In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder, de heffingsambtenaar van het gemeentelijk belastingkantoor Munitax, met betrekking tot de waarde van een vrijstaande woning. De waardepeildatum is vastgesteld op 1 januari 2020, waarbij verweerder de waarde op € 820.000 heeft vastgesteld. Eiser, die de woning in 2015 voor € 800.000 heeft gekocht, betwist deze waarde en bepleit een lagere waarde van € 702.000, onderbouwd met vergelijkingsobjecten en taxatierapporten. De rechtbank heeft de zaak op 13 april 2023 behandeld en oordeelt dat de door verweerder vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank wijst de formele beroepsgronden van eiser af en concludeert dat de taxatie van verweerder voldoende onderbouwd is. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de waarde van de woning in twijfel trekken. De rechtbank wijst ook de verzoeken om proceskostenvergoeding af, omdat de kosten van de uitvoering van de Wet WOZ anders zouden stijgen, wat ten koste zou gaan van andere gemeentelijke taken. Eiser heeft daarnaast verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat de rechtbank toekent. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, maar dat eiser recht heeft op een schadevergoeding van € 500 voor immateriële schade en een proceskostenvergoeding van € 837.