ECLI:NL:RBGEL:2023:3197

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
C/05/417651 / ZJ RK 23-298
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving bij onderwijsinstelling in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 4 mei 2023 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek van de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) om vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van een minderjarige bij een onderwijsinstelling. De minderjarige, die onder toezicht is gesteld, heeft een licht verstandelijke beperking en ervaart problemen in zijn huidige schoolomgeving. De moeder van de minderjarige is niet verschenen tijdens de zitting en heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige school niet aansluit bij de behoeften van de minderjarige, wat leidt tot een bedreiging van zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft de GI toestemming verleend om de minderjarige in te schrijven bij een speciaal basisonderwijs, waarbij de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De kinderrechter heeft ook overwogen dat de wetgever de mogelijkheid voor een GI om tegen de wil van de met gezag belaste ouder in te gaan, niet heeft willen creëren, maar in dit specifieke geval was het in het belang van de minderjarige noodzakelijk om snel te handelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/05/417651 / ZJ RK 23-298
Datum uitspraak: 4 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter op basis van de geschillenregeling
in de zaak van
William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
locatie Amsterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlage(n) van de GI van 7 april 2023, ingekomen bij de griffie op
7 april 2023.
1.2.
Op 20 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Bij deze behandeling was alleen een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig. De moeder is niet verschenen, ondanks dat zij op de juiste wijze is opgeroepen. Volgens de GI had de moeder bij haar voorafgaand aan de zitting aangegeven niet te zullen komen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij haar.
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 27 juli 2021 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is daarna verlengd tot 26 juli 2023. Over [de minderjarige] is in de verlengingsbeschikking van 14 juli 2022 onder meer overwogen:
“[…] en [de minderjarige] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Het gezin is in 2017 als vluchteling naar Nederland gekomen. Zij hebben veel meegemaakt tijdens hun vlucht uit Irak, waaronder het verlies van hun broertje en het vertrek van hun vader. Het gezin heeft weinig sociale contacten. Er zijn zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] en over zijn intelligentie. Net als zijn moeder heeft [de minderjarige] een licht verstandelijke beperking, hij is sociaal onhandig en hij kan moeilijk vrienden maken. Er zijn vermoedens van onderliggend trauma”.
2.3.
[de minderjarige] gaat vanaf groep 1 naar basisschool [naam basisschool 1] in [plaats] . Hij zit nu in groep 5. Bij het verzoek is gevoegd een verklaring van 15 februari 2023 van
mw. [naam 1] , intern begeleider van [naam basisschool 1] , waarin staat:
“ [de minderjarige] zit vanaf groep 1 op onze school. Hij ontvangt vanaf groep 1 extra ondersteuning van leerkracht, tutor en onderwijsassistent. We merken dat het erg lang duurt voordat iets beklijft. Dit was in de kleutergroepen bij kleuren, vormen en cijfers zo en in groep 3 met het lezen/letters ook. In groep 4 heeft [de minderjarige] met een individuele visuele dag/weektaak gewerkt. Ook is er in groep 4 is er een intelligentietest afgenomen. [de minderjarige] heeft een totaal IQ van 62, dit is zeer zwak begaafd.
Nu in groep 5 is de werkhouding onvoldoende [de minderjarige] komt niet zelfstandig aan het werk. Hij weet vaak niet wat hij moet doen, lijkt de uitleg niet begrepen te hebben. Hij geeft snel op, stopt dan met werken, maar vraagt niet gericht om hulp. Hierdoor krijgt hij zijn werk niet af. Hij scoort heel zwak op alle vakgebieden. Krijgt veel extra begeleiding op alle gebieden.
Daarnaast ervaart [de minderjarige] dagelijks de miscommunicatie met groepsgenoten. Ze begrijpen elkaar niet en hierdoor ontstaan er vervelende situaties en wordt [de minderjarige] erg verdrietig. Hij is ook vaak echt sociaal onhandig, zegt iets verkeerds, trekt een raar gezicht, hij blijft uitdagen, achter kinderen aanrennen ed. Hij begrijpt niet dat hij moet stoppen. De sociale interactie gaat voor [de minderjarige] te snel en het niveau is te hoog. Hierdoor begrijp hij vaak niet eens dat de kinderen hem er niet bij willen hebben. Hij mist ontwikkelingsgelijken.
Onze school is niet meer de passende plek voor [de minderjarige] . We merken dat andere kinderen hem niet meer accepteren en begrijpen. Het niveau verschil, verstandelijk/emotioneel is nu te groot. [de minderjarige] wordt hier steeds verdrietiger en eenzamer van.
Bovenstaande is met moeder en gezinsbegeleider van Siza meerdere keren besproken tijdens de (10 minuten) leerling gesprekken.
Samen met Extern Begeleider [naam 2] en orthopedagoog, hebben we onderzocht of er een andere passende school voor [de minderjarige] is. Afgelopen maand hebben we met Voogd [naam 3] , begeleider van Zisa en EB [naam 2] geconcludeerd dat SbAO [naam basisschool 2] in [plaats] een passende onderwijs plek zal zijn. Met moeder, een tolk en bovenstaande is dit besproken en samen akkoord bevonden om de stap naar het SBaO te zetten.
Echter moeder geeft bij het kennismakingsbezoek aan SBaO [naam basisschool 2] aan, de stap toch niet te willen zetten.
Wij, van basisschool [naam basisschool 1] en begeleiders, zijn allen van mening dat [naam basisschool 2] een passende plek is voor [de minderjarige] om zowel didactisch als sociaal emotioneel weer te kunnen groeien.”

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de kinderrechter op grond van artikel 1:262b Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) een beslissing te nemen op een geschil, te weten het verlenen van vervangende toestemming om [de minderjarige] over te plaatsen naar het speciaal basisonderwijs.
3.2.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder is niet in de procedure verschenen. De kinderrechter heeft dan ook niet rechtstreeks van de moeder vernomen wat zij van het verzoek vindt.
4.2.
Volgens het verzoekschrift wil de moeder graag dat [de minderjarige] naar basisschool [naam basisschool 1] blijft gaan, omdat zijn zus ook op die school zit, omdat de moeder het een fijne school vindt, omdat [de minderjarige] na schooltijd speelt op het schoolplein en omdat zij de beoogde andere basisschool te ver weg vindt.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:262b BW kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, die omtrent gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet, uitgezonderd, aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt op verzoek van (onder andere) de GI, een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
5.2.
Uit de onder 2.3. genoemde verklaring, die door de GI wordt onderschreven, blijkt naar het oordeel van de kinderrechter duidelijk dat het niet in het belang is van [de minderjarige] om nog langer naar basisschool [naam basisschool 1] te gaan. Doordat deze school niet aansluit bij het niveau en de behoeften van [de minderjarige] , komt hij onvoldoende tot ontwikkeling. Daarnaast mist [de minderjarige] aansluiting met zijn klasgenootjes, waardoor hij toenemend vereenzaamt en verdrietig wordt. Deze situatie kan niet langer voortduren. Met de GI is de kinderrechter daarom van oordeel dat [de minderjarige] naar een basisschool moet gaan die wel bij hem past, te weten een school voor speciaal basisonderwijs. Bovendien zal dit helpen om de ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] weg te nemen, hetgeen het doel is van de ondertoezichtstelling.
5.3.
De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI toewijzen. Hierbij betrekt de kinderrechter dat de moeder geen verweer heeft gevoerd en dat de bezwaren die zij aan de GI heeft medegedeeld van onvoldoende gewicht zijn om tot een ander oordeel te komen. Specifiek ten aanzien van het gestelde bezwaar van de moeder dat de beoogde basisschool te ver weg ligt, geldt dat de GI heeft gesteld dat deze school is gelegen op slechts 5 minuten fietsafstand. Verder betrekt de kinderrechter bij zijn oordeel dat volgens de GI de beperking van de moeder bij haar weerstand een rol lijkt te spelen. Volgens de GI heeft de moeder een IQ van 57 en functioneert zij op 5 tot 6 jarige leeftijd.
5.4.
Ten overvloede overweegt de kinderrechter nog het volgende. In zijn arrest van
25 juni 2021 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:1003) – ten aanzien van een situatie waarin naast een ondertoezichtstelling ook sprake was van een machtiging tot uithuisplaatsing – overwogen dat een GI niet bevoegd is om op grond van artikel 1:262b BW vervangende toestemming voor de inschrijving bij een onderwijsinstelling te verzoeken. In plaats daarvan moet in een dergelijk geval de route van artikel 1:265e BW worden gevolgd, op grond van welke bepaling de kinderrechter – wanneer sprake is van een machtiging tot uithuisplaatsing – het gezag van een ouder gedeeltelijk kan laten uitoefenen door een GI. Het is niet duidelijk of een GI evenmin bevoegd is om op grond van artikel 1:262b BW vervangende toestemming voor de inschrijving bij een onderwijsinstelling te verzoeken, wanneer – zoals in het onderhavige geval – er geen sprake is van een machtiging tot uithuisplaatsing en de route van artikel 1:265e BW daarmee niet open staat. Voor een bevestigende beantwoording van deze vraag pleit dat de wetgever de toepassing van artikel 1:265e BW bewust heeft beperkt tot die gevallen dat sprake is van een uithuisplaatsing. Dit kan erop wijzen dat de wetgever voor het geval dat er alleen sprake is van een ondertoezichtstelling, niet de mogelijkheid heeft willen creëren voor een GI om – tegen de wil van de met gezag belaste ouder in – de inschrijving bij een school af te dwingen. Aan de andere kant is van belang dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 1:262b BW niet blijkt dat hiermee niet ook een discussie over de schoolkeuze kan worden beslecht (vergelijk rechtsoverweging 3.4 van het hiervoor genoemde arrest). Verder acht de kinderrechter van belang dat de GI ook op een andere wijze tot het door haar gewenste doel kan komen, zoals via het combineren van een verzoek op grond van artikel 1:265e BW met een verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing, maar dat die andere wijzen veel verder ingrijpen in de het leven van [de minderjarige] en de moeder, terwijl steeds voor de minst ingrijpende maatregel moet worden gekozen. Rekening houdend met alle omstandigheden van dit specifieke geval, waaronder ook het gegeven dat geen verweer is gevoerd tegen het verzoek en het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is dat hij op korte termijn overgaat naar een school die bij hem past, ziet de kinderrechter in dit geval onvoldoende aanleiding om te oordelen dat het verzoek van de GI buiten de kaders van artikel 1:262b BW valt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent de GI toestemming, ter vervanging van de toestemming van de moeder, om [de minderjarige] in te schrijven bij de onderwijsinstelling SBO [naam basisschool 2] te [plaats] ;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Schippers, (kinder)rechter, en in aanwezigheid van
S.A. Gerritsen als griffier in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2023.