Uitspraak
[verw./verz.pp.]
1.De procedure
2.De feiten
een gesprek gehad over het huidige contract. Het contract van 28 uur voor 1,5 jaar zal worden omgezet naar 34 uur voor een vast contract. Zou u i.p.v. een A4 het volledige contract kunnen opsturen naar mij? (…)”
13 januari 2023 heeft [betrokkene 1] het Juridisch Loket onder meer als volgt bericht:
3.Het verzoek en het verweer
€ 2.277,39 bruto per maand vanaf 1 januari 2023 tot aan het einde dienstverband te vermeerderen met 8% vakantietoeslag,
31 december 2022, werkgever te veroordelen aan werknemer de transitievergoeding van € 2.459,00 bruto, alsmede de aanzegvergoeding van één maandsalaris ad
€ 2.277,39 bruto te voldoen.
4.Het (voorwaardelijk) tegenverzoek en het verweer
5.De beoordeling
1 december 2021 voor 34 uur per week. Dat partijen niet beschikken over een ondertekende versie van deze arbeidsovereenkomst doet hieraan niets af. Dat, zoals [verw./verz.pp.] stelt, de hoogte van het loon onderdeel ook onderdeel uitmaakt van deze overeenkomst blijkt nergens uit. Voor zover partijen op dat moment in gesprek waren over de hoogte van het loon, hetgeen [verw./verz.pp.] stelt en [verz./verw.pp.] betwist, maakt dat niet dat geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen. Niet gesteld of gebleken is dat een afspraak over het loon een voorwaarde was voor de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Ook de door [verw./verz.pp.] aangehaalde omstandigheid dat niet op de loonstroken is vermeld dat sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, is in dit verband niet relevant. Dit geldt tevens voor het feit dat [verz./verw.pp.] heeft verzocht om een volledig contract in plaats van een A4 en heeft gevraagd om toezending van alle contracten.
1 januari 2023 niet betaald. [verw./verz.pp.] voert daartegen aan dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd en [verz./verw.pp.] daarom geen aanspraak kan maken op betaling van het loon.
(Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
31 december 2022 is het allereerst opmerkelijk dat zij [verz./verw.pp.] in die periode, met wat aanpassingen in zijn bezorgroute, gewoon door heeft laten werken. Daar komt bij dat onweersproken is dat de klacht van de Albert Heijn over het gedrag van [verz./verw.pp.] toen reeds was opgelost. Onduidelijk is verder gebleven waarom [verz./verw.pp.] niet langer kon bezorgen bij de politie. Gesteld noch gebleken is dat tijdens zijn dienstverband sprake is geweest van strafbare feiten, terwijl [verz./verw.pp.] bij aanvang van zijn dienstverband, anders dan [verw./verz.pp.] stelt, wel een VOG heeft overgelegd. Dat [verz./verw.pp.] niet meer welkom was bij de politie betekende weliswaar dat de bezorgroute gewijzigd diende te worden, maar maakt – zonder informatie over de reden voor dit besluit van de politie – niet dat hem hiervan een (ernstig) verwijt treft. Niet gesteld of gebleken is verder dat [verz./verw.pp.] eerder op zijn gedrag is aangesproken. Sterker nog, tussen partijen staat vast dat tot november 2022 [verw./verz.pp.] niet voornemens was het dienstverband te beëindigden, zodat niet valt in te zien waarom het gestelde te laat of in het geheel niet op het werk komen nadien een (ernstig) verwijt zou opleveren. [verz./verw.pp.] heeft ter zitting toegelicht dat hij steeds het gesprek met [verw./verz.pp.] aan wilde gaan, omdat hij van mening was dat zijn contract ten onrechte was beëindigd. [verw./verz.pp.] ging dit gesprek echter uit de weg, waarna [verz./verw.pp.] [betrokkene 2] op 12 januari 2023 op het werk heeft bezocht. [betrokkene 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij tegen [verz./verw.pp.] heeft gezegd dat hij weg wilde, maar [verz./verw.pp.] hem niet wilde laten gaan. [verz./verw.pp.] erkent dat hij boos op [betrokkene 2] is geworden, zijn auto heeft geblokkeerd en hem niet heeft laten gaan omdat hij nog niet klaar was met het gesprek. Ondanks de gespannen situatie tussen partijen, had [verz./verw.pp.] naar het oordeel van de kantonrechter niet zo moeten handelen. Deze omstandigheid is echter onvoldoende om tot ontbinding op de e-grond over te gaan. Het verzoek op de e-grond slaagt daarom niet.
6.De beslissing
€ 2.277,39 bruto per maand vanaf 1 januari 2023 tot 1 juni 2023, zijnde het einde van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, alsmede te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW over het salaris, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over het salaris en de wettelijke verhoging vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van volledige betaling;