ECLI:NL:RBGEL:2023:3185

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
C/05/417858 / KG ZA 23-125
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing tenuitvoerlegging arrest gerechtshof en vordering tot overlegging koopovereenkomst in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], een kort geding aangespannen tegen de curator in het faillissement van [eiser sub 1]. De eisers vorderen onder andere de schorsing van de tenuitvoerlegging van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 april 2021, waarin een gebruiksovereenkomst tussen [eiser sub 2] en de curator nietig werd verklaard. De curator is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van eisers niet onrechtmatig of ongegrond zijn, maar heeft [eiser sub 1] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schorsing, omdat hij geen partij was in de eerdere procedure. De vordering van [eiser sub 2] tot schorsing van de tenuitvoerlegging is wel toegewezen, maar met een beperking. Daarnaast is de curator veroordeeld om de koopovereenkomst met kopers X, die op 15 februari 2023 is gesloten, binnen 24 uur na betekening van het vonnis aan [eiser sub 1] te overleggen. De curator is ook veroordeeld tot betaling van een dwangsom en in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 1 mei 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/417858 / KG ZA 23-125
Vonnis in kort geding van 1 mei 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.M. van der Marel te Eindhoven,
tegen
[gedaagde]
in hoedanigheid van curator in het faillissement van G.C.H. [eiser sub 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eisers c.s.] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 8;
  • de brief van 26 april 2023 van [eisers c.s.] met productie 9;
  • het e-mailbericht van 26 april 2023 van [eisers c.s.] met bijgevoegd de beschikking van deze rechtbank van 26 april 2023 met zaak-/rolnummer C/05/415821 / HA RK 23-25
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 28 april 2023;
  • de tijdens de mondelinge behandeling voorgedragen en overgelegde verklaring van [eiser sub 2] .
1.2.
De advocaat van de curator heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij e-mailbericht van 28 april 2023 om 10:33 uur laten weten niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen. Bij het e-mailbericht zijn vier bijlagen gevoegd. Nu de curator niet op de mondelinge behandeling is verschenen, wordt gelet op het bepaalde in artikel 6.1. van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie op de door de curator toegezonden stukken geen acht geslagen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] is eigenaar van de woning aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). [eiser sub 1] en zijn echtgenote [eiser sub 2] bewonen de woning.
2.2.
[eiser sub 1] is (indirect) bestuurder en aandeelhouder van vennootschappen die de Eurocommerce groep vormen, waaronder Ferdinand Stinger Holding B.V. (hierna: FSH).
2.3.
Een aantal Eurocommerce vennootschappen, waar onder FSH, is op 12 juli 2012 in staat van faillissement verklaard.
2.4.
[eiser sub 1] is op 27 november 2012 in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van de curator. De woning behoort tot de failliete boedel.
2.5.
[eiser sub 2] heeft zich in eerdere gerechtelijke procedures beroepen op het bestaan van een met [eiser sub 1] (al dan niet samen met hun twee kinderen) gesloten gebruiksovereenkomst van 28 juli 2009, op grond waarvan zij gerechtigd is de woning de rest van haar leven te gebruiken, althans dat sprake is van een huurovereenkomst.
2.6.
Bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 7 augustus 2019 (ECLI:NL:RBGEL:2019:6360) zijn in een geschil tussen [eiser sub 2] en de curator, voor zover hier van belang, de vorderingen van [eiser sub 2] afgewezen. Deze vorderingen strekten, samengevat, tot het geven van een verklaring voor recht dat zij op basis van de gebruiksovereenkomst gerechtigd is de woning voor de resterende duur van haar leven te gebruiken, dat de curator niet gerechtigd is de woning ex artikel 7A:1788 BW terug te vorderen, alsmede om de curator te gebieden de voorgenomen ontruiming van de woning stop te zetten.
2.7.
[eiser sub 2] heeft van voornoemd vonnis principaal beroep en de curator heeft incidenteel beroep ingesteld. Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 april 2021 is onder meer voor recht verklaard dat de gebruiksovereenkomst van 28 juli 2009 nietig is en dat [eiser sub 2] , samengevat weergegeven, op straffe van verbeurte van een dwangsom mee moet werken aan de verkoop van de woning en dat zij de woning moet ontruimen en verlaten binnen twee dagen nadat de curator de koopovereenkomst met betrekking tot de woning aan haar heeft betekend.
2.8.
Tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 april 2021 staat geen rechtsmiddel meer open, zodat dit arrest in kracht van gewijsde is gegaan.
2.9.
Op 30 januari 2023 heeft de rechter-commissaris in het faillissement van [eiser sub 1] de curator toestemming gegeven de woning te verkopen voor € 1.250.000,00 zonder voorbehoud van financiering, in verband met een door de curator (via de makelaar) ontvangen bod ter hoogte van genoemd bedrag.
2.10.
Op 12 februari 2023 heeft [koper Y] per e-mailbericht aan de curator een onvoorwaardelijk bod op de woning uitgebracht van € 1.225.000,00 waarbij is aangegeven dat de woning na levering bewoond blijft (door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ,
voorzieningenrechter).
2.11.
Op 15 februari 2023 heeft de curator aan het eind van de ochtend telefonisch aan de advocaat van [eiser sub 1] bevestigd dat op dat moment nog geen koopovereenkomst met betrekking tot de woning was getekend.
2.12.
Op 15 februari 2023 eind van de middag/begin van de avond is een koopovereenkomst van de woning getekend met kopers X, houdende een koopsom van € 1.250.000,00.
2.13.
Op 16 februari 2023 heeft de advocaat van de curator aan de advocaat van [eiser sub 1] bevestigd dat de koopprijs in de koopovereenkomst is bepaald op € 1.250.000,00.
2.14.
Op 16 februari 2023 heeft [koper Y] per e-mail aan de curator een verhoogd bod van € 1.275.000,00 uitgebracht.
2.15.
Op 17 februari 2023 heeft [eiser sub 1] op de voet van artikel 69 Fw de rechter-commissaris in het faillissement van [eiser sub 1] verzocht de curator te verbieden de woning te verkopen en/of hem te gebieden de gesloten koopovereenkomst te ontbinden, en de curator te gebieden een koopovereenkomst met betrekking tot de woning aan te gaan met [koper Y] .
2.16.
Op 20 februari 2023 heeft de rechter-commissaris in het faillissement van [eiser sub 1] het hiervoor vermelde verzoek afgewezen. [eiser sub 1] heeft van deze beslissing van de rechter-commissaris hoger beroep ingesteld op grond van artikel 67 Fw.
2.17.
[eisers c.s.] hebben de curator vervolgens op 23 februari 2023 gedagvaard in kort geding teneinde (i) de executie van het arrest van het gerechtshof van 6 april 2021 te schorsen, totdat in de procedure tegen de curatoren van Eurocommerce een eindarrest zal zijn gewezen en betekend, (ii) de curator te gebieden de inmiddels door hem gesloten koopovereenkomst te ontbinden en te verbieden medewerking te verlenen aan de levering van de woning, (iii) de curator te gebieden een koopovereenkomst te sluiten met [koper Y] en (iv.) de curator te veroordelen tot het overleggen van de koopovereenkomst d.d. 15 februari 2023 en de bescheiden die op die verkoop betrekking hebben. Bij vonnis 16 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vorderingen van [eisers c.s.] integraal afgewezen. [eisers c.s.] hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, waarop tot op heden nog niet is beslist.
2.18.
Bij exploot van 10 maart 2023 is het arrest van het gerechtshof van 6 april 2021 aan [eiser sub 2] betekend en is haar bevel gedaan om de woning binnen twee dagen te ontruimen. Bij het exploot zijn pagina’s 1 tot en met 15 (van de 18) van de onder 2.12 vermelde koopovereenkomst gevoegd.
2.19.
De (gedwongen) ontruiming van de woning staat gepland op 4 mei 2023.
2.20.
Bij beschikking van deze rechtbank van 26 april 2023 (met zaak-/rolnummer: C/05/415821 / HA RK 23-25), tussen partijen gewezen ingevolge het door [eiser sub 1] ingestelde hoger beroep ex artikel 67 Fw, heeft de rechtbank de beschikking van de rechter-commissaris van 20 februari 2023 vernietigd en is de curator onder 3.2. geboden de op 15 februari 2023 tot stand gekomen koopovereenkomst met kopers X te ontbinden.
3. Het geschil
3.1.
[eisers c.s.] vorderen bij vonnis in kort geding:
I. de tenuitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 april 2021 (zaaknummer/rolnummer: 200.269.651) met onmiddellijke ingang te schorsen en de curator met onmiddellijke ingang te verbieden om executiemaatregelen te treffen op basis van dit arrest, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per dag of dagdeel dat de curator zich alsnog niet houdt aan dit vonnis, zulks met een maximum van € 100.000,00,
II. de curator te veroordelen tot het overleggen van de gehele koopovereenkomst (18 pagina’s), inclusief bijlage 1, voor de woning, staande en gelegen aan [adres] te (7213 AM) [woonplaats] ,
III. de curator te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente,
IV. om alle voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen de curator verstek zal worden verleend.
4.2.
Het voorgaande betekent dat binnen het bestek van dit kort geding dient te worden beoordeeld of de door [eisers c.s.] ingestelde vorderingen de voorzieningenrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen. In dat verband wordt als volgt overwogen.
4.3.
De voorzieningenrechter constateert dat zowel [eiser sub 1] als [eiser sub 2] de vorderingen onder I. en II. hebben ingesteld. Alleen [eiser sub 2] komt een rechtsvordering toe als onder I. geformuleerd, nu deze vordering ziet op de schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van 6 april 2021 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [eiser sub 1] was immers geen partij in de zaak die tot dat arrest heeft geleid, waar het ging om het door [eiser sub 2] gestelde gebruiksrecht van de woning. [eiser sub 1] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover het de vordering onder I. betreft. [eiser sub 2] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering onder II., nu zij geen (mede)eigenaar van de woning is en niet gesteld of gebleken is op welke grond [eiser sub 2] een vorderingsrecht heeft met betrekking tot de vordering onder II.
4.4.
De voorzieningenrechter dient ambtshalve te onderzoeken of er een voldoende spoedeisend belang is bij de ingestelde vorderingen (vlg. Hoge Raad, 2 februari 1968, NJ 1968/62). [eisers c.s.] kunnen dan ook niet worden gevolgd in de ter zitting ingenomen stelling, dat reeds vanwege het ontbreken van verweer tegen de vereiste spoedeisendheid bij vorderingen in kort geding, het spoedeisend belang als gegeven moet worden beschouwd. [eisers c.s.] hebben gelet op het hierna volgende naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter wel voldoende spoedeisend belang bij hun vorderingen, zodat zij in dit kort geding kunnen worden ontvangen.
4.5.
Tijdens de zitting heeft de advocaat van [eisers c.s.] desgevraagd te kennen gegeven dat de (advocaat van de) curator naar aanleiding van de beschikking van deze rechtbank van 26 april 2023 weliswaar aan hem heeft laten weten dat de op 4 mei 2023 geplande ontruiming geen doorgang zal vinden maar ook dat de (advocaat van de) curator (nog) geen zekerheid heeft gegeven over de nakoming van voornoemde beschikking, waarin de curator in het dictum onder 3.2. is geboden om tot ontbinding van de op 15 februari 2023 tot stand gekomen koopovereenkomst met kopers X over te gaan.
Gelet op hetgeen door de advocaat van [eisers c.s.] ter zitting naar voren is gebracht met betrekking tot de onzekerheid over wat de gevolgen zijn als de curator niet vóór de afgesproken leveringsdatum de koopovereenkomst met kopers X ontbindt, en wat de mogelijke acties van kopers X in dat geval zouden kunnen zijn, heeft [eiser sub 2] voorshands geoordeeld voldoende (spoedeisend) belang bij de door haar gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van 6 april 2021. Dat betekent dat de vordering onder I. niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, met dien verstande dat deze vordering thans te onbepaald is geformuleerd om zoals gevorderd te worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om de gevorderde schorsing te beperken in die zin, dat de tenuitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 april 2021 (zaaknummer / rolnummer: 200.269.651) met onmiddellijke ingang zal worden geschorst voor zover het de levering van de woning op basis van de op 15 februari 2023 gesloten koopovereenkomst met kopers X betreft. De in dit verband gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen.
4.6.
Gelet op het voorgaande en indachtig de thans onbekende inhoud van de drie ontbrekende pagina’s behorende bij de koopovereenkomst, gesloten met kopers X op 15 februari 2023, heeft [eiser sub 1] voorshands geoordeeld (een rechtmatig) belang bij de vordering onder II., strekkende tot afgifte van bijlage 1 die hoort bij de koopovereenkomst met kopers X op grond van artikel 843a Rv. Die vordering komt de voorzieningenrechter dan ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dat betekent dat de curator zal worden veroordeeld tot overlegging van de gehele koopovereenkomst met kopers X, inclusief bijlage 1, aan [eiser sub 1] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis.
4.7.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente, zoals gevorderd. De kosten aan de zijde van [eisers c.s.] worden tot op heden begroot op:
- betekening oproeping € 129,14
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
696,00
Totaal € 1.139,14

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen curator,
5.2.
verklaart [eiser sub 1] niet-ontvankelijk in de vordering als ingesteld onder I. van het petitum,
5.3.
verklaart [eiser sub 2] niet-ontvankelijk in de vordering als ingesteld onder II. van het petitum,
5.4.
schorst de tenuitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 april 2021 (zaaknummer/rolnummer: 200.269.651) met onmiddellijke ingang en verbiedt de curator met onmiddellijke ingang om executiemaatregelen te treffen op basis van dit arrest, een en ander voor zover het de levering en ontruiming van de woning op basis van de koopovereenkomst met kopers X betreft,
5.5.
veroordeelt de curator om aan [eiser sub 2] een dwangsom te betalen van € 25.000,00 per dag of dagdeel dat de curator niet aan de onder 5.4. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.6.
veroordeelt de curator om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan [eiser sub 1] te overleggen de gehele koopovereenkomst met kopers X van in totaal 18 pagina’s, waaronder begrepen bijlage 1,
5.7.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [eisers c.s.] tot op heden begroot op € 1.139,14, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2023.