In deze zaak gaat het om een verzetprocedure die is ingesteld door [eiser] tegen een verstekvonnis van 30 november 2022, waarbij ontruiming van de huurwoning is gevorderd door [gedaagde]. [eiser] huurt sinds 1 februari 2020 een kamer in een woning en heeft te maken gehad met huurachterstand en klachten van overlast van medebewoners. De kantonrechter heeft op 19 april 2023 geoordeeld dat het verzet tijdig is ingesteld en dat [eiser] ontvankelijk is in zijn vordering. De rechter heeft vastgesteld dat [eiser] door een huurachterstand van meer dan drie maanden tekortgeschoten is in zijn betalingsverplichting, maar dat deze achterstand inmiddels is ingelopen tot minder dan drie maanden huur. Desondanks is er ook sprake van ernstige overlast die door [eiser] is veroorzaakt, wat de kantonrechter als toerekenbaar tekortschieten heeft aangemerkt. De rechter heeft geconcludeerd dat de vordering tot ontruiming in beginsel gerechtvaardigd is, maar dat er geen rechtsgeldige ontbinding van de huurovereenkomst heeft plaatsgevonden. De zaak is aangehouden voor het nemen van een akte door [gedaagde] en [eiser].