5.4.Blijkens artikel 9.1 van het bestemmingsplan zijn de voor maatschappelijk aangewezen gronden bestemd voor:
a. a) een onderwijsinstelling ter plaatse van de aanduiding "onderwijs";
b) zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding "zorgwoning";
c) activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder begrepen:
1. gezondheidszorg;
2. zorg en welzijn;
3. jeugd- en kinderopvang;
4. onderwijs;
5. religie;
6. bibliotheken;
7. maatschappelijke instellingen;
8. verenigingsleven;
één en ander zoals genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van typen maatschappelijke instellingen en/of instanties;
d) bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het perceel bestemd is voor “maatschappelijk” met de aanduiding op de verbeelding “onderwijs”, zoals bedoeld onder a) van voormeld artikel. Ook is tussen partijen niet in geschil dat op basis van vaste rechtspraakde planregels letterlijk uitgelegd moeten worden.
7. Thans ligt ter beantwoording de vraag voor hoe artikel 9.1 uitgelegd moet worden. Het college stelt zich op het standpunt dat nu het perceel de aanduiding ‘onderwijs’ heeft enkel gebouwd kan worden ten behoeve van onderwijs. Eiseres voert aan dat uit de planregel onder c) blijkt dat er ook mogelijkheden zijn voor kinderopvang op het perceel, althans het college heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat die mogelijkheid niet bestaat.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat de verbeelding en de planregels tezamen het juridisch toetsingskader vormen. Ingevolge artikel 1 van de planvoorschriften wordt in deze regels onder bestemmingsvlak verstaan een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. Onder aanduiding wordt op grond van artikel 1 verstaan een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden.
Gelet op de systematiek van artikel 9.1. komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat met het bepaalde onder a (en b) is bedoeld door middel van een aanduiding een beperking te geven voor het gebruik van de gronden met de bestemming “maatschappelijk”. Dat betekent dat door middel van op de verbeelding aangegeven aanduiding “onderwijs” de grond exclusief bedoeld is voor gebruik ten behoeve van onderwijs. Deze aanduiding beperkt daarmee het begrip “maatschappelijk”. Eerst wanneer deze aanduiding er niet is, zijn de activiteiten zoals genoemd onder c mogelijk. Dit betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de aanvraag van eiseres, die ziet op kinderopvang, in strijd is met het bestemmingsplan.