In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedaan op 4 mei 2023, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 27 juli 2021 beoordeeld. Eiser had op 12 mei 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verbouwen van een voormalige timmerwerkplaats tot kantoor. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen heeft de aanvraag op 22 januari 2021 buiten behandeling gesteld, omdat niet alle gevraagde gegevens waren ontvangen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft de beslissing op bezwaar in stand gelaten. De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het college aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het college eiser ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om tegenstrijdigheden in de aanvraag te herstellen. De rechtbank stelt vast dat er een tegenstrijdigheid bestond tussen het aanvraagformulier en de bijbehorende tekeningen, maar het college heeft eiser niet gewezen op deze tegenstrijdigheid voordat de aanvraag buiten behandeling werd gesteld. Dit is in strijd met artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het college de aanvraag niet buiten behandeling had mogen stellen en dat de beslissing op bezwaar vernietigd moet worden. De rechtbank oordeelt echter dat de rechtsgevolgen van de beslissing op bezwaar in stand blijven, omdat het college de aanvraag alsnog buiten behandeling had kunnen stellen op basis van onduidelijkheid over het gebruik van de verdieping.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beslissing op bezwaar, maar bepaalt dat het college geen nieuw besluit hoeft te nemen. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser en moet het griffierecht worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.