ECLI:NL:RBGEL:2023:2083

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
23-1453
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunningaanvraag voor kinderdagverblijf in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres, een kinderopvangorganisatie, behandeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het tijdelijk plaatsen van een nieuwe accommodatie voor een kinderdagverblijf op een perceel dat bestemd is voor 'maatschappelijk' gebruik met de aanduiding 'onderwijs'. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem heeft de vergunningaanvraag op 21 september 2022 buiten behandeling gelaten, omdat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten en in strijd zou zijn met het bestemmingsplan.

Eiseres heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft op 28 maart 2023 de zaak behandeld en geconcludeerd dat het college terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gelaten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de aanvraag voor een kinderdagverblijf in strijd is met het bestemmingsplan, dat enkel gebruik voor onderwijs toestaat. Eiseres heeft niet binnen de gestelde termijn de gevraagde aanvullende gegevens verstrekt, waardoor het college niet kon beoordelen of er een mogelijkheid was om af te wijken van het bestemmingsplan.

De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, in aanwezigheid van griffier A. de Wijse-Hageman.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 23/1453 en 23/1454
uitspraak van de voorzieningenrechter op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigden: mr. M. Geleijnse en M.G. Valk),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem, het college

(gemachtigden: dr. E. Neijhuis en E. Bloemsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen het besluit van het college van 21 september 2022 om de vergunningaanvraag buiten behandeling te laten. Met het bestreden besluit van
31 januari 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiseres daartegen. [1]
1.1.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiser en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt het buiten behandeling laten van de vergunningaanvraag van eiseres door het college. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Hoe is het besluit tot stand gekomen?
4. Eiseres, handelend onder de naam [eiseres], heeft een kinderopvangorganisatie. Zij huurt een klaslokaal in de [locatie] aan de [locatie] te [woonplaats] . Dit klaslokaal is al jaren in gebruik als kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang. Door de toename van het aantal leerlingen wil de school het klaslokaal zelf weer in gebruik nemen.
4.1.
Op 17 juni 2022 heeft eiseres een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het tijdelijk plaatsen van een nieuwe accommodatie ten behoeve van een kinderdagverblijf, op het perceel van de school voor de duur van tien jaar (activiteit bouwen).
4.2.
Bij besluit van 21 september 2022 heeft het college besloten de vergunningaanvraag op grond van artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet in behandeling te nemen. Het college stelt dat de bouw van de accommodatie vergunningsvrij is maar dat het bouwplan in strijd is met de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan “Kern Epse 2010”. De aanvraag had volgens het college door eiseres aangevuld moeten worden, maar dat is niet gebeurd.
Eiseres heeft bezwaar aangetekend.
4.3.
Bij bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld.
Heeft het college de aanvraag terecht buiten behandeling gelaten?
5. Ingevolge artikel 4.5, eerste lid en onder c, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van een beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door een bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
5.1.
Het college stelt nadere gegevens nodig te hebben om te kunnen beoordelen of hij gebruik wil maken van de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan via de zogeheten kruimelgevallenregeling, terwijl eiseres zich op het standpunt stelt dat deze gegevens niet overlegd behoeven te worden nu geen sprake is van een gebruik in strijd met het bestemmingsplan.
Vast staat dat eiseres niet binnen de door het college gestelde termijn de gevraagde gegevens heeft verstrekt.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het geschil tussen partijen zich toespitst op de vraag of het gebruik van een tijdelijke accommodatie voor een kinderdagverblijf in strijd is met het geldende bestemmingsplan.
5.3.
Op het perceel aan de [locatie] te [woonplaats] is het bestemmingsplan “Kern Epse 2010” van toepassing. Volgens dit bestemmingsplan heeft het perceel de enkelbestemming “maatschappelijk”, met functieaanduiding “onderwijs”. Daarnaast rust op het perceel de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie”.
5.4.
Blijkens artikel 9.1 van het bestemmingsplan zijn de voor maatschappelijk aangewezen gronden bestemd voor:
a. a) een onderwijsinstelling ter plaatse van de aanduiding "onderwijs";
b) zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding "zorgwoning";
c) activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder begrepen:
1. gezondheidszorg;
2. zorg en welzijn;
3. jeugd- en kinderopvang;
4. onderwijs;
5. religie;
6. bibliotheken;
7. maatschappelijke instellingen;
8. verenigingsleven;
één en ander zoals genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van typen maatschappelijke instellingen en/of instanties;
d) bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het perceel bestemd is voor “maatschappelijk” met de aanduiding op de verbeelding “onderwijs”, zoals bedoeld onder a) van voormeld artikel. Ook is tussen partijen niet in geschil dat op basis van vaste rechtspraak [2] de planregels letterlijk uitgelegd moeten worden.
7. Thans ligt ter beantwoording de vraag voor hoe artikel 9.1 uitgelegd moet worden. Het college stelt zich op het standpunt dat nu het perceel de aanduiding ‘onderwijs’ heeft enkel gebouwd kan worden ten behoeve van onderwijs. Eiseres voert aan dat uit de planregel onder c) blijkt dat er ook mogelijkheden zijn voor kinderopvang op het perceel, althans het college heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat die mogelijkheid niet bestaat.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat de verbeelding en de planregels tezamen het juridisch toetsingskader vormen. Ingevolge artikel 1 van de planvoorschriften wordt in deze regels onder bestemmingsvlak verstaan een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. Onder aanduiding wordt op grond van artikel 1 verstaan een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden.
Gelet op de systematiek van artikel 9.1. komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat met het bepaalde onder a (en b) is bedoeld door middel van een aanduiding een beperking te geven voor het gebruik van de gronden met de bestemming “maatschappelijk”. Dat betekent dat door middel van op de verbeelding aangegeven aanduiding “onderwijs” de grond exclusief bedoeld is voor gebruik ten behoeve van onderwijs. Deze aanduiding beperkt daarmee het begrip “maatschappelijk”. Eerst wanneer deze aanduiding er niet is, zijn de activiteiten zoals genoemd onder c mogelijk. Dit betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de aanvraag van eiseres, die ziet op kinderopvang, in strijd is met het bestemmingsplan.
8.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat het college bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning ook dient te beoordelen of in afwijking van het bestemmingsplan alsnog een omgevingsvergunning kan worden verleend. [3] Nu eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de door het college gegeven mogelijkheid om de door het college opgevraagde stukken binnen de gestelde termijn in te dienen, komt het college niet aan een dergelijke beoordeling toe. Het college heeft derhalve terecht de bezwaren tegen het buiten behandeling laten van de aanvraag ongegrond verklaard.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. de Wijse-Hageman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
Griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Zie bijvoorbeeld uitspraak ECLI:NL:RVS:2015:2833.
3.Artikel 2.10, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.