ECLI:NL:RBGEL:2023:3184

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
C/05/417440 / KG ZA 23-109
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ex-echtelieden over de uitleg van een verdelingsvonnis en een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot de verkoop van een woning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee ex-echtelieden over de uitleg van een verdelingsvonnis en een later gesloten vaststellingsovereenkomst. Het huwelijk van partijen is op 16 februari 2017 ontbonden, en zij zijn gezamenlijk eigenaar van een woning die op dat moment verhuurd wordt. De woning is toebedeeld aan de vrouw in een eerder verstekvonnis, waarbij zij de hypotheekschuld van € 139.898,53 als eigen schuld overnam. Echter, de vrouw kan de man niet uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze schuld ontslaan, wat leidt tot een geschil over de verkoop van de woning.

De eiser vordert dat de gedaagde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis meewerkt aan de verkoop van de woning en dat er een dwangsom wordt opgelegd voor elke dag dat zij in gebreke blijft. De gedaagde voert verweer en stelt dat de toedeling van de woning aan haar niet vervalt, ook al kan zij de woning niet zelf overnemen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de gedaagde moet meewerken aan de verkoop van de woning en dat partijen gezamenlijk een makelaar moeten inschakelen. De rechter wijst de vordering tot het opleggen van een dwangsom af, maar machtigt de gedaagde niet om de woning zelfstandig te verkopen.

De voorzieningenrechter concludeert dat de gedaagde moet meewerken aan de verkoop van de woning en dat de kosten van de verkoop door beide partijen gedeeld moeten worden. De rechter compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 12 mei 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/417440 / KG ZA 23-109
Vonnis in kort geding van 12 mei 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. M.J. Germs te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. B.F.M. Bos te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 3;
- de brief van 25 april 2023 van [gedaagde] met een inhoudelijke reactie op de dagvaarding en producties 1 tot en met 8;
- de mondelinge behandeling, gehouden op 28 april 2023;
- de pleitnota van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Het huwelijk is op 16 februari 2017 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 28 december 2016 van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van de woning aan de [adres+plaats] (hierna: de woning). Op de woning rust een hypotheekschuld van € 139.898,53 (stand 29 juni 2022) waarvoor partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn. De woning wordt op dit moment verhuurd.
2.3.
[gedaagde] heeft op enig moment een procedure tegen [eiser] aangespannen ter zake de verdeling van de inmiddels ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. [eiser] is niet in die procedure verschenen. Bij verstekvonnis van 29 juni 2022 (C05/403942 / HA ZA 22-216) heeft de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, de vorderingen van [gedaagde] toegewezen en de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen gelast conform de dagvaarding. Met betrekking tot de gemeenschappelijke woning van partijen is in dat vonnis het volgende beslist:
“3.2. bedeelt de woning aan de [adres+plaats] aan eiseres toe tegen de waarde van € 189.000,00 waarbij eiseres de in het lichaam van de dagvaarding genoemde hypothecaire schulden aan de SNS Bank ten bedrage van € 139.898,53 geheel als eigen schulden overneemt en gedaagde vrijwaart voor die schulden en eiseres aan gedaagde de somma van € 24.550,73 dient te voldoen uit hoofde van overbedeling en waarbij partijen ieder de helft van de kosten van deze toedeling dragen en betalen waaronder de notariële-, bancaire- en kadastrale kosten.”
2.4.
Het verstekvonnis van 29 juni 2022 is vervolgens bij exploot van 10 augustus 2022 aan [eiser] betekend.
2.5.
Partijen hebben (ter nadere afwikkeling van voornoemd verstekvonnis) een op 6 december 2022 gedateerde en ondertekende (aanvullende) vaststellingsovereenkomst gesloten. In die vaststellingsovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende vastgelegd:
‘(…)
1.
De vrouw betaalt tegen finale kwijting de somma van € 20.000,- (twintigduizend euro) aan de man. Dat bedrag zal door de vrouw worden gestort op de bankrekening van de notaris ten overstaan van wie de akte van verdeling en levering zal worden gepasseerd. (…)
2.
De man zal zijn medewerking verlenen aan de uitvoering van 3.2. van het dictum verstekvonnis ter zake de toedeling van de woning aan de [adres+plaats] aan de vrouw. Dat houdt onder meer in dat de man direct en op de zo kort mogelijke termijn een afspraak met de notaris zal maken zodra hij door de notaris daartoe is benaderd voor het ondertekenen van de akte van verdeling en levering waarbij de man jegens de SNS Bank wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypothecaire verplichting.
3.
Zoals in het dictum 3.2. van het verstekvonnis is bepaald dienen partijen ieder de helft te dragen van de kosten van deze toedeling waaronder de notariële-, bancaire en kadastrale kosten, rechtstreeks te voldoen aan de betreffende notaris, dan wel bankinstelling. De man verleent door ondertekening dezes toestemming aan de passerende notaris om deze kosten in mindering te brengen op het hem toekomende bedrag van € 20.000,-- dat de notaris ten behoeve van hem onder zich heeft.
Nadat aan het vorenstaande zoals bepaald in artikel 1 en 2 van deze vaststellingsovereenkomst uitvoering is gegeven, hebben partijen uit hoofde van het vonnis van 29 juni 2022 en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap die tussen hen heeft bestaan over en weer niets meer van elkaar te vorderen en zij verklaren dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap die tussen hen heeft bestaan tussen hen finaal is geregeld. Nadat uitvoering is gegeven aan hetgeen partijen in deze vaststellingsovereenkomst met elkaar zijn overeengekomen en de akte van verdeling en levering is gepasseerd verlenen zij elkaar over en weer ter zake die verdeling finale kwijting,
(…)’
2.6.
[gedaagde] heeft vervolgens op enig moment Notariskantoor [naam notariskantoor] te [plaats] ingeschakeld om een akte van verdeling en levering op te maken. Een kandidaat-notaris van dat kantoor heeft vervolgens een concept akte opgesteld en deze aan SNS Bank gestuurd met het verzoek om aan haar de akte van het ontslag van de aansprakelijkheid van [eiser] uit de hypotheekschuld te doen toekomen.
2.7.
Bij brief van 1 maart 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] laten weten dat zij (het aandeel van [eiser] in) de woning niet kan overnemen omdat SNS Bank geen gehoor geeft aan het verzoek van [gedaagde] om [eiser] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld te ontslaan.
2.8.
Bij brief van 14 maart 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] laten weten dat hij bereid is met de door [gedaagde] voorgestelde verkoop van de woning in te stemmen op een aantal voorwaarden, te weten:
  • partijen geven binnen twee weken na heden gezamenlijk een makelaar opdracht tot verkoop van de woning tegen een door partijen overeen te komen verkoopprijs;
  • indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening er in slagen om
gezamenlijk een vraagprijs te bepalen, stelt de makelaar de vraagprijs bindend voor
partijen vast;
- indien partij en geen overeenstemming kunnen bereiken over verkoopprijs, zal de
makelaar de verkoopprijs bindend tussen partij en vaststellen;
  • partijen zijn verplicht hun onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de koper;
  • iedere partij is gehouden de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake de verkoop en levering te dragen;
  • de hypothecaire schulden aan de SNS Bank zullen bij gelegenheid van de
eigendomsoverdracht uit de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning
worden afgelost;
- uiterlijk bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht ontvangt cliënt van uw cliënte
voormeld bedrag van € 20.000,-, te vermeerderen met de helft van de verkoopsom voor zover dit voormeld bedrag van € 189.000,- te boven gaat;
- de resterende opbrengst komt uw cliënte toe, zulks tegen finale kwijting over en weer.
2.9.
[gedaagde] heeft op 17 april 2023 aan makelaarskantoor [naam makelaarskantoor] te [plaats] de opdracht verstrekt tot het verlenen van diensten bij de verkoop van de woning, waarbij als voorwaarde voor de verkoop is gesteld dat de huurder van de woning de woning heeft verlaten en dat [gedaagde] expliciet toestemming voor de verkoop heeft gegeven.
2.10.
De woning is tot op heden niet verkocht.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan verkoop en levering van de woning aan de [adres+plaats] aldus dat:
- partijen geven binnen twee weken na heden gezamenlijk een makelaar opdracht tot verkoop van de woning tegen een door partijen overeen te komen verkoopprijs;
- indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen om
gezamenlijk een vraagprijs te bepalen, stelt de makelaar de vraagprijs bindend voor partijen vast;
- indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over verkoopprijs, zal de makelaar de verkoopprijs bindend tussen partijen vaststellen;
- partijen zijn verplicht hun onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan het
notariële transport van de woning aan de koper;
- iedere partij is gehouden de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake de verkoop en levering te dragen;
- de hypothecaire schulden aan de SNS Bank zullen bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht uit de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning worden afgelost;
- uiterlijk bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht ontvangt [eiser] van [gedaagde] voormeld bedrag van € 20.000,00, te vermeerderen met de helft van de verkoopsom voor zover dit voormeld bedrag van € 189.000,00 te boven gaat, waarbij de resterende opbrengst [gedaagde] toekomt;
2. te bepalen dat [gedaagde] voor iedere dag dat zij met voormelde veroordeling in strijd handelt een dwangsom aan [eiser] verbeurt van € 500,00 per dag;
3. [eiser] te machtigen om de woning in onbewoonde en onbezwaard staat mede namens [gedaagde] te verkopen en te leveren indien gedaagde geen uitvoering geeft aan voormelde veroordeling, met bepaling dat [eiser] gerechtigd zal zijn tot de helft van de verkoopopbrengst van deze woning, na aflossing daaruit van de lening tot zekerheid waarvan hypotheek op de woning is gevestigd en na betaling uit de verkoopopbrengst van de kosten en lasten die verband houden met de verkoop van de woning, voor zover deze opbrengst een bedrag van € 189.000,00 te boven gaat;
4. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] betwist allereerst dat [eiser] spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Zij kan daarin niet worden gevolgd. Partijen zijn al sinds begin 2017 gescheiden, waarna de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, waaronder de woning, bij verstekvonnis van 29 juni 2022 is verdeeld. Partijen hebben vervolgens eind 2022 een (aanvullende) vaststellingsovereenkomst gesloten ter zake de uitvoering van voornoemd verstekvonnis en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
[eiser] heeft het recht om uit onverdeeldheid met [gedaagde] te geraken, zodat hij naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang heeft om beoordeling van de voorliggende vorderingen in kort geding te rechtvaardigen. Daaraan doet niet af dat [gedaagde] de procedure heeft ingeleid die tot de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap heeft geleid en of [eiser] , zoals [gedaagde] aanvoert, nooit eerder initiatief heeft genomen om tot een afwikkeling van de verdeling te komen en in de eerdere procedure bij deze rechtbank verstek liet gaan. [eiser] is dan ook ontvankelijk in zijn vorderingen.
4.2.
Het verstekvonnis van 29 juni 2022 ter zake de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan. De onder 3.2. van het dictum van het verstekvonnis uitgesproken toedeling van de woning aan [gedaagde] is dan ook onherroepelijk. Uit het dictum onder 3.2. volgt dat de woning voor een waarde van € 189.000,00 is toebedeeld aan [gedaagde] waarbij [gedaagde] de hypotheekschulden ter hoogte van (op dat moment) € 139.898,53 als haar eigen schulden overneemt en [eiser] vrijwaart voor de hoofdelijke aansprakelijkheid voor die schulden, en [gedaagde] uit hoofde van overbedeling een bedrag van € 24.550,73 aan [eiser] dient te voldoen. Na het verstekvonnis hebben partijen op 6 december 2022 een (aanvullende) vaststellingsovereenkomst gesloten ter voorkoming van onduidelijkheid over de bedragen die zij krachtens het verstekvonnis over en weer aan elkaar verschuldigd zijn. Vervolgens is gebleken dat [gedaagde] de hypotheekschuld bij SNS Bank niet als eigen schuld kan overnemen zodat zij [eiser] (dus) niet kan laten vrijwaren voor de hoofdelijke aansprakelijkheid voor die schuld, anders dan door verkoop van de woning aan een derde.
4.3.
Ter zitting is gebleken dat het geschil tussen partijen zich in de kern toespitst op de uitleg van het dictum onder 3.2. van het verstekvonnis in combinatie met de in de vaststellingsovereenkomst van 6 december 2022 neergelegde afspraken tussen partijen. Partijen verschillen met name van mening over het antwoord op de vraag of de toedeling van de woning aan [gedaagde] tegen de waarde van € 189.000,00 ook geldt voor het scenario waarin de woning wordt verkocht aan een derde en of [eiser] in het geval van verkoop van de woning (ook) aanspraak kan maken op de helft van de verkoopopbrengst, voor zover dit het bedrag van € 189.000,00 te boven gaat en in geval de woning minder opbrengt daarin eveneens de helft van die mindere opbrengst voor zijn rekening neemt.
[eiser] stelt zich in dit verband op het standpunt dat overname van de (volledige) hypotheekschuld door [gedaagde] en de vrijwaring van [eiser] voor die schuld als voorwaarde voor de toedeling van de woning aan [gedaagde] tegen € 189.000,00 moet worden begrepen en dat het gegeven dat [gedaagde] [eiser] niet uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek kan laten ontslaan betekent dat de toedeling van de woning tegen de genoemde waarde aan haar van de baan is. Nu het dictum onder 3.2. van het verstekvonnis niet uitvoerbaar is, kan ook niet worden vastgehouden aan de in dictum genoemde waarde van de woning, aldus [eiser] . Het voorgaande betekent volgens [eiser] dat partijen de woning samen dienen te verkopen waarbij [eiser] niet alleen het bedrag van € 20.000,00 dient te ontvangen maar hij ook dient mee te delen in de overwaarde van de woning voor zover dit het bedrag van € 189.000,00 te boven gaat. Hij maakt daar ook aanspraak op in zijn vordering onder 1., zevende gedachtestreepje. Ter zitting heeft [eiser] daaraan toegevoegd dat hij (natuurlijk) ook dient mee te delen in een eventuele waardedaling van de woning.
[gedaagde] stelt daartegenover dat het feit, dat zij de woning niet zelf kan overnemen en dat deze dient te worden verkocht, niet maakt dat de toedeling van de woning tegen een waarde van € 189.000,00 aan haar komt te vervallen. De toedeling van de woning staat volgens [gedaagde] los van de goederenrechtelijke levering daarvan aan haar. Zij heeft ter zitting toegelicht dat zij de woning kan ‘doorleveren’ aan een derde, zodat [eiser] conform het verstekvonnis en de vaststellingsovereenkomst uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek kan worden ontslagen, evenals zijzelf. [gedaagde] is naar eigen zeggen dan ook gerechtigd zelfstandig de verkoop van de woning ter hand te nemen en de eventuele overwaarde bij verkoop van de woning boven voornoemd bedrag komt haar volledig toe.
4.4.
Partijen hebben blijkens de tekst van de vaststellingsovereenkomst (zie 2.5) voor ogen gehad om de inmiddels ontbonden huwelijksgoederengemeenschap in lijn met (het dictum onder 3.2. van) het verstekvonnis van 29 juni 2022 te verdelen en definitief af te wikkelen. Immers hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] tegen finale kwijting een bedrag van € 20.000,00 uit overbedeling aan [eiser] voldoet op het moment dat de woning wordt overgedragen en dat [eiser] zal meewerken aan de uitvoering van het dictum van het verstekvonnis onder 3.2. ter zake de toedeling van de woning aan [gedaagde] , waarin de waarde van de woning tegen peildatum 29 juni 2022 is bepaald op € 189.000,00. Blijkens de tekst van de vaststellingsovereenkomst houdt de medewerking aan de uitvoering van 3.2. van het verstekvonnis onder meer in het ondertekenen van een akte van verdeling en levering door [eiser] waarbij hij door SNS Bank wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. In de vaststellingsovereenkomst is vervolgens niet van de in het verstekvonnis vastgestelde waarde van de woning afgeweken, noch zijn partijen een afwijkende peildatum overeengekomen. Ook is in de vaststellingsovereenkomst geen voorbehoud gemaakt voor het geval de overname van de woning door [gedaagde] geen doorgang zou kunnen vinden. Partijen hebben vervolgens in de vaststellingsovereenkomst afgesproken dat zij, nadat uitvoering is gegeven aan het bepaalde in de vaststellingsovereenkomst, over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap die tussen hen heeft bestaan en dat die verdeling (daarmee) finaal is geregeld.
4.5.
[eiser] kan niet worden gevolgd in zijn stelling, dat nu [gedaagde] de woning niet enkel op haar naam kan krijgen omdat zij de financiering daarvoor niet rond krijgt, (ook) de financiële afwikkeling tussen partijen komt te vervallen. Een redelijke uitleg van de vaststellingsovereenkomst, in samenhang gelezen met het verstekvonnis onder 3.2., laat naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen andere conclusie toe dan dat partijen met de betaling van het bedrag van € 20.000,00 door [gedaagde] aan [eiser] hebben bedoeld om ter zake de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap finaal af te rekenen. Dat [gedaagde] er uiteindelijk niet in is geslaagd om het aandeel van [eiser] in de woning over te nemen zodat de woning aan (een) derde(n) moet worden verkocht en op die wijze het ontslag uit de hoofdelijkheid van [eiser] moet worden bewerkstelligd, doet daaraan niet af. In dat verband wordt overwogen dat 3.2 van het dictum van het verstekvonnis ziet op de verplichting van [gedaagde] om [eiser] te vrijwaren voor aanspraken door SNS Bank uit hoofde van de hypotheekschuld. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] die verplichting niet kan nakomen. Het voorgaande betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat waardestijgingen en/of dalingen van de woning vanaf 29 juni 2022 voor rekening en risico van [gedaagde] komen. Daarom is het nu ook niet van belang is wat op dit moment de (verkoop)waarde van de woning is en of de woning al dan niet meer oplevert wanneer deze niet meer verhuurd wordt. Dat betekent dat bij verkoop een eventuele overwaarde van de woning, die het bedrag van € 189.000,00 te boven gaat, aan [gedaagde] toekomt. Voor zover de woning wordt verkocht voor een lager bedrag dan € 189.000,00, geldt dat dit voor rekening en risico van [gedaagde] komt.
4.6.
Met betrekking tot de verkoop van de woning wordt nog als volgt overwogen. [gedaagde] meent kennelijk dat zij, vanwege de toedeling van de woning aan haar in het verstekvonnis, zelfstandig en zonder inmenging van [eiser] kan overgaan tot verkoop en levering van de woning aan (een) derde(n). Partijen zijn echter nog steeds gezamenlijk eigenaar van de woning en zij zijn thans nog steeds allebei hoofdelijk aansprakelijk voor de op de woning rustende hypotheekschuld bij SNS Bank. Dat betekent dat de woning door partijen samen dient te worden verkocht en dat partijen over en weer hun medewerking dienen aan te verlenen aan de in dat verband uit te voeren (rechts)handelingen. [gedaagde] kan daartoe dus niet zelfstandig overgaan.
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat, gelet op het voorgaande en mede ter voorkoming van verdere geschillen ter zake de verkoop van de woning tussen partijen vanwege het ontbreken van afspraken in dit verband, voldoende grond om de onder 1. gevorderde veroordeling van [gedaagde] tot medewerking aan de verkoop van de woning toe te wijzen.
Bovendien bestaat indachtig het voorgaande aanleiding om te bepalen, zoals ook expliciet door [eiser] gevorderd, (i) dat partijen binnen twee weken na heden gezamenlijk een makelaar opdracht dienen te geven tot verkoop van de woning tegen een (nader) door partijen overeen te komen vraagprijs, (ii) dat indien partijen er niet binnen twee weken na de opdrachtverlening in slagen om gezamenlijk een vraagprijs te bepalen, de makelaar de vraagprijs bindend voor partijen vaststelt, (iii) dat indien partijen onderling geen overeenstemming kunnen bereiken over de verkoopprijs, de betrokken makelaar de verkoopprijs bindend tussen hen vaststelt, (iv) dat partijen verplicht zijn om onvoorwaardelijk mee te werken aan het notariële transport van de woning aan de koper(s), (v) dat iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake de verkoop en de levering te dragen en (vi) dat de hypothecaire schulden aan SNS Bank bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht uit de verkoopopbrengst van de woning zullen worden afgelost, bij welke gelegenheid [eiser] tevens voornoemd bedrag van € 20.000,00 uit hoofde van overbedeling van dan wel namens [gedaagde] (van de betrokken notaris) ontvangt.
4.8.
Voor het opleggen van de onder 2. gevorderde dwangsom bestaat evenwel geen aanleiding. De voorzieningenrechter betwijfelt niet dat [gedaagde] dit vonnis vrijwillig zal nakomen. Met de daadwerkelijke verkoop van de woning is nog niet gestart en er bestaat geen aanleiding om te veronderstellen dat [gedaagde] niet aan de verkoop van de woning zal meewerken, nu zij kennelijk zelf al een dienstverleningsovereenkomst is aangegaan met een makelaar ter zake de verkoop van de woning. Een financiële prikkel tot nakoming is dan niet nodig. In het geval dat [gedaagde] dit vonnis toch niet zal naleven, kan [eiser] zo nodig alsnog in kort geding vorderen dat dwangsommen zullen worden opgelegd.
4.9.
Voor de door [eiser] onder 3. gevorderde machtiging om de woning met uitsluiting van [gedaagde] te gelde te maken in de zin van artikel 3:174 BW, voor het geval zij niet meewerkt aan de verkoop op voornoemde wijze, bestaat gelet op het voorgaande eveneens onvoldoende grond. Van een gewichtige reden in de zin van artikel 3:174 BW is geen sprake. Dat betekent dat de vordering onder 3. zal worden afgewezen.
4.10.
Nu de vorderingen van [eiser] slechts voor een deel worden toegewezen en partijen gewezen echtgenoten zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin, dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om mee te werken aan verkoop van de woning aan de [adres+plaats] ,
5.2.
bepaalt dat partijen binnen twee weken na heden gezamenlijk een makelaar opdracht dienen te geven tot verkoop van de woning tegen een (nader) door partijen overeen te komen vraagprijs,
5.3.
bepaalt dat indien partijen er niet binnen twee weken na voornoemde opdrachtverlening in slagen om gezamenlijk een vraagprijs te bepalen, de betreffende makelaar de vraagprijs bindend voor partijen vaststelt,
5.4.
bepaalt dat indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de verkoopprijs van de woning, de makelaar de verkoopprijs bindend tussen partijen vaststelt,
5.5.
bepaalt dat partijen verplicht zijn om onvoorwaardelijk mee te werken aan het notariële transport van de woning aan (de) koper(s),
5.6.
bepaalt dat iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake de verkoop en de levering te dragen en dat de hypothecaire schulden aan SNS Bank bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht uit de verkoopopbrengst van de woning zullen worden afgelost, bij welke gelegenheid [eiser] tevens een bedrag van € 20.000,00 uit hoofde van overbedeling van dan wel namens [gedaagde] ontvangt,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2023.

Voetnoten

1.De vaststellingsovereenkomst kent tweemaal een nummer 3.