ECLI:NL:GHARL:2017:7825

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 september 2017
Publicatiedatum
7 september 2017
Zaaknummer
WAHV 200.179.934
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • A. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens parkeren op braakliggend terrein zonder geldend parkeerverbod

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, die op 27 augustus 2015 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene wegens het parkeren in strijd met een parkeerverbod. De betrokkene had een boete van € 90,- gekregen voor het parkeren op een braakliggend terrein, dat volgens hem niet onder het parkeerverbod viel. Het hof heeft vastgesteld dat het terrein waar de betrokkene zijn voertuig had geparkeerd, eigendom was van een woningbouwcorporatie en dat hij toestemming had gekregen om daar te parkeren. Het hof oordeelde dat het parkeerverbod, aangegeven met bord E1, zich niet uitstrekte tot het braakliggende terrein. Dit oordeel was gebaseerd op de overgelegde foto's en plattegrond, die aantoonden dat het voertuig niet op een openbare weg stond geparkeerd. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en de administratieve sanctie opgeheven, waarbij het bedrag van de zekerheidstelling aan de betrokkene werd gerestitueerd. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de specifieke omstandigheden van de parkeerlocatie in overweging te nemen bij de handhaving van parkeerverboden.

Uitspraak

WAHV 200.179.934
7 september 2017
CJIB 174973539
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel
van 27 augustus 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft - nadat het hof de zaak had teruggewezen - het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren in strijd met parkeerverbod / parkeerverbodszone (bord E1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 15 augustus 2013 om 18.08 uur op de [a-straat] t.h.v. nr 12 te [B] met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De betrokkene ontkent niet dat hij zijn voertuig op genoemde tijd en plaats geparkeerd had, maar stelt dat geen sprake was van een voor het openbaar verkeer openstaande weg. Zijn voertuig stond geparkeerd op een onverharde toekomstige voortuin van een woning die nog moet worden gebouwd. Het terrein is eigendom van woningbouwcorporatie SWZ, die hem toestemming had gegeven zijn voertuig op die plaats te parkeren. De betrokkene heeft eerder in de procedure een plattegrond en foto's van de plaats van de gedraging overgelegd.
3. De betreffende gedraging is een overtreding van het voorschrift van artikel 62 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) in verbinding met het bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990. Artikel 62 van het RVV 1990 luidt:
“Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.”
Bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990 duidt een algeheel parkeerverbod aan.
4. Ingevolge artikel 65, derde lid, van het RVV 1990 is, bij een middels bord E1 aangeduid parkeerverbod, het parkeren van een voertuig toegestaan op de daartoe bestemde weggedeelten.
5. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
6. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Gedragingsgegevens: boven het verkeersbord was het woord 'zone' aangebracht als omschreven in artikel 66 RVV 1990. Het voertuig stond niet op een als zodanig aangegeven parkeerplaats cq parkeervak.”
7. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het proces-verbaal van 7 november 2013 houdt onder meer het volgende in:
“Op 15 augustus 2013 constateerde ik op de [a-straat] tijdstip 18.08 uur, een voertuig merk Toyota met het kenteken [00-YY-YY] , in een parkeerverbodszone (R584), wat aangeduid wordt d.m.v. bord E10 (E1). Het voertuig stond geparkeerd in een parkeerverbodszone t.h.v. [a-straat] . Zie foto brondocument. Deze parkeerverbodszone is duidelijk zichtbaar te herkennen bebording E10 (E1), die staan aan de toegangswegen o.a. [b-straat] , [c-straat] .
De volgende antwoorden op uw vragen:
1) verweer betrokkene:
Betrokkene geeft aan dat het geen openbare weg is, maar het betreft een niet afgesloten weg voor openbaar verkeer, en tevens toegankelijk voor bouwverkeer.
Zie schets copy document A van betrokkene, daar staat aangegeven dat in de toegangswegen bord E10 (E1) staat.
Document B (Foto A) is te zien als men de [c-straat] inrijdt, dat er een E10m(E1) staat, foto B rijdt betrokkene de [a-straat] binnen.
2) stond het voertuig geparkeerd op een niet-openbare weg:
het voertuig stond geparkeerd in een parkeerverbodszone, waar de weg vrij toegankelijk is voor iedereen, dus wel een openbare weg. Zie foto brondocument.”
8. In het dossier bevindt zich voorts een kopie van het brondocument, met daarbij 3 foto's van de gedraging. Op deze foto's is te zien dat het voertuig met bovenvermeld kenteken staat geparkeerd op een onverhard, braakliggend terrein, naast een geasfalteerde weg. Het voertuig staat voor een hek met daarachter een container van een bouwbedrijf.
9. Gelet op de stukken in het dossier, in het bijzonder de door de betrokkene overgelegde foto's en plattegrond en de bij het brondocument gevoegde foto's, stelt het hof vast dat het onder 1. genoemde voertuig stond geparkeerd op een braakliggend terrein. Onder verwijzing naar het arrest van dit hof van 23 mei 2016 (te raadplegen via rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2016:3927) overweegt het hof dat het parkeerverbod aangegeven met bord E1 als bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990 zich niet tot dit terrein uitstrekt.
10. Het voorgaande brengt mee dat de onder 1. genoemde gedraging niet is verricht. Het hof zal om die reden het beroep tegen de inleidende beschikking gegrond verklaren en die beschikking vernietigen. Het bedrag van de zekerheidstelling zal aan de betrokkene worden gerestitueerd.
11. Niet gebleken is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 22 november 2013, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 174973539 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.