ECLI:NL:RBGEL:2023:2529

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2178
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake handhaving bouwstop gemeentelijk monument

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn heeft geageerd. Het college had op 26 september 2022 gelast dat verzoeker de bouwwerkzaamheden aan zijn monumentale boerderij diende te staken, omdat er geen omgevingsvergunning was verleend voor de uitgevoerde werkzaamheden. Verzoeker had eerder een omgevingsvergunning gekregen voor renovatie, maar had zonder toestemming van het college ingrijpende wijzigingen aangebracht aan de boerderij, waaronder het afbreken van buitenmuren en het verwijderen van historische elementen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van de bouwstop afgewezen. De rechter oordeelt dat verzoeker in strijd heeft gehandeld met de verleende omgevingsvergunning, aangezien de buitenmuren niet mochten worden afgebroken en de bedstedes niet verwijderd mochten worden. De voorzieningenrechter benadrukt dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, gezien de overtredingen van verzoeker. De rechter wijst erop dat verzoeker een nieuwe omgevingsvergunning moet aanvragen, aangezien de huidige vergunning niet meer van toepassing is door de omvangrijke wijzigingen aan de boerderij.

De uitspraak concludeert dat de bouwstop gehandhaafd blijft en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De voorzieningenrechter roept beide partijen op om constructief samen te werken aan een oplossing voor de ontstane situatie, waarbij de belangen van zowel het college als verzoeker in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/2178

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. T.W.L. Kuijten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn

(gemachtigden: mr. T. Gorbaslieva, D.H. Bos en R.E.J.M. Wolfkamp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 26 september 2022 waarbij het college hem heeft gelast de (bouw)werkzaamheden aan een monumentale boerderij op het adres [locatie] in [woonplaats] te staken. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Verzoeker is eigenaar van boerderij [naam], [locatie] in [woonplaats]. Deze boerderij is in 1992 aangewezen als gemeentelijk monument. Op 30 juli 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het renoveren en veranderen van de monumentale boerderij en de sloop van 2 schuren.
4.
Op de zitting heeft verzoeker verklaard dat hij in september 2021 is gestart met (interne) bouwwerkzaamheden zonder dit te melden aan het college. Op 22 september 2022 heeft het college een controle op de bouwwerkzaamheden uitgevoerd. Vastgesteld is dat de gehele monumentale boerderij zowel intern als extern grotendeels is gesloopt en opnieuw is opgebouwd. Voor zover zichtbaar is alleen de voorgevel voor een deel gehandhaafd. Het verwijderde historische houten interieur ligt deels opgeslagen in de schuur. De verwijderde historische houten gebinten liggen onafgedekt opgeslagen op het perceel, deze zijn ook volledig vervangen door een nieuwe eiken gebintconstructie. Het college heeft geconcludeerd dat in afwijking met de verleende omgevingsvergunning is gebouwd en heeft de bouw op 22 september 2022 mondeling stilgelegd. Dit besluit is op 26 september 2022 op schrift gesteld en op 27 september 2022 aan verzoeker uitgereikt, waarbij het college hem heeft gelast de bouwwerkzaamheden te staken. Voldoet hij niet aan deze last dan verbeurt hij een dwangsom van € 60.000 ineens.
Is het college bevoegd handhavend op te treden?
5. Tussen partijen is niet in geschil dat verzoeker de buitenmuren heeft afgebroken en weer met de originele stenen heeft opgebouwd. Ook heeft hij het interieur van de boerderij verwijderd, muren gesloopt en nieuwe muren opgemetseld. Daarnaast zijn alle gebinten vervangen. De vraag die beantwoord moet worden is of verzoeker voor deze werkzaamheden een omgevingsvergunning heeft gekregen en derhalve conform de vergunning heeft gehandeld. Is dat het geval, dan is het college niet bevoegd om handhavend op te treden.
5.1
Verzoeker stelt onder verwijzing naar een e-mail aan de heer Wolfkamp van 18 april 2021 dat hij toestemming had om de muren af te breken en weer op te bouwen. Het college betwist dat de vergunning inhield dat de buitenmuren mocht afbreken. Hiertoe verwijst het college onder meer naar een e-mail die op 18 mei 2021 aan verzoeker is gestuurd.
5.1.1
Op de tekening behorende bij de verleende omgevingsvergunning is aangegeven ‘buitengevels gehandhaafd en hersteld waar nodig (behoudens verdraaiing)’. Uit deze aanwijzing volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat afbraak en wederopbouw niet is toegestaan, ook niet als dat gebeurt met de originele stenen. Dat het college dit ook niet zo zou hebben bedoeld volgt uit de overgelegde e-mails die het college aan verzoeker heeft gestuurd. Zo staat in de e-mail van 18 mei 2021 aan verzoeker dat de buitengevels volledig gehandhaafd moeten worden (herstel enkel waar nodig) en in de e-mail van 27 mei 2021 staat:
“er staat nu op de tekening bij de buitengevels dat de gevel opnieuw wordt opgemetseld. Dat is niet de bedoeling. Alleen herstel waar nodig (daar is gebrekenlijst en de werkomschrijving voor nodig). Dus tekening daarop aanpassen.”
5.1.2
Nu verzoeker de buitengevels (met uitzondering van een deel van de voorgevel) wel heeft afgebroken en opnieuw heeft opgemetseld, heeft hij daarbij in strijd met de verleende omgevingsvergunning gehandeld. Dat na sloop van de schoorsteen bleek dat muren los op de fundering stonden en naar buiten werden gedrukt en constructief gevaarlijk waren maakt dat niet anders. Er was immers geen omgevingsvergunning verleend voor het afbreken en opnieuw opmetselen van de buitenmuren.
5.2
Verzoeker heeft voorts de binnenmuren, de bedstedes en deuren verwijderd en nieuwe muren van kalkzandsteen geplaatst. Verzoeker heeft hierbij gesteld dat het op grond van de omgevingsvergunning is toegestaan binnenmuren te verplaatsen. Omdat de bedstedes aan de muren vast zaten moesten deze daarom ook worden verplaatst. Hij heeft de historische materialen opgeslagen in een schuur op het terrein. Deze materialen worden opgeknapt en in het toekomstige interieur verwerkt, zo stelt hij.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de omgevingsvergunning een nieuwe muur geplaatst mag worden en een deel van een muur aan de oostkant van het pand mag worden gesloopt. Er is echter geen vergunning verleend voor het slopen van muren en verplaatsen van bedstedes.
5.2.1
Op de tekening behorende bij de omgevingsvergunning staat ‘bestaande bedsteeden behouden (4x)’. De voorzieningenrechter is van oordeel dat hieruit afdoende blijkt dat de omgevingsvergunning niet zover strekte dat de bedstedes verwijderd mochten worden. Of de binnenmuren verplaatst mochten worden laat de voorzieningenrechter in het midden. Het college zal hier bij de beslissing op bezwaar gemotiveerd op in dienen te gaan. Dit geldt eveneens voor de vervanging van het gebintstelsel. Omdat de bedstedes echter niet verwijderd mochten worden heeft verzoeker reeds daarom in strijd met de verleende omgevingsvergunning gehandeld.
5.3
Nu verzoeker door het afbreken en weer opbouwen van de buitenmuren en het verwijderen van de bedstedes in strijd heeft gehandeld met de verleende omgevingsvergunning was het college reeds daarom bevoegd om handhavend op te treden. Dat verzoeker stelt de beste bedoelingen te hebben en het pand in oude luister wil herstellen is daarbij – wat daar ook van zij – niet van belang.
Omdat dit betekent dat verzoeker werkzaamheden uitvoerde zonder dat hij daar een omgevingsvergunning voor heeft, heeft het college de werkzaamheden terecht stilgelegd. Het betoog van verzoeker slaagt daarom niet.
Hoe nu verder?
6. Ter zitting is besproken of verzoeker – afgezien van de werkzaamheden waar hij geen vergunning voor had – nog kan bouwen conform de aan hem verleende vergunning. Het college heeft toegelicht dat nu de boerderij grotendeels is gesloopt een nieuwe omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd. Bouwen conform de eerder verleende omgevingsvergunning is niet mogelijk, zo stelt het college. Verzoeker stelt dat hij wel in overeenstemming met de verleende omgevingsvergunning kan bouwen en heeft nog geen nieuwe omgevingsvergunning aangevraagd.
7. De voorzieningenrechter ziet geen reden de aan verzoeker opgelegde bouwstop te schorsen. Zoals het college terecht stelt heeft verzoeker in afwijking van de aan hem verleende omgevingsvergunning gebouwd en zal hij een nieuwe omgevingsvergunning dienen aan te vragen. Het interieur van de monumentale boerderij is immers volledig verwijderd en bouwen in overeenstemming met de eerder verleende vergunning is daardoor niet langer mogelijk. In geval van schorsing zullen de bouwwerkzaamheden worden voortgezet en daarmee wordt de bouw in afwijking van de verleende vergunning immers alleen maar groter. De voorzieningenrechter zal het verzoek om voorlopige voorziening daarom afwijzen.
8. Ter zitting is gebleken dat sinds de opgelegde last onder dwangsom slechts één gesprek tussen partijen heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter houdt partijen voor dat zij zich constructief op zullen moeten stellen om uit de ontstane impasse te komen. Beide partijen hebben ook grote belangen. Het belang van het college ziet op het behoud en herstel van de boerderij met inachtneming van de monumentale waarden, het belang van verzoeker is gelegen in het verder kunnen gaan met de werkzaamheden, zodat de boerderij op afzienbare termijn bewoond kan worden. Overleg zal gericht moeten zijn op het vinden van een oplossing, waarbij de belangen van beide partijen gediend zijn.
Conclusie en gevolgen
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de bouwstop gehandhaafd blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.Y Snoeren-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd de uitspraakte ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.