6.5.compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Vorderingen in hoger beroep
14. De man is tijdig in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis. Hij vordert in hoger beroep het bestreden vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zo nodig onder aanvulling of verbetering van de rechtsgronden, primair alsnog te bepalen dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar vordering dan wel subsidiair dat de vordering alsnog dient te worden afgewezen als ongegrond en onbewezen alsmede dat de vorderingen in reconventie van de man alsnog worden toegewezen.
15. De vrouw heeft geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, de man in zijn appel niet-ontvankelijk verklaart althans het hoger beroep ongegrond verklaart dan wel afwijst.
16. De kern van het geschil in hoger beroep betreft de vraag of de vrouw in het kader van het onderhavige kort geding vervangende toestemming kan worden verleend om met de minderjarigen te verhuizen naar de regio Rotterdam.
Bespreking van de grieven
Leent de vordering van de vrouw zich voor behandeling in kort geding?
17. Om te beginnen voert de man aan dat de vordering van de vrouw om vervangende toestemming voor de verhuizing van de minderjarigen zich niet leent voor behandeling in kort geding (grief I). Kort gezegd, houdt het betoog van de man in dat het bestreden vonnis leidt tot onomkeerbare gevolgen terwijl in kort geding slechts een voorlopige voorziening kan worden gevraagd (grief IV).
18. Het hof neemt tot uitgangspunt dat een procedure in kort geding is bedoeld voor spoedeisende gevallen waarin de belangen van de betrokkene(n) vragen om een onmiddellijke voorziening die voorlopig van kracht is totdat de rechter in een bodemzaak een definitieve beslissing heeft gegeven. De kort geding rechter dient ervoor te waken dat hij met zijn voorlopige voorziening niet vooruitloopt op de definitieve beslissing die in de bodemzaak zal volgen. In gevallen zoals de onderhavige zal de kort geding rechter terughoudend moeten zijn met het geven van vervangende toestemming voor de verhuizing van minderjarigen, omdat een verhuizing een ingrijpende gebeurtenis is voor minderjarigen en tot worteling in de nieuwe woonomgeving kan leiden. Dit uitgangspunt neemt echter niet weg dat in uitzonderlijke gevallen het belang van minderjarigen en/of van de verzorgende ouder kan rechtvaardigen dat in kort geding vervangende toestemming wordt verleend voor een verhuizing.
19. Naar het oordeel van het hof is in dit geval sprake van een uitzonderlijk geval als hiervoor bedoeld. Het hof legt dat als volgt uit. Vast staat dat de vrouw met de minderjarigen ruim zes maanden in de crisis- en vrouwenopvang heeft moeten verblijven totdat zij op basis van een urgentieverklaring in oktober 2020 een huurwoning in [plaatsnaam twee] heeft kunnen betrekken. Het spreekt voor zich dat een langdurig verblijf in een crisis- en vrouwenopvang niet in het belang is van de minderjarigen en de vrouw. Nu de vrouw de mogelijkheid heeft gekregen om op basis van urgentie een huurwoning in de regio Rotterdam te betrekken, rechtvaardigt het belang van de minderjarigen en van de vrouw dat de kort geding rechter oordeelt over de gevorderde vervangende toestemming tot verhuizing. Naar het oordeel van het hof kan de vrouw dan ook worden ontvangen in haar vordering in kort geding. De grieven I en IV falen derhalve.
20. Het hof acht het van belang om te benadrukken dat de beslissing die in de onderhavige zaak zal worden gegeven een voorlopig karakter heeft en dat de definitieve beslissing over het al dan niet verlenen van vervangende toestemming aan de vrouw voor de verhuizing met de minderjarigen is voorbehouden aan de rechter in de bodemzaak. Partijen – en in het bijzonder de vrouw – dienen er dus rekening mee te houden dat de beslissing in de bodemzaak anders zal kunnen uitvallen dan de beslissing in het onderhavige kort geding.
21. In grief II betoogt de man dat het de vrouw ontbreekt aan een spoedeisend belang bij haar vordering in kort geding. De rechtbank heeft een spoedeisend belang aangenomen, omdat de vrouw haar urgentie kwijtraakt als zij de aangewezen woning niet accepteert en zij de minderjarigen bij zich wil houden. Volgens de man is niet vast komen te staan dat de vrouw haar urgentie zou kwijtraken als zij de aangewezen woning niet zou accepteren; de vrouw heeft daarvan geen bewijsstukken ingebracht. Indien mocht blijken dat de vrouw de vrouwenopvang zou moeten verlaten, had de vrouw volgens de man zijn aanbod kunnen aanvaarden om terug te keren naar de voormalige echtelijke woning van partijen in [plaatsnaam een] , die hij in dat geval zou verlaten.
22. Het hof overweegt als volgt. Het is een feit van algemene bekendheid dat een urgentieverklaring voor een huurwoning niet onbeperkt geldig is en binnen een bepaalde periode verzilverd dient te worden door de woningzoekende. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw reeds op grond van deze omstandigheid een spoedeisend belang bij haar vordering in kort geding. Daarbij komt dat aan het verblijf van de vrouw in de vrouwenopvang op enig moment een einde zou komen en zij derhalve op zoek diende te gaan naar andere woonruimte. In dat verband kan van de vrouw niet worden verwacht dat zij met de minderjarigen zou terugkeren naar de voormalige echtelijke woning van partijen, zoals de man heeft aangevoerd, aangezien zij deze woning was ontvlucht vanwege relatieproblemen met de man. Dat de man heeft aangeboden de woning in geval van terugkeer van de vrouw met de minderjarigen te zullen verlaten, maakt dit niet anders. Ook grief II faalt derhalve.
Moet de vrouw vervangende toestemming voor verhuizing worden verleend?
23. In de grieven III, V, VI en VII keert de man zich met verschillende argumenten tegen de verleende toestemming tot verhuizing van de minderjarigen naar de regio Rotterdam. Kort gezegd voert de man het volgende aan:
- ten onrechte stelt de rechtbank dat de vordering van de vrouw in het belang van de minderjarigen moet worden toegewezen omdat zij de minderjarigen verzorgt en niet buitenshuis werkt;
- ten onrechte stelt de rechtbank dat de vrouw toestemming moet krijgen om zich met de minderjarigen in de regio Rotterdam te vestigen, omdat de vrouw niet gedwongen kan worden in [plaatsnaam een] te gaan wonen;
- de rechtbank heeft een onomkeerbare beslissing genomen, aangezien de minderjarigen zullen gaan wortelen in hun nieuwe woonomgeving;
- er dient eerst objectief onderzoek te worden verricht door de raad voordat een beslissing wordt genomen over een verhuizing van de minderjarigen; als de vrouw toestemming wordt verleend om met de minderjarigen naar de regio Rotterdam te verhuizen, zal een eerlijk en objectief raadsonderzoek niet meer mogelijk zijn;
- de minderjarigen raken vervreemd van de man, omdat de vrouw geen medewerking wenst te verlenen aan de nakoming van de contactregeling;
- de vrouw heeft aangifte gedaan jegens de man, maar de officier van justitie heeft de zaak geseponeerd;
- er zijn geen beletselen voor de vrouw om met de minderjarigen te gaan wonen in [plaatsnaam een] , te meer nu de man aanbiedt dat zij kan terugkeren naar de voormalige echtelijke woning.
24. De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft er onder andere op gewezen dat zij op een geheim adres woont, maar dat de man desondanks voor haar deur en voor de peuterspeelzaal van de minderjarigen heeft gestaan; de vrouw is bang voor de man. De urgentieverklaring die de vrouw heeft gekregen voor een huurwoning in de regio Rotterdam was beperkt geldig. Bovendien diende zij iedere woning te accepteren die passend is, zodat zij geen andere keuze had dan de huidige woning in [plaatsnaam twee] te accepteren. De minderjarigen hebben met de vrouw sinds april 2020 in de crisis- en vrouwenopvang verbleven en dit kon niet langer voortduren. De vrouw en de minderjarigen hebben nu rust en stabiliteit nodig.
25. Het hof overweegt als volgt. Bij de beoordeling van een vordering om vervangende toestemming voor de verhuizing van minderjarigen geldt volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat alle omstandigheden van het geval in acht moeten worden genomen, waarbij het belang van het kind een overweging van de eerste orde is maar in voorkomend geval andere belangen zwaarder kunnen wegen dan het belang van het kind (zie onder andere HR 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:487). De belangen van alle betrokkenen tegen elkaar afwegend, is het hof van oordeel dat het belang van de minderjarigen en van de vrouw om te verhuizen naar de regio Rotterdam zwaarder weegt dan de belangen van de man bij een terugverhuizing van de minderjarigen naar (de omgeving van) [plaatsnaam een] . Het hof acht hierbij relevant dat de vrouw en de minderjarigen langdurig hebben verbleven in de crisis- en vrouwenopvang, welk verblijf niet in het belang is van de minderjarigen en de vrouw. Bovendien was het verblijf in de crisis- en vrouwenopvang van tijdelijke duur, zodat de vrouw op zoek diende te gaan naar andere woonruimte. Die woning heeft zij op grond van een urgentieverklaring uiteindelijk gevonden in de regio Rotterdam, waar zij inmiddels met de minderjarigen verblijft. De stelling van de man dat de vrouw en de minderjarigen kunnen terugkeren naar de voormalige echtelijke woning in [plaatsnaam een] heeft het hof hiervoor al verworpen. 26. Op grond van het bovenstaande komt het hof, net als de rechtbank, tot de conclusie dat de vrouw toestemming moet worden verleend om met de minderjarigen te verhuizen naar de regio Rotterdam. Het hof heeft hiervoor al aangegeven dat deze beslissing in kort geding geldt totdat de rechter in de bodemzaak heeft beslist over de vervangende toestemming voor de verhuizing van de minderjarigen. Het hof gaat ervan uit dat de behandeling van de bodemzaak op korte termijn zal kunnen plaatsvinden, aangezien het raadsrapport inmiddels beschikbaar is.
27. Gelet op de aard van de zaak ziet het hof aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.