ECLI:NL:RBGEL:2023:2152

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
05-338510-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens bedreiging van politieagenten en bezit van wapens

Op 17 april 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van twee politieagenten en het voorhanden hebben van diverse wapens. De feiten vonden plaats op 29 december 2022 in Nunspeet, waar de verdachte, tijdens een gesprek met de politie, dreigende uitspraken deed en een wapen pakte dat op een echt vuurwapen leek. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen wettig en overtuigend bewezen waren, evenals het voorhanden hebben van een gasalarmpistool, een vuurwapen en andere wapens. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 305 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank hield rekening met de impact van de bedreiging op de agenten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde agenten voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/338510-22 en 05/086835-22 (TUL)
Datum uitspraak : 17 april 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in Diever,
thans verblijvende [locatie]
Raadsvrouw: mr. J.B. Pieters, advocaat in Hoogeveen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 december 2022 te Nunspeet [verbalisant 1] (inspecteur) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen, althans een op een echt gelijkend wapen naar en/of in de richting van die [verbalisant 1] te houden en/of te richten en/of (vervolgens) (daarbij/voorafgaand/daarna) die [verbalisant 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga misschien wel mensen neerschieten want ik wordt zo langzamerhand helemaal gek" en/of "Dan bedreig ik jullie wel of zo" en/of "Ik schiet iedereen overhoop" en/of "Ik heb ook nog een echt wapen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 29 december 2022 te Nunspeet [verbalisant 2] (hoofdagent) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen, althans een op een echt gelijkend wapen naar en/of in de richting van die [verbalisant 2] te houden en/of te richten en/of (vervolgens) (daarbij/voorafgaand/daarna) die [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga misschien wel mensen neerschieten want ik wordt zo langzamerhand helemaal
gek" en/of "Dan bedreig ik jullie wel of zo" en/of "Ik schiet iedereen overhoop" en/of "Ik heb ook nog een echt wapen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 29 december 2022 te Nunspeet een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een, gasalarmpistool voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 29 december 2022 te Nunspeet voorhanden heeft gehad een vuurwapen van categorie II onder 1, dan wel een vuurwapen (merk Zoraki) in de zin van artikel 1 sub 3 jo artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, in de vorm van een pistool, en niet vallende onder categorie II, sub 2, 3 of 6;
5
hij op of omstreeks 29 december 2022 te Nunspeet een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een balletjespistool (Airmax) voorhanden heeft gehad;
6
hij op of omstreeks 29 december 2022 te Nunspeet een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje peperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2, omdat niet bewezen kan worden dat hij het (voorwaardelijk) opzet had op bedreiging van de aangevers.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
Verbalisanten [verbalisant 1] (inspecteur) en [verbalisant 2] (hoofdagent) hebben op 29 december 2022 de melding gekregen dat verdachte een ruit van de woning van zijn ex-partner had vernield. De verbalisanten zijn naar een loods, een kleine ruimte, gegaan die in gebruik was bij verdachte. Daar zijn ze met verdachte in gesprek gegaan. Tijdens het gesprek viel op dat verdachte erg onrustig was. Verdachte zei gelijk dat hij er klaar mee was en met de verbalisanten mee wilde. Verdachte zei: "Neem me maar me voor drugsbezit want daar ligt cocaïne." Even later zei verdachte: “Dan bedreig ik jullie wel ofzo, dan neem me daarom maar mee." De verbalisanten hebben meerdere malen tegen verdachte gezegd dat zij alleen met hem in gesprek wilden. Verdachte zei: “er komt een moment dan schiet ik iedereen kapot he”. Verdachte ging daarna richting de achterzijde van de loods. Verdachte was erg onrustig en zei: "Weet je wat, jullie zijn helemaal geen echte politie." Hierop draaide hij zich kort met zijn rug naar de verbalisanten toe en maakte hij met zijn rechterhand een beweging bij een soort machine. Het leek alsof verdachte iets opende en daarna met zijn linkerhand ergens naar toe reikte. Direct hierna zagen de verbalisanten dat verdachte een zwartkleurig vuurwapen pakte. Verdachte draaide zich om waardoor het wapen in de richting van de verbalisanten wees. [2]
Door deze actie voelde De [verbalisant 2] zich dermate bedreigd dat hij zich genoodzaakt voelde om zijn vuurwapen te trekken en dit op verdachte te richten. Mede door de uitspraken die verdachte had gedaan en zijn gedrag had De [verbalisant 2] de angst dat verdachte daadwerkelijk de trekker zou overhalen. [verbalisant 1] had door het gedrag van de verdachte en zijn greep naar een echt gelijkend vuurwapen de angst om in een vuurgevecht met de verdachte te belanden. Gelet op het gedrag van verdachte en zijn uitspraken over het neerschieten van mensen, had [verbalisant 1] de overtuiging dat verdachte het vuurwapen tegen hem en zijn collega zou gaan gebruiken. Beide verbalisanten hebben dan ook gelijk hun vuurwapen op verdachte gericht. [3]
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen én dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank vast dat verdachte in een loods, hetgeen een kleine ruimte was, onder meer tegen de agenten heeft gezegd dat hij iedereen kapot zou schieten, kort daarna een alarmpistool heeft gepakt dat op een echt vuurwapen leek (zie hierna onder feit 3) én zich met dat wapen richting de agenten heeft gedraaid. De rechtbank is van oordeel dat de aard van de tenlastegelegde gedragingen, gezien de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, naar objectieve maatstaven in het algemeen de redelijke vrees bij de bedreigden kunnen opwekken dat zij het leven zouden kunnen verliezen. Door na de ten laste gelegde uitlatingen het alarmpistool te pakken en naar de verbalisanten te draaien, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij [verbalisant 1] en De [verbalisant 2] de vrees zou ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen.. De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde bedreigingen dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Het wapen dat verdachte tijdens het gesprek met de verbalisanten heeft gepakt, was een (gas)alarm- c.q. startpistool in de zin van artikel 2 lid 1, categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie. [4]
Verdachte heeft verklaard dat dit pistool van hem is. Hij heeft dit wapen in Duitsland gekocht en heeft dit zelf in de loods gelegd. [5]
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat verdachte een gasalarmpistool voorhanden heeft gehad.
Feit 4
In de loods die in gebruik is bij verdachte heeft de politie in een bouwstofzuiger nog een wapen aangetroffen. [6]
Dit wapen is een getransformeerd gaspistool van het merk Zoraki, model 2906 van het kaliber 9mm knal met bijpassend patroonmagazijn. De loop was open. De verbalisant heeft proefschoten afgevuurd met onder meer kogelpatronen van het kaliber 9 x 17mm. Deze patronen pasten in het bijpassende patroonmagazijn. Het pistool gaf geen storingen en was geschikt om projectielen af te schieten door een loop. Het getransformeerde gaspistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 in verband met artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de WWM. [7]
Verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen van hem is en dat hij het heeft opgeborgen in een kluisje in de stofzuiger. [8]
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat verdachte een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Feit 5
In de genoemde loods heeft de politie in een andere bouwstofzuiger een zogenoemd airsoftwapen aangetroffen. [9]
Dit bleek een gasdrukwapen en tevens een nabootsing van een vuurwapen te zijn, dat wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, te weten een pistoolmitrailleur van het merk Heckler & Koch, model MP5-KA4. Daardoor is het voor (af)dreiging geschikt en is het een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I, onder 7, van de Wet wapens en munitie. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij dit wapen in de winkel heeft gekocht waar hij ook het alarmpistool heeft gekocht. Hij heeft verklaard dat hij dit wapen voor ‘de kinderen’ heeft gekocht, zodat zij ermee konden spelen, en dat hij het in de stofzuiger heeft gelegd. [11]
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat verdachte een wapen van categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Feit 6
In de loods heeft de politie een busje pepperspray aangetroffen. [12]
Dit was een pepperspray-spuitbusje, gevuld met een vloeistof. Het is een voorwerp dat gebruikt kan worden om personen te treffen met een giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende of een soortgelijke stof en daarom een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II, onder 6, van de Wet wapens en munitie. [13]
Verdachte heeft verklaard dat hij de pepperspray in Duitsland heeft gekocht voor zijn ex-partner, zodat zij zich kon verdedigen. Bij het inpakken heeft zij het in de tas van verdachte gegooid. [14]
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat verdachte pepperspray voorhanden heeft gehad.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks29 december 2022 te Nunspeet [verbalisant 1] (inspecteur) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door
een vuurwapen, althanseen op een echt gelijkend wapen naar
en/of in de richting vandie [verbalisant 1] te houden
en/of te richtenen
/of (vervolgens) (daarbij/voorafgaand
/daarna)die [verbalisant 1] dreigend de woorden toe te voegen
"ik ga misschien wel mensen neerschieten want ik wordt zo langzamerhand helemaal gek" en/of"Dan bedreig ik jullie wel of zo" en
/of"Ik schiet iedereen overhoop"
en/of "Ik heb ook nog een echt wapen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op
of omstreeks29 december 2022 te Nunspeet [verbalisant 2] (hoofdagent) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door
een vuurwapen, althanseen op een echt gelijkend wapen naar
en/of in de richting vandie De [verbalisant 2] te houden
en/of te richtenen
/of (vervolgens) (daarbij/voorafgaand
/daarna)die De [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen
"ik ga misschien wel mensen neerschieten want ik wordt zo langzamerhand helemaal gek" en/of"Dan bedreig ik jullie wel of zo" en
/of"Ik schiet iedereen overhoop"
en/of "Ik heb ook nog een echt wapen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op
of omstreeks29 december 2022 te Nunspeet een wapen van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasalarmpistool, voorhanden heeft gehad;
4
hij op
of omstreeks29 december 2022 te Nunspeet voorhanden heeft gehad
een vuurwapen van categorie II onder 1, dan weleen vuurwapen (merk Zoraki) in de zin van artikel 1 sub 3 jo artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, in de vorm van een pistool, en niet vallende onder categorie II, sub 2, 3 of 6;
5
hij op
of omstreeks29 december 2022 te Nunspeet een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat
een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of datzodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een balletjespistool
(Airmax)voorhanden heeft gehad;
6
hij op
of omstreeks29 december 2022 te Nunspeet een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje peperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
feit 5:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 6:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 304 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden op te leggen de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd en met aftrek van de tijd die in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat wordt bevolen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd met een duur gelijk aan de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast kan een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft twee politieagenten bedreigd, onder meer door zich met een wapen naar de agenten te draaien. Dit wapen leek net een echt vuurwapen en de agenten waren bang dat zij daadwerkelijk zouden worden beschoten. Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat deze bedreiging een grote impact heeft gehad op de agenten en hun directe omgeving. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van diverse wapens, waaronder een vuurwapen. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan het ongecontroleerd bezit van diverse wapens. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte, gedateerd 29 december 2022. Daaruit volgt dat verdachte meermalen is veroordeeld wegens bedreiging en mishandeling.
Uit het reclasseringsadvies van 20 maart 2023 volgt dat verdachte voorafgaand aan de feiten een instabiele leefsituatie had. Hij beschikte niet over een stabiele woonsituatie, er was sprake van problemen in de omgang met zijn kinderen en een conflictueuze relatie met zijn partner. Daarnaast is er sprake van zowel psychische- als verslavingsproblematiek die in directe relatie staan met zijn delictgedrag. De behandeling van verdachte in een ambulant kader bleek ontoereikend en hij is op 23 februari 2023 in het kader van een schorsing opgenomen [locatie] Daar stelt verdachte zich gemotiveerd op. Om te komen tot gedragsverandering en vermindering van de kans op recidive acht de reclassering het van belang dat de ingezette klinische behandeling doorgang blijft vinden. De reclassering acht, na afronding van die behandeling, een nazorgtraject binnen het kader van een voorwaardelijke veroordeling noodzakelijk. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is niet wenselijk, omdat die straf de ingezette klinische behandeling kan doorkruisen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf kan dienen als een externe motivator om de behandeling en het nazorgtraject te voltooien, zo schrijft de reclassering. De reclassering adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, beschermd wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Verdachte is echter sinds enige tijd klinisch opgenomen en werkt mee aan zijn behandeling. Om herhaling te voorkomen is het belangrijkste dat verdachte wordt behandeld en vrij van drugs blijft. Als verdachte nu terug moet naar de gevangenis, zou dat alles wat inmiddels is bereikt op het spel zetten. Dat is niet in het belang van verdachte en ook niet in het belang van de maatschappij. Gelet daarop zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 360 dagen, waarvan 305 dagen voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd. De ingezette behandeling wordt daarmee geborgd in een gedwongen kader.
Gezien de ernst van de feiten legt de rechtbank daarnaast een taakstraf van 100 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 50 dagen hechtenis, op.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Het gaat hier om bedreiging met een vuurwapen. Dat kwalificeert de rechtbank als een dergelijk misdrijf. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog.
Daarom zal de rechtbank bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in verband met respectievelijk feit 1 en feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partijen vorderen ieder afzonderlijk vergoeding van € 1.060,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde bedragen dienen te worden gematigd omdat de hoogte van die bedragen niet nader is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Immateriële schade
Een recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen ontstaat, gelet op artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, onder meer in geval van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. In beginsel moet een dergelijke aantasting met concrete gegevens worden onderbouwd. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (Hoge Raad 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793). In dit geval heeft een verdachte in een zeer onrustige toestand tegen twee politieagenten gezegd dat hij iedereen overhoop zou schieten en heeft hij hen bedreigd met een vuurwapen. Dit is gebeurd in een kleine en onoverzichtelijke ruimte. De agenten zagen geen andere mogelijkheid dan het trekken van hun vuurwapen. Bij deze stand van zaken vreesden zij voor vuurwapengebruik door verdachte en daarmee voor hun leven. De nadelige gevolgen hiervan, zoals deze ook zijn beschreven in de onderbouwing van de vorderingen, liggen zozeer voor de hand dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank acht het gevorderde bedrag toewijsbaar. Verdachte is vanaf 29 december 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Als de toegewezen bedragen niet worden betaald, kan per toegewezen schadebedrag van € 1.060,- twintig dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/086835-22)

De politierechter heeft verdachte op 13 december 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 63 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging en vordert dat in plaats van een gevangenisstraf tenuitvoerlegging van een taakstraf van 120 uren wordt gelast.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging in dit specifieke geval desondanks afwijzen. De bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd door de politierechter zijn gericht op de (ambulante) behandeling van verdachte. Tussen de datum van de onherroepelijke veroordeling en de pleegdatum van de nieuwe feiten zit een paar dagen, zonder dat die behandeling al was opgestart. Gelet daarop zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 14e, 22c, 22d, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen;
 bepaalt dat
een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 305 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich bij Reclassering Inforsa op het adres Wittevrouwenkade 6 te Utrecht meldt en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte zich laat opnemen in de forensisch psychiatrische kliniek Roosenburg of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is op 23 februari 2023 gestart en duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte zich ambulant laat behandelen door een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na afloop van de klinische behandeling en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na afloop van de klinische behandeling en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen.
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
 legt op een
taakstraf van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
 wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 13 december 2022 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf (parketnummer 05/086835-22);
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [verbalisant 1] van €1.060,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [verbalisant 1] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [verbalisant 2] van € 1.060,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [verbalisant 2] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan immateriële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan per toegewezen schadebedrag van € 1.060,- 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [verbalisant 2] € 1.060,- 20 dagen;
2. [verbalisant 1] € 1.060,- 20 dagen.
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen (voorzitter), mr. Y. Yeniay-Cenik en mr. S.A.L. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in de in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte processen-verbaal, dossiernummers PL0600-2022602684 en PL0600-2022602198, gesloten op respectievelijk 30 december 2022 en 6 januari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30-31, proces-verbaal van bevindingen (aanvullend proces-verbaal), p. 3 proces-verbaal van aangifte [verbalisant 2] , p. 23-24 en proces-verbaal van aangifte [verbalisant 1] , p. 27-28.
3.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 2] , p. 23-24 en proces-verbaal van aangifte [verbalisant 1] , p. 27-28.
4.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 58 en proces-verbaal van bevindingen, p. 60.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 78-79.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 36-37.
7.Aanvullend proces-verbaal onderzoek wapen, p. 23-24.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 80-81.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 36.
10.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen, p. 33-34.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 79.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 37.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 64.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 75 en 81.