ECLI:NL:RBGEL:2023:2328

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
C/05/417506 / KG ZA 23-112
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing in kort geding met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de moeder in kort geding vervangende toestemming gevorderd om samen met haar minderjarige kinderen te verhuizen naar een andere woonplaats. De moeder heeft aangevoerd dat zij per 1 mei 2023 haar huidige woning moet verlaten, wat een spoedeisend belang met zich meebrengt. De vader heeft verweer gevoerd en verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, dan wel deze af te wijzen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de moeder ontvankelijk is in haar vorderingen, maar heeft vervolgens geoordeeld dat de vordering tot vervangende toestemming voor verhuizing zich niet leent voor behandeling in kort geding. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat een dergelijke vordering in beginsel een zorgvuldige afweging van belangen vereist, die beter tot zijn recht komt in een bodemprocedure. De voorzieningenrechter heeft daarom de gevorderde voorzieningen geweigerd en bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 20 april 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/417506 / KG ZA 23-112
Vonnis in kort geding van 20 april 2023
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. L.M. Bakker te Rosmalen,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. S. Kievit te Breda.
Partijen zullen hierna de moeder en de vader genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding in kort geding namens de moeder;
het namens de moeder toegezonden ouderschapsplan;
de conclusie van antwoord met producties, namens de vader;
de nagezonden stukken namens de moeder;
de mondelinge behandeling van 13 april 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie zijn de volgende minderjarige kinderen geboren:
[kind 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;
[kind 2] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
2.2.
De vader heeft de kinderen erkend en de ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over hen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
2.3.
De relatie van de ouders is in 2019 geëindigd, waarna zij met elkaar afspraken hebben gemaakt over de verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] . Deze afspraken zijn neergelegd in een ouderschapsplan, dat door de ouders is ondertekend op 15 respectievelijk 24 mei 2020.
2.4.
De ouders zijn in het ouderschapsplan de volgende regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) - voor zover hier van belang - overeengekomen:
De kinderen zijn eenmaal per twee weken een weekend bij de vader van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.30 uur;
In de tussenliggende week zijn de kinderen op vrijdagavond van 17.00 uur tot 19.00 uur bij de vader.
(…)
2.5.
In artikel 2 van voornoemd ouderschapsplan is het volgende overeengekomen:
(…) Bij een voorgenomen verhuizing zullen de ouders vooraf met elkaar in overleg treden.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
*Primair:
dat aan de moeder vervangende toestemming zal worden verleend om samen met de kinderen van partijen te verhuizen naar de [adres] te [plaats 1] ;
dat aan de moeder vervangende toestemming zal worden verleend voor aanmelding van de kinderen op Basisschool [naam school] te [plaats 1] .
*Subsidiair:
zodanige voorzieningen te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie gerade acht.
*Primair en subsidiair:
met veroordeling van de vader in de kosten van dit geding.
3.2.
De vader voert verweer en verzoekt de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, althans deze vordering af te wijzen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De ontvankelijkheid

4.1.
Het spoedeisend belang van de vorderingen vloeit voort uit de stellingen van de moeder. Zij heeft onweersproken gesteld dat zij per 1 mei 2023 haar huidige woning in [woonplaats] dient te hebben verlaten. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de moeder ontvankelijk is in haar vorderingen.
De inhoudelijke beoordeling
4.2.
Een vordering tot vervangende toestemming om te mogen verhuizen, leent zich in beginsel niet voor een beoordeling in kort geding. De voorzieningenrechter hanteert als uitgangspunt dat een procedure in kort geding is bedoeld voor spoedeisende gevallen waarin de belangen van de betrokkenen vragen om een onmiddellijke voorziening die voorlopig van kracht is totdat de rechter in een bodemzaak een definitieve beslissing heeft gegeven. De voorzieningenrechter dient ervoor te waken dat hij met zijn voorlopige voorziening niet vooruitloopt op de definitieve beslissing die in de bodemzaak zal volgen. In dit geval, waarbij het gaat om een verhuizing en een andere school voor de kinderen, moet de voorzieningenrechter terughoudend zijn met het geven van vervangende toestemming voor de verhuizing van de moeder en de kinderen, omdat een verhuizing een ingrijpende gebeurtenis is voor de minderjarige kinderen en tot worteling in de nieuwe woonomgeving kan leiden. Voornoemd uitgangspunt neemt niet weg dat in uitzonderlijke gevallen het belang van de minderjarige kinderen en/of van de verzorgende ouder kan rechtvaardigen dat in kort geding vervangende toestemming wordt verleend voor een verhuizing (zie ook Hof Den Haag, uitspraak van 17 augustus 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1813).
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hier van een dergelijk uitzonderlijk geval niet gebleken. Ter zitting heeft de moeder in dit verband enkel gewezen op het spoedeisend belang van haar vorderingen. Dat sprake is van spoedeisendheid wil echter nog niet zeggen dat het gaat om een uitzonderlijk geval dat zich leent voor behandeling in kort geding.
4.4.
Een bodemprocedure daarentegen leent zich voor een zorgvuldige afweging van de belangen van alle betrokkenen. Gelet op de aard en de complexiteit van de vorderingen en de daarbij behorende belangenafweging, gaat een beoordeling van de vorderingen het kader van een kort geding procedure te buiten. De voorzieningenrechter weigert daarom de door de moeder gevorderde voorzieningen.
De proceskosten
4.5.
Gelet op de (familie)relatie tussen partijen bepaalt de rechtbank dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter,
5.1.
weigert de gevorderde voorzieningen;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2023.