMTA geleden schade.
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] in hoger beroep met zeven grieven op. Hij heeft daarbij, als vermeld, zijn eis gewijzigd. Tegen de eiswijziging is geen bezwaar gemaakt.
De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling
Besluit 26 april 2018
3.3.1.
Krachtens artikel 4 van de statuten van AMTA geschiedt zowel de opzegging van het lidmaatschap als de ontzetting van een lid uit het lidmaatschap door het bestuur van de vereniging; dat de statuten dit aan een ander orgaan opdragen is door partijen niet gesteld en valt uit de statuten ook niet op te maken.
Dit brengt mee dat een in de Algemene Ledenvergadering van 26 april 2018 door de ALV genomen besluit tot ontzetting van [appellant] uit het lidmaatschap niet rechtsgeldig is, de ALV was tot het nemen van een dergelijk besluit immers onbevoegd.
3.3.2.
Het oordeel dat het niet de ALV doch het bestuur van de vereniging is geweest dat op 26 april 2018 het besluit tot ontzetting heeft genomen vindt, anders dan de rechtbank heeft aangenomen, noch in de notulen van de ALV noch in de aan [appellant] gerichte brief van 28 april 2018 voldoende steun. In die brief valt weliswaar te lezen dat het bestuur van de vereniging heeft besloten [appellant] met ingang van 26 april 2018 ‘te ontzetten uit de vereniging’ doch deze passage wordt even later gevolgd door de mededeling dat ‘dit besluit’ met meerderheid van stemmen is genomen in de ALV van 26 april 2018 (zie hierboven onder 3.1 sub ix). Van een rechtsgeldige ontzetting van [appellant] uit het lidmaatschap van AMTA ingevolge het op 26 april 2018 genomen besluit - van de ALV- is derhalve geen sprake. De door [appellant] gevorderde verklaring voor recht dat dit besluit nietig is, acht het hof toewijsbaar.
Besluit 6 april 2018
3.4.1.
De nietigheid van het hiervoor genoemde besluit leidt er echter niet toe dat het lidmaatschap van [appellant] niet geëindigd is. Voorafgaand aan de ALV heeft immers, blijkens de bij conclusie van antwoord overgelegde notulen daarvan, op 6 april 2018 een vergadering van het bestuur van AMTA plaatsgevonden waarin door middel van een daartoe gehouden stemming door een meerderheid van dit bestuur is besloten het lidmaatschap [appellant] ‘per direct’ te beëindigen. [appellant] heeft weliswaar ‘bij gebrek aan wetenschap’ betwist dat het bestuur op die datum een besluit heeft genomen maar deze betwisting wordt in het licht van de overgelegde notulen en hetgeen daaromtrent ter comparitie van partijen in eerste aanleg door onder meer [voorzitter] is verklaard, als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd.
3.4.2.
Anders dan in de notulen van de ALV van 26 april 2018, wordt in de notulen van de vergadering van 6 april 2018 niet gesproken van een besluit tot ontzetting van [appellant] uit het lidmaatschap maar van een besluit tot beëindiging van het lidmaatschap per direct om diverse in die notulen genoemde redenen. Gelet op de gekozen bewoordingen, en in het bijzonder het ontbreken van de woorden ontzetting of ‘
bad standing’, moet worden aangenomen dat het toen genomen besluit inhield dat het lidmaatschap van [appellant] met onmiddellijke ingang werd opgezegd, zulks omdat - vanwege de genoemde aan [appellant] verweten gedragingen - redelijkerwijs van de vereniging niet kon worden gevergd het lidmaatschap te laten voortduren (vgl. artikel 4.2 en artikel 5.1 slot van de statuten). Dat het bestuur vervolgens (in strijd met het bepaalde in de statuten) een besluit tot ontzetting van [appellant] uit het lidmaatschap aan de ALV heeft willen voorleggen neemt niet weg dat het besluit om het lidmaatschap van [appellant] met onmiddellijke ingang te beëindigen op 6 april 2018 door het daartoe krachtens de statuten bevoegde orgaan is genomen en mitsdien in principe rechtsgeldig is.
3.4.3.
[appellant] heeft erop gewezen (en door AMTA wordt niet bestreden) dat hij van bedoeld besluit eerst door middel van de gedingstukken in deze procedure kennis heeft genomen (de notulen van de vergadering van 6 april 2018 zijn aan de conclusie van antwoord van 15 augustus 2018 gehecht). Die te late mededeling doet er echter niet aan af dat het besluit in beginsel (behoudens de eventuele vernietiging daarvan op de voet van artikel 2:15 BW) als rechtsgeldig moet worden beschouwd.
3.4.4.
Ten overvloede merkt het hof in dit verband nog op dat niet valt in te zien dat [appellant] door het late tijdstip waarop het besluit te zijner kennis is gekomen in zijn belangen is geschaad. Tegen een besluit tot opzegging van het lidmaatschap stond immers (anders dan tegen een besluit tot ontzetting) geen beroep op de algemene vergadering open. Voorts gaat de termijn waarbinnen ingevolge artikel 2:15 BW vernietiging van een besluit als het onderhavige kan worden gevorderd niet eerder lopen dan nadat de betrokkene van het besluit kennis heeft genomen dan wel daarvan is verwittigd. Die termijn liep dus nog ten tijde van de comparitie.
Verklaring voor recht ten dele toewijsbaar
3.5.1.
Zoals uit het voorgaande volgt is de verklaring voor recht betreffende de nietigheid van het besluit van 26 april 2018 tot ontzetting van [appellant] uit het lidmaatschap toewijsbaar, nu dit besluit niet door het door de statuten daartoe aangewezen orgaan is genomen (nog daargelaten dat het daartoe wel bevoegde orgaan reeds tot beëindiging met onmiddellijke ingang van het lidmaatschap had besloten en het latere besluit tot ontzetting daarom geen effect meer kon sorteren). Bij die verklaring voor recht heeft [appellant] ook belang, gelet op het door hem wezenlijk geachte verschil tussen ontzetting - inhoudende
bad standing- en de andere vorm van beëindiging, opzegging.
3.5.2.
Wat betreft het besluit van 6 april 2018 is van een grond om de nietigheid daarvan aan te nemen niet gebleken; niet valt in te zien dat het besluit om het lidmaatschap van [appellant] op de in de notulen vermelde gronden per direct te beëindigen op zichzelf in strijd met de wet of statuten was.
Gewijzigde eis
3.6.
Bij memorie van grieven van 5 november 2019 heeft [appellant] zijn eis gewijzigd in die zin dat hij, kort gezegd, (naast een verklaring betreffende de nietigheid van de besluiten van 6 april en 26 april 2018, naar het hof begrijpt, subsidiair) vordert dat door het hof de vernietiging van het besluit van 6 april 2018 wordt uitgesproken. Deze vordering is echter gelet op de vervaltermijn van artikel 2:15 lid 5 BW (een jaar) te laat ingesteld en moet reeds daarom worden afgewezen. Uit de stellingen van [appellant] volgt immers dat hij in ieder geval in augustus 2018 van dit besluit kennis heeft genomen althans daarvan is verwittigd. De mogelijkheid om de vernietiging daarvan te vorderen was derhalve ten tijde van het indienen van de memorie van grieven vervallen.
Redelijkheid en billijkheid
3.7.
Het voorgaande brengt mee dat de beëindiging van het lidmaatschap van [appellant] in april 2018 als rechtsgeldig moet worden beschouwd. De stelling dat het handhaven van het daartoe genomen besluit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, vindt in het feitenmateriaal onvoldoende steun en is overigens onvoldoende toegelicht met de verwijzing naar de beslissing in een andere zaak, waar andere vorderingen voorlagen. Voor een toetsing of er sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 lid 1 BW wordt geëist is, nu [appellant] niet de mogelijkheid heeft benut om deze vraag op de voet van artikel 2:15 BW aan de rechter voor te leggen, geen plaats.
Overige vorderingen
3.8.1.
De overige vorderingen die [appellant] heeft geformuleerd in de conclusie van de memorie van grieven onder 1 sub i tot en met iii zijn niet toewijsbaar. Mede in het licht van het voorgaande en het door AMTA gevoerde verweer, biedt ook in hoger beroep het feitenmateriaal onvoldoende grond voor de gevolgtrekking dat AMTA onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld, zodat een daarop gebaseerde vordering tot vergoeding van (immateriële) schade reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. Voor zover die schade voortvloeit uit het diffamerende karakter van de ontzetting met
bad standingontbreekt daaraan, gelet op het voorgaande, de feitelijke grondslag.
3.8.2.
Ten overvloede merkt het hof in dit verband nog op dat niet valt in te zien dat AMTA in de gegeven omstandigheden gehouden is om aan [appellant] een vergoeding te betalen ter zake van het door hem gehuurde (en door AMTA nimmer in gebruik genomen) bedrijfspand. Dat [appellant] – op eigen naam en zonder de mogelijkheid van gebruik door AMTA in de desbetreffende overeenkomst op te nemen – tot die huur is overgegaan moet voor zijn rekening blijven.
Slotsom
3.9.
Er zijn door partijen geen feiten gesteld die, indien bewezen, tot een andere uitkomst van het geding kunnen leiden; hun bewijsaanbiedingen worden derhalve gepasseerd. De verklaring voor recht betreffende de nietigheid van het besluit van 26 april 2018 zal alsnog worden uitgesproken, in zoverre slagen de grieven van [appellant] gedeeltelijk. Voor het overige falen zij en zal het vonnis van de rechtbank worden bekrachtigd.
Het hof ziet in deze uitkomst aanleiding om de kosten van het geding in beide instanties te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
De vordering van [appellant] tot veroordeling van AMTA tot terugbetaling van hetgeen hij uit hoofde van het bestreden vonnis aan AMTA heeft voldaan is gelet hierop toewijsbaar.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover daarbij:
- het door [appellant] onder I van de inleidende dagvaarding gevorderde is afgewezen en
- [appellant] in de kosten van het geding is veroordeeld
en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat het op 26 april 2018 door de algemene ledenvergadering van AMTA genomen besluit waarbij [appellant] is ontzet als lid van AMTA nietig is;
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt AMTA om aan [appellant] terug te betalen hetgeen hij uit hoofde van het vonnis in eerste aanleg aan haar heeft voldaan, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van die voldoening;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en H. Struik en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 november 2020.