In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van een minderjarige veroordeelde tegen de afname en verwerking van zijn DNA-profiel. De rechtbank oordeelde dat de uitzonderingssituatie van toepassing is, waarbij de gevolgen van het bepalen en verwerken van het DNA-profiel evident disproportioneel zijn. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, en de rechtbank heeft vastgesteld dat hij geen eerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De feiten van de zaak zijn dat de kinderrechter de veroordeelde op 28 november 2022 heeft veroordeeld wegens het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De officier van justitie had op 19 december 2022 bevolen dat celmateriaal voor DNA-onderzoek zou worden afgenomen, wat op 1 maart 2023 is gebeurd. De raadsvrouw van de veroordeelde heeft betoogd dat de afname van het DNA-materiaal disproportioneel is, gezien de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de leeftijd van de veroordeelde. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw en de officier van justitie gewogen en geconcludeerd dat de belangen van de veroordeelde zwaarder wegen. De rechtbank heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard en bevolen dat het celmateriaal onmiddellijk wordt vernietigd.