ECLI:NL:RBGEL:2023:2472
Rechtbank Gelderland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zedenzaken met onvoldoende bewijs en steunbewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met minderjarigen. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen met twee minderjarige slachtoffers, die onder de zorg en waakzaamheid van de verdachte stonden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het bewijs onvoldoende was.
De rechtbank overwoog dat volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het bewijs niet uitsluitend kan steunen op de verklaring van één getuige. In deze zedenzaken was er weinig steunbewijs beschikbaar, aangezien de verklaringen van de slachtoffers en de ontkennende verklaring van de verdachte tegenover elkaar stonden. De rechtbank constateerde dat de slachtoffers niet aanwezig waren bij de momenten van de vermeende ontucht, wat de geloofwaardigheid van hun verklaringen ondermijnde.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de slachtoffers werden niet ondersteund door ander bewijs dat de tenlastegelegde seksuele handelingen kon bevestigen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, waarbij werd benadrukt dat eerdere veroordelingen voor zedenfeiten niet automatisch tot een veroordeling in deze zaak konden leiden, omdat het bewijs moet voldoen aan het wettelijk bewijsminimum.