In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie inzake een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. N.G.A. Voorbach van Verkeersboete.nl, had een sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan. Dit gebeurde op 5 mei 2021 te Arnhem, waar het voertuig met kenteken [kentekennummer] was geparkeerd op een laad- en losplek zonder dat er sprake was van onmiddellijk laden of lossen van goederen.
De kantonrechter overwoog dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten en omstandigheden zijn die aan de juistheid van deze verklaring twijfelen. In dit geval was er onvoldoende bewijs dat de zoneborden E1 op de pleegdatum waren geplaatst, waardoor de kantonrechter oordeelde dat de sanctie was opgelegd op basis van een foutieve feitcode. De juiste feitcode werd vastgesteld op R397H.
De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en wijzigde de bestreden beslissing, maar verklaarde het beroep voor het overige ongegrond. Tevens werd de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 100,-, omdat de betrokkene op een ondergeschikt punt gelijk kreeg. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de mogelijkheden voor proceskostenveroordeling in dergelijke zaken.