Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eisende partij 1]
[eisende partij 2],
eisende partijen,
1.[gedaagde partij 1]
[gedaagde partij 2],
gedaagde partijen,
1.De procedure
- de akte houdende producties van [eisende partijen] van 7 september 2022
- de conclusie van antwoord
- de akte houdende producties van [eisende partijen] van 16 december 2022
- de mondelinge behandeling van 16 december 2022.
2.De feiten
Direct aan de andere zijde van de landgrens is het woonhuis van [gedaagde partijen] met opstallen ten behoeve van zijn melkveehouderij gelegen aan het [adres+plaats 2] . De landbouwgrond die bij het bedrijf van [gedaagde partijen] hoort, ligt deels in Nederland.
:“Door het eeuwenlang gebruik als zodanig is die bestemming ontstaan. Dit blijkt evenzeer uit de onder 2.6 vermelde verklaring welke [betrokkene 1] heeft ondertekend ten verzoeke van de Kerkvoogdij; daaruit blijkt de bestemming tot gezamenlijk gebruik van de ten processe bedoelde weg. (…)Dit oordeel brengt mee dat de indertijd ontstane rechten niet dan in overleg tussen de buren kunnen worden gewijzigd. Die rechten komen hierop neer dat de weg kan worden gebruikt voor veedrift, voet- en fietsverkeer en - incidenteel - gebruik door een landbouwtractor en andere landbouwwerktuigen. Dergelijk gebruik dient [betrokkene 1] zich te laten welgevallen en hij is niet gerechtigd dit gebruik feitelijk te belemmeren of te bemoeilijken, behoudens in overleg met [gedaagde partijen] , waarbij gedacht kan worden aan het gebruik van hekken als door [betrokkene 1] .”De Rechtbank heeft [betrokkene 1] veroordeeld tot het verwijderen van een hek en andere belemmeringen die door hem op de buurweg waren geplaatst en heeft hem verboden de vrije doorgang van de weg te belemmeren.
“4.2. Op grond van hetgeen door beide partijen over dit pad met behulp van foto’s en kaarten naar voren is gebracht, wordt aangenomen dat het pad de voor een buurweg noodzakelijke eigenschappen heeft, te weten: vanwege de ligging en uiterlijke staat geschikt en bestemd voor verkeer (personen, lichte tractoren en vee), aan verscheidene buren gemeen in gebruik en strekkende tot uitweg van deze buren. Het is, anders dan [betrokkene 1] meent, niet nodig dat meer dan twee buren (in casu partijen) van het pad gebruik maken en evenmin dat het pad voor hen de enige uitweg vormt. (…)4.3. De vraag is echter of het pad ooit tot buurweg is bestemd. Daarvoor is vereist een uitdrukkelijke of stilzwijgende daarop gerichte wilsverklaring van de eigenaar van de grond.4.4. Vaststaat dat het hier gaat om een eeuwenoud pad. Tot in de 18e eeuw werd het gebruikt als kerkepad door in Nederland wonende gelovigen die een in Duitsland, naast de boerderij van [gedaagde partijen] , gelegen roomskatholieke kerk bezochten. (…) Door [betrokkene 1] is erkend dat het pad ook al door de vader van [gedaagde partijen] is gebruikt om vanaf zijn boerderij in Duitsland, met of zonder vee, naar zijn in Nederland gelegen gronden te gaan en daarvan terug te keren. [gedaagde partijen] heeft gesteld dat het pad altijd is gebruikt voor landbouwdoeleinden door omwonende boeren en pachters, die voor de komst van de tractor met paard en wagen over het pad hebben gereden. [betrokkene 1] heeft dat niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken.
“De indertijd ontstane rechten kunnen niet anders dan in overleg tussen de buren worden gewijzigd. Deze rechten komen er op neer dat de weg kan worden gebruikt voor veedrift, voet- en fietsverkeer en incidenteel gebruik door een landbouwtractor en andere landbouwwerktuigen. Dergelijk gebruik mag niet worden belemmerd of bemoeilijkt.”
3.Het geschil
1. verbiedt de buurweg anders te (doen) gebruiken dan als voetganger, voor fietsverkeer, voor veedrift of incidenteel per lichte tractor en andere landbouwwerktuigen met een maximaal motorvermogen van 75 kW, mits rijdend met een snelheid van maximaal 5 kilometer per uur en mits rijdend op het midden van de buurweg,
2. verbiedt de buurweg respectievelijk de naastgelegen bermen te beschadigen, althans kapot te (doen) rijden
,3. verbiedt de buurweg per tractor te gebruiken anders dan voor directe en noodzakelijke bouwkundige agrarische doeleinden,
4. verbiedt het gebruiken van de buurweg per tractor tussen zonsondergang en zonsopgang,
6. verbiedt het gebruiken van een tractor op de buurweg vaker dan incidenteel, waaronder te verstaan meer dan tien dagen per jaar,
7. veroordeelt te gehengen en te gedogen dat [eisende partijen] een houten hek, met afstandsbediening op afstand te openen, doet plaatsen aan ieder der uiteinden van de buurweg, met afgifte door [eisende partijen] van twee afstandsbedieningen aan [gedaagde partijen] ,
8. veroordeelt te voorkomen dat vanaf zijn terreinen honden van [gedaagde partijen] de in eigendom van [eisende partijen] toebehorende terreinen betreden zonder deugdelijk te zijn aangelijnd en zonder begeleiding door een persoon die zorg draagt voor ordelijk gedrag,
dit alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde partijen] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente over die proceskosten vanaf veertien dagen na de dag waarop het vonnis is gewezen tot aan de dag der algehele voldoening.
[gedaagde partijen] gebruikt de buurweg om derden de boerderij te laten bereiken, te voet, met de fiets, met de auto, met de vrachtauto, zelfs met het zwaarste materieel van loonwerkers. Hij gebruikt de weg ook vaak zonder agrarisch doel. Het tractorgebruik is niet incidenteel, maar regelmatig. Daarnaast gebruikt hij de tractor onverantwoord, is de tractor te groot en te zwaar voor het pad en worden aan de tractor aanbouwdelen bevestigd die het zicht op de weg belemmeren, hetgeen onveilige situaties en een risico van schade aan de weg met zich brengt. Ook handelt [gedaagde partijen] gevaarzettend en onrechtmatig door de weg bij donker te gebruiken, omdat de weg onverlicht, smal en bij vochtig weer glad is en bovendien vlak langs de woning van [eisende partijen] loopt. [gedaagde partijen] rijdt bovendien ook met een personenauto over de buurweg, hetgeen niet is toegestaan.
Het grootste belang van [eisende partijen] bij een ordentelijk gebruik van de buurweg is gelegen in de kwetsbaarheid van zijn zoon.
4.De beoordeling
Op grond van artikel 236 lid 1 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) hebben beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht (ook wel gezag van gewijsde genoemd). Daarbij worden onder partijen mede begrepen de rechtverkrijgenden onder algemene of bijzondere titel, tenzij uit de wet anders voortvloeit (artikel 236 lid 2 Rv).
Het gezag van gewijsde kan worden ingeroepen als in een geding tussen dezelfde partijen eenzelfde geschilpunt wordt voorgelegd als in een eerder geding, en de in het dictum van de eerdere uitspraak gegeven beslissing (mede) berust op een beslissing over dat geschilpunt, ongeacht of wat gevorderd wordt hetzelfde is. Heeft het andere geding (mede) betrekking op andere geschilpunten dan die waarover in het eerdere geding is beslist, dan strekt het gezag van gewijsde van de beslissing in het eerdere geding zich niet uit tot die andere geschilpunten. Het antwoord op de vraag of in het eerdere geding sprake is geweest van beslissingen aangaande een geschilpunt dat dezelfde rechtsbetrekking betreft als in het andere geding, is afhankelijk van de grondslag van de vordering of het verweer, het processuele debat en de gegeven beslissingen. Dat vergt uitleg van de in de eerdere procedure gedane uitspraak, mede in het licht van de gedingstukken waarop die uitspraak berust (Hoge Raad 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2099).
4.8. Hieruit volgt dat het gerechtshof in de eerder tussen [betrokkene 1] en [gedaagde partijen] gewezen arresten niet heeft beslist aangaande een geschilpunt dat dezelfde rechtsbetrekking betreft als in het onderhavige geding aan de orde is. De eerdere arresten staan dus niet in de weg aan een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [eisende partijen]
4.9. Vraag is vervolgens wat de omvang van het recht van buurweg is.
[eisende partijen] heeft zich - met een beroep op het vonnis van de rechtbank te Zutphen van 28 januari 1999 en de arresten van het gerechtshof te Arnhem van 25 april 2000 en 4 september 2001 - op het standpunt gesteld dat vóór 1992 alleen gebruik voor veedrift, voet- en fietsverkeer en - incidenteel - gebruik door [gedaagde partijen] met een lichte landbouwtractor of licht landbouwwerktuig ten behoeve van agrarische doeleinden was toegestaan.
heeft zich op het standpunt gesteld dat de weg ertoe bestemd is te worden gebruikt door eenieder die van en naar zijn boerderij ging. De buurweg wordt door hem en derden gebruikt om vanaf zijn boerderij in Nederland te komen, onder andere voor het bewerken van landbouwgrond, het verzorgen van vee, het ophalen en brengen van vee en tevens voor het bezoeken van mensen in de buurt. [gedaagde partijen] heeft verder aangevoerd dat hij de buurweg met de tractor niet meer dan incidenteel gebruikt en dan alleen als dat nodig is voor de agrarische bedrijfsvoering. Daarbij gaat het volgens hem om normale tractoren die passend zijn voor het agrarische bedrijf en gebruikelijk bij soortgelijke bedrijven.
4.10. Zoals reeds is overwogen, komt aan de overwegingen van het hof over de omvang van het recht geen gezag van gewijsde, en dus geen bindende kracht voor de beoordeling van het onderhavige geschil toe.
“Verkoper heeft koper uitdrukkelijk verklaard, dat derden eventueel gebruik kunnen maken van de weg, op grond van burenrecht, recht van overpad of veedrift, aangegeven op een aangehechte situatieschets, op het verkochte.”Op grond van deze (wils)verklaringen van de rechtsvoorganger van [eisende partijen] moet worden aangenomen dat de buurweg bestemd is geweest tot agrarisch gebruik en tevens tot gebruik door derden die van en naar de boerderij van [gedaagde partijen] gingen. Dat de weg uitsluitend in geval van een agrarische bestemming mag worden gebruikt, zoals [eisende partijen] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft gesteld, wordt niet gesteund door de verklaringen van de Kerkvoogdij en is onvoldoende onderbouwd.
“Tot voor enkele jaren moesten de [betrokkene 2] de ijzeren staaf over het erf gespannen houden om grensverkeer hier onmogelijk te maken. Zelf mochten de [betrokkene 2] er ook niet anders dan met de tractor overheen. Anders moest via de officiële grensovergang [naam grensovergang] worden omgereden, die echter na ’s avonds 22.00 uur ook dicht ging. Werd het met een feestje aan de Nederlandse zijde wat laat, dan zette liet men de auto maar ‘in Nederland’ staan, en slopen de [naam bewoners] - op zichzelf illegaal - langs de slagboom over het erf.”[gedaagde partijen] heeft niet gemotiveerd betwist dat de inhoud van dit krantenbericht juist is. Hij heeft erop gewezen dat sinds de Europese eenwording een vrij verkeer van personen en goederen tussen de lidstaten van de Europese Unie bestaat, maar deze stelling is niet relevant, nu het bij het vaststellen van het bestemde gebruik van de weg gaat om de periode tot 1992. Het Verdrag van Schengen, waarbij de personencontrole aan de gemeenschappelijke binnengrenzen werd afgeschaft, trad voor Nederland en Duitsland pas op 26 maart 1995 in werking. Aangenomen moet derhalve worden dat gebruik van de buurweg met de auto door de aanwezigheid van de ijzeren staaf feitelijk niet mogelijk was.
Dit betekent dat vordering 3 van [eisende partijen] zal worden toegewezen, met dien verstande dat het daarin opgenomen woord ‘bouwkundige’ zal worden weggelaten, omdat niet duidelijk is gemaakt wat bouwkundige agrarische doeleinden zijn en waarom alleen deze doeleinden geoorloofd zouden zijn.
Onder overlegging van een foto van een tractor (productie 45 [eisende partijen] ), heeft [eisende partijen] gesteld dat de vader van [gedaagde partijen] vóór 1992 van de tractor op deze foto gebruik maakte en dat alleen lichte tractoren op de buurweg zijn toegestaan. [gedaagde partijen] heeft niet gemotiveerd weersproken dat - zoals [eisende partijen] met verwijzing naar een rapportage van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid heeft gesteld - lichte tractoren landbouwtrekkers zijn waarvan het vermogen maximaal 75 kW bedraagt. [gedaagde partijen] heeft evenmin gemotiveerd betwist dat vóór 1992 alleen met lichte tractoren op de buurweg werd gereden.
Uit de door [eisende partijen] tevens overgelegde foto’s en filmopnames (producties 11, 11, 16 tot en met 23, 47 en 55) moet worden afgeleid dat de door of in opdracht van [gedaagde partijen] op de buurweg gebruikte landbouwvoertuigen beduidend groter zijn dan de lichte tractor die vóór 1992 werd gebruikt. Uit de producties blijkt bovendien dat de landbouwvoertuigen in een aantal gevallen waren voorzien van een verwisselbaar uitrustingsstuk of lading, waardoor het zicht werd belemmerd. Hierdoor is sprake van een verzwaring van het gebruik van de buurweg. Een verzwaring is geoorloofd, mits daardoor geen wijziging wordt gebracht in de bestemming die de buurweg had en daardoor niet op onredelijke wijze nadeel wordt toegebracht aan de rechtmatige belangen van de eigenaar van de grond of van anderen die recht hebben op het gebruik van de weg (gerechtshof Amsterdam 18 december 1946, ECLI:NL:GHAMS:1946:47).
- [eisende partijen] heeft er als eigenaar van de weg belang bij dat schade aan de weg wordt voorkomen of beperkt. De buurweg is een zandweg zonder verharding. [gedaagde partijen] heeft niet gemotiveerd weersproken dat de gesteldheid van de weg niet geschikt is voor grotere en zwaardere landbouwvoertuigen omdat deze voertuigen meer schade aan de weg toebrengen. Terecht heeft [eisende partijen] in dit verband gewezen op de opmerking in het proces-verbaal van de comparitie van partijen in het kader van het hoger beroep bij het gerechtshof (productie 9 [eisende partijen] ) dat beide partijen, dus ook [gedaagde partijen] , hebben bevestigd dat de ruilverkavelingsweg op zich een alternatief voor de buurweg vormt en dat zware landbouwwerktuigen beter daarover kunnen worden verplaatst, omdat die weg in een betere staat verkeert dan de weg in geschil. [gedaagde partijen] heeft tijdens die comparitie tevens verklaard de buurweg niet te willen belasten met zware landbouwwerktuigen.
- De buurweg ligt geheel op het perceel van [eisende partijen] en loopt kort langs zijn woonhuis. [eisende partijen] heeft een zoon die, zo heeft hij onbetwist gesteld, graag op het erf speelt en met regelmaat op de buurweg komt, maar vanwege zijn handicap eerder dan een gemiddeld persoon door het verkeer op de weg bij een ongeval betrokken zou kunnen raken. Het is daarom voor [eisende partijen] van groot belang dat het risico op ongelukken op de buurweg zoveel mogelijk wordt beperkt. Vanzelfsprekend veroorzaken grotere en zwaardere landbouwvoertuigen een groter gevaar voor de zoon van [eisende partijen] dan kleinere en lichtere voertuigen. De op de voertuigen aangebrachte aanbouwdelen belemmeren het zicht naar voren en/of opzij en vergroten hierdoor het risico op ongevallen.
- Het belang van [gedaagde partijen] bij de buurweg is erin gelegen dat hij minder ver hoeft te rijden naar zijn landbouwgronden in Nederland. Volgens de door [eisende partijen] overgelegde foto’s (productie 46 [eisende partijen] ) bedraagt de afstand via de buurweg 252 meter en de afstand via de ruilverkavelingswet 741 meter. Het verschil is dus nog geen 500 meter.
- [eisende partijen] heeft zich bereid verklaard de weg te verleggen op zijn terrein, maar [gedaagde partijen] is hiermee niet akkoord gegaan.
Indien de hekwerken, zoals [eisende partijen] heeft gesteld, met afstandsbediening automatisch door [gedaagde partijen] zijn te openen, kan niet worden gezegd dat de aanwezigheid van deze hekwerken daadwerkelijk inbreuk maakt op het recht om de weg voor agrarische doeleinden te gebruiken. Immers, alles wat nodig is om gebruik te kunnen maken van de weg is een druk op de knop van de afstandsbediening.
Het hek dat [eisende partijen] voor ogen heeft (productie 33 [eisende partijen] ) zou voetgangers en fietsers die van of naar de boerderij van [gedaagde partijen] willen gaan evenwel de doorgang beletten en in die zin dus afbreuk doen aan het recht van buurweg. Een dergelijk hek is dus niet toelaatbaar.
Wel toewijsbaar is een veroordeling die ziet op het gehengen en gedogen van hekwerken die een zodanige ruimte laten dat voetgangers en fietsers de hekwerken kunnen passeren en dus gebruik kunnen maken van de buurweg. Om derden, die geen recht hebben de buurweg te gebruiken, zo veel mogelijk van de buurweg te weren, dienen de hekwerken te worden voorzien van een bord “verboden toegang” en aan de zijkant van een poortje, dat aan voetgangers en fietsers die van en naar de boerderij van [gedaagde partijen] gaan toegang verleent tot de buurweg. De rechtbank zal de vordering van [eisende partijen] in die zin – als zijnde het mindere van die vordering – toewijzen.
5.De beslissing
1. de buurweg anders te (doen) gebruiken dan als voetganger, voor fietsverkeer, voor veedrift of per tractor of ander landbouwwerktuig met een maximaal vermogen van 75 kW, mits rijdend met een snelheid van maximaal 15 kilometer per uur en mits rijdend op het midden van de buurweg,
2. de buurweg per tractor te gebruiken anders dan voor directe en noodzakelijke agrarische doeleinden,
3. het gebruik van de buurweg per tractor tussen zonsondergang en zonsopgang,
4. het gebruik van de buurweg per tractor, indien deze is voorzien van aanbouwdelen die breder zijn dan de tractor, alsmede van aanbouwdelen die op een andere wijze gevaar kunnen opleveren voor andere personen en voertuigen die zich bevinden op de buurweg,