ECLI:NL:RBGEL:2023:2200

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
05-115342-22 Ontneming
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugshandelzaak met procesafspraken

In de strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij drugshandel en de verkoop van drugs, heeft de rechtbank op 18 april 2023 een gevangenisstraf van 57 maanden opgelegd. Dit gebeurde in het kader van procesafspraken die waren gemaakt tussen het Openbaar Ministerie (OM) en de verdediging. Naast de gevangenisstraf was er ook een schikking tot betaling van 200.000 euro voor de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte heeft afstand gedaan van in beslag genomen goederen en het openstaande bedrag is voldaan, waardoor de ontnemingszaak van rechtswege is geëindigd volgens artikel 511c Sv en artikel 6:4:18 Sv.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 20 december 2022 de rechtbank heeft geïnformeerd over de mogelijkheid van procesafspraken. Na verschillende gesprekken en een plan van aanpak, zijn er op 10 januari 2023 afspraken gemaakt. De verdachte heeft op 24 maart 2023 een betalingsbewijs overlegd, waaruit blijkt dat hij heeft voldaan aan de betalingsverplichting. De officier van justitie heeft op 28 maart 2023 bevestigd dat de ontnemingsvordering zou worden behandeld, en de rechtbank heeft op basis van de gemaakte afspraken de ontneming vastgesteld op 180.000 euro.

De rechtbank heeft in haar uitspraak benadrukt dat de ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd, omdat de verdachte aan de voorwaarden van de schikking heeft voldaan. Dit betekent dat de ontnemingszaak niet verder behandeld hoeft te worden, en de rechtbank heeft dit bevestigd in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05.115342.22 (ontneming)
Datum uitspraak : 18 april 2023
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
thans gedetineerd in de P.I. Arnhem te Arnhem.
Raadsman: mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat in Arnhem.

1.De inhoud van de vordering en het procesverloop

1.1.
In de strafzaak tegen verdachte heeft de officier van justitie op 20 december 2022 de rechtbank geïnformeerd dat het Openbaar Ministerie en de verdediging op 10 januari 2023 een verkennend gesprek willen voeren over eventuele procesafspraken.
1.2.
De rechtbank heeft op 22 december 2022 partijen laten weten geen bezwaren te hebben tegen een dergelijk gesprek.
1.3.
Op 10 januari 2023 heeft de officier van justitie onder meer laten weten dat er met elkaar is gesproken en dat het niet op voorhand is uitgesloten dat men tot een gezamenlijk standpunt komt om aan de rechtbank voor te leggen. Hij heeft voorts aangegeven dat de rechtbank op de terechtzitting van 24 januari 2023 door partijen wordt geïnformeerd over deze conceptafspraken en het voorstel voor afdoening.
1.4.
Voorafgaand aan de terechtzitting van 24 januari 2023 heeft de officier van justitie een ‘Plan van aanpak concept 23 januari 2023’ aan de rechtbank gezonden. Ook heeft de rechtbank ontvangen een ‘Reactie verdediging op plan van aanpak OM’.
1.5.
In genoemd Plan van aanpak is onder meer de volgende passage opgenomen:

Naast deze tenlastegelegde feiten is ook een ontneming aangekondigd. Deze is niet aangebracht voor de huidige zitting, maar ter transparantie wel aangeboden aan de rechtbank. Uitgangspunt is dat ook deze ontneming onderdeel vormt van de procesafspraken in deze zaak.”
1.6.
Tijdens de terechtzitting van 24 januari 2023 zijn onder meer de uitgangspunten om te komen tot procesafspraken aan de orde gesteld. Verder heeft de rechtbank tijdens deze zitting de eigen verantwoordelijkheid van de rechter benadrukt wanneer het tot procesafspraken komt. De officier van justitie heeft aangegeven dat indien het Openbaar Ministerie en de verdediging tot procesafspraken komen, deze afspraken voor 8 maart 2023 aan de rechtbank worden aangeleverd. Met betrekking tot de ontneming heeft de officier van justitie desgevraagd aangegeven dat als partijen tot procesafspraken komen, ook de ontnemingsvordering voor 8 maart 2023 daarbij wordt betrokken.
1.7.
Bij de stukken bevindt zich een schriftelijke vordering van 24 februari 2023, waarin de officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, zal vaststellen op € 1.049.525,00 en aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel.
1.8.
Op 7 maart 2023 heeft de officier van justitie de rechtbank laten weten dat het is gelukt om met de verdediging afspraken te maken in lijn met het concept Plan van aanpak.
1.9.
Op 14 maart 2023 heeft de officier van justitie een Overeenkomst procesafspraken d.d. 10 maart 2023 aan de rechtbank gezonden. Hij heeft daarbij aangegeven dat het Openbaar Ministerie en de verdediging van mening zijn dat deze procesafspraken een uitwerking vormen van de afspraken zoals deze passen binnen de kaders die de Hoge Raad [1] heeft gesteld. In genoemde overeenkomst is ten aanzien van de ontneming onder meer het volgende opgenomen:
“In de ontnemingsrapportage (p. 117 e.v.) wordt een berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel opgesteld ten bedrage van 1.031.250,- Euro.
Bij deze berekening van het voordeel is enkel de aankoop van de cocaïne in Zuid-Amerika meegenomen. Vervolgens is bij de winstberekening enkel de vermoedelijke opbrengst per kilo in Nederland verrekend. Bij de berekening is geen rekening gehouden met de vermoedelijke verdeling van opbrengst naar rato van aankoop. Evenmin is rekening gehouden met overige kosten, zoals transportkosten. Ambtshalve is bekend dat het transport van cocaïne van Zuid-Amerika naar Europa, vanwege de grote risico’s en logistieke complicaties een van de grootste kostenposten omvat, die de aankoopprijs met een veelvoud overschrijdt, waarbij opslagpercentages van 700% niet onbekend zijn.
Het gebrek aan nadere informatie omtrent de door de verdachte gemaakte kosten maakt dat een exacte voordeelsberekening niet mogelijk is. Op basis van de wel aanwezige informatie is aannemelijk dat verdachte in ieder geval een bedrag van 200.000,- Euro aan voordeel heeft genoten. Het is dit bedrag dat als uitgangspunt zal gelden bij de afspraken over de ontneming van het voordeel en wat in de lijn van artikel 511c Wetboek van Strafvordering.
Bij de afwikkeling van de ontneming worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Bij het ontnemen van het wederrechtelijk verkregen voordeel worden ten dele de reeds in beslag genomen goederen in mindering gebracht, (…). De verdachte doet voor het overige afstand van het beslag, (…).
- Op het te ontnemen bedrag worden de bedragen in mindering gebracht waarop beslag is gelegd onder de partner van verdachte. De gedachte hierachter is dat aannemelijk is dat er sprake is van als economische eenheid functionerend partnerschap waarbij de financiën van de partner zijn gevoed door de verdachte.
- Met de partner van verdachte, [partner van verdachte] is overeengekomen dat zij een transactie zal aanvaarden ten bedrage van 20.000 Euro ter voorkomen van strafvervolging in het reeds opgemaakte witwasdossier. Deze transactie is overeengekomen tussen verdachte, [partner van verdachte] en het Openbaar Ministerie en vormt geen onderdeel van deze raamovereenkomst. In het kader van transparantie en volledigheid wordt hier melding gemaakt van deze transactie. Deze transactie wordt voldaan door afstand te doen van de al in beslag genomen Volkswagen Tiguan.
- Bij de berekening van de ontneming op de verdachte, [verdachte] , wordt de totale ontneming gesteld op een bedrag van 180.000 Euro.
Het te ontnemen bedrag van 180.000,- Euro is als volgt samengesteld:
Totale ontneming 180.000,-
Beslag kluis [partner van verdachte] en zekerheidsstelling 25.000,-
Contanten beslag Lent 32.270,-
Rolex verdachte 14.000,-
Beslag bankrekening 3.000,-
Contant beslag (AV01.03.001 en AV01.05.001) 4.825,41
Volkswagen Polo 7.655,-
Nog te voldoen 93.249,-
1.10.
De rechtbank heeft bij e-mail van 24 maart 2023 onder meer aan partijen de vraag voorgelegd of het Openbaar Ministerie wel of niet het voornemen heeft om de ontnemingsvordering ter terechtzitting van 28 maart 2023 aan te brengen.
1.11.
Op 24 maart 2023 heeft de raadsman per e-mail aangegeven dat naar het oordeel van de verdediging sprake is van een schikking conform artikel 511c Wetboek van Strafvordering (Sv). Als bijlage heeft de raadsman een betalingsbewijs van 24 maart 2023 bijgevoegd, waaruit blijkt dat verdachte heeft voldaan aan de betalingsverplichting die voortvloeit uit de gemaakte afspraken met betrekking tot de ontneming. Indien de ontnemingsvordering formeel nog aan de orde is, verzoekt de raadsman de rechtbank om conform artikel 6:4:18 Sv de (ontnemings)zaak van rechtswege als beëindigd te verklaren.
1.12.
Op 26 maart 2023 heeft de officier van justitie per e-mail onder meer aangegeven dat de ontnemingsvordering wel wordt aangebracht ter terechtzitting van 28 maart 2023 en dat deze vordering wat het Openbaar Ministerie betreft dan ook wordt behandeld. De verwijzing naar artikel 511c Sv ziet op de beoordelingssystematiek van de onderbouwing zoals overeengekomen bij de procesafspraken. Dit artikel biedt in de visie van de officier van justitie de ruimte aan de rechtbank om het vast te stellen wederrechtelijk verkregen voordeel lager dan uiteengezet in de ontnemingsrapportage vast te stellen, te weten ter hoogte van het in de procesafspraken opgenomen bedrag.
1.13.
Tijdens de terechtzitting van 28 maart 2023 heeft de rechtbank onderzoek gedaan naar de procesafspraken, waarover meer in het strafvonnis tegen verdachte van 18 april 2023. Met betrekking tot de ontneming heeft de officier van justitie verwezen naar de Overeenkomst procesafspraken en onder meer nog opgemerkt dat het Openbaar Ministerie en de verdediging een schikking hadden kunnen treffen buiten de terechtzitting om, maar ervoor hebben gekozen om het bij de procesafspraken te betrekken, zodat alles in één keer kan worden afgedaan. De officier van justitie heeft de rechtbank om die reden verzocht het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast te stellen op een bedrag van
€ 200.000,00, en - zo begrijpt de rechtbank uit de Overeenkomst - het door verdachte vervolgens te betalen bedrag vast te stellen op € 180.000,00. Dit volledige bedrag is door verdachte aan het Openbaar Ministerie voldaan. Verdachte heeft daartoe € 93.249 betaald en het restant is voldaan door afstand te doen van het gelegde (conservatoire) beslag.
1.14.
De raadsman heeft ter terechtzitting van 28 maart 2023 ten aanzien van de ontneming aangegeven dat het voorstel zoals opgenomen in de Overeenkomst procesafspraken redelijk is en inmiddels ook al feitelijk is uitgevoerd. Hij heeft daarom primair bepleit het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op het bedrag dat partijen zijn overeengekomen. Subsidiair heeft hij verzocht overeenkomstig artikel 6:4:18 Sv te oordelen dat de ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd.

2.De beoordeling van de vordering

2.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 18 april 2023 tegen veroordeelde gewezen vonnis waarbij veroordeelde onder meer ter zake van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en een poging daartoe, alsmede het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 57 maanden met aftrek van voorarrest.
2.2.
De rechtbank stelt met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 1 is opgenomen vast dat de officier van justitie als onderdeel van de procesafspraken een schikking als bedoeld in artikel 511c Sv met veroordeelde is aangegaan tot betaling van een bedrag van
€ 180.000,00 ter ontneming van het ingevolge artikel 36e Sr voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel.
2.3.
In het stelsel van strafvordering ligt besloten dat een eenmaal aangevangen ontnemingsprocedure wordt afgesloten met een rechterlijke uitspraak. Een uitzondering hierop kan alleen worden aangenomen in die gevallen waarin de wet expliciet regelt dat deze hoofdregel niet van toepassing is. In het geval van een ontnemingsvordering geldt deze uitzondering wanneer een schikking als bedoeld in artikel 511c Sv tot stand is gekomen en aan de termen van die schikking door veroordeelde is voldaan. Vast staat dat veroordeelde op 24 maart 2023 een bedrag van € 93.250,00 heeft voldaan, alsmede heeft verdachte afstand gedaan van het gelegde conservatoire beslag, beiden ter uitvoering van de overeengekomen afspraken. In artikel 6:4:18 Sv is bepaald dat door voldoening aan de termen van de schikking, wanneer de ontnemingsvordering al is ingediend, zoals hier het geval is, de zaak van rechtswege is geëindigd. Daarom zal de rechtbank verstaan dat de ontnemingszaak tegen veroordeelde van rechtswege is geëindigd.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verstaat dat de ontnemingszaak van rechtswege is geëindigd.
Aldus gegeven door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. L.M. Vogel en mr. L.F. Bögemann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252.