ECLI:NL:RBGEL:2023:2054

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
C/05415183 / FZ RK 23-496
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van wilsbekwaamheid en verzoek om zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 maart 2023 een mondelinge uitspraak gedaan over de wilsbekwaamheid van betrokkene in het kader van een verzoek om een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvulling op de medische verklaring over de wils(on)bekwaamheid van betrokkene niet voldoet aan de eisen die de Hoge Raad hieraan stelt. De onafhankelijk psychiater had betrokkene opnieuw moeten onderzoeken voordat hij de aanvulling op de medische verklaring kon afgeven. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie om verplichte zorg te verlenen aan betrokkene, die op dat moment psychotisch was en in een kwetsbare situatie verkeerde.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar ouders en leden van het FACT-team. De advocaat van betrokkene heeft betoogd dat er geen sprake is van ernstig nadeel en dat de aanvulling op de medische verklaring onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank heeft de argumenten van de advocaat gevolgd en geconcludeerd dat de verzochte vormen van verplichte zorg niet aan betrokkene kunnen worden opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat betrokkene wilsonbekwaam is in haar verzet tegen de zorgmachtiging.

De rechtbank heeft het verzoek om zorgmachtiging afgewezen, omdat niet op deugdelijke wijze is aangetoond dat er sprake zou zijn van wilsonbekwaam verzet. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor betrokkene om cassatie aan te tekenen tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05415183 / FZ RK 23-496
Datum mondelinge uitspraak: 20 maart 2023
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. W.A.J.M. Staal te Zutphen.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
de tussenbeschikking van deze rechtbank van 10 maart 2023;
de aanvulling op de medische verklaring van [naam 1] van
8 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 10 maart 2023.
1.2.
Voor het eerdere verloop van deze procedure wordt verwezen naar de tussenbeschikking van 10 maart 2023 die als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Daarbij is de behandeling van het verzoek aangehouden voor onderzoek naar de vraag of er bij betrokkene sprake is van wilsbekwaam of wilsonbekwaam verzet tegen het verlenen van zorg die noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en tegen de verplichte zorgvormen.
1.3.
In aanvulling op de medische verklaring van 31 januari 2023 heeft onafhankelijk psychiater [naam 1] de wilsbekwaamheid van betrokkene beoordeeld. De medische verklaring, die eveneens is opgesteld door deze psychiater, is op dat punt aangevuld en op 10 maart 2023 door de rechtbank ontvangen.
1.4.
Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van 20 maart 2023 zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
dhr. [naam 2] , als verpleegkundig specialist binnen het FACT-team verbonden aan GGNet;
mw. [naam 3] , als verpleegkundige binnen het FACT-team verbonden aan GGNet;
dhr. [naam 4] , de vader van betrokkene;
mw. [naam 5] , de moeder van betrokkene.
De aanvulling op de medische verklaring
2.1.
De onafhankelijk psychiater [naam 1] is van oordeel dat betrokkene op 31 januari 2023 (de datum waarop het onderzoek dat ten grondslag ligt aan de medische verklaring heeft plaatsgevonden) niet in staat was tot een redelijke waardering van haar belangen met betrekking tot haar verzet tegen het verlenen van zorg die noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en tegen de verplichte zorgvormen. Hij heeft hierbij aangegeven dat betrokkene haar psychotische ontregelingen bagatelliseerde, zij het belang van medicatie in het risico op recidief psychose afzwakte en erg beïnvloed werd door haar ouders.

3.Het nadere standpunt van betrokkene

3.1.
Door en namens betrokkene is tijdens de mondelinge behandeling bepleit tot afwijzing van het verzoek. Hiertoe heeft de advocaat enerzijds aangevoerd dat er geen sprake is van het risico op ernstig nadeel op de korte termijn, omdat betrokkene bij haar ouders woont (veilige en goede omgeving), zij de structuur van werk goed oppakt, regelmatig gesprekken voert met het FACT-team en graag in gesprek wil met een psycholoog. Anderzijds heeft de advocaat – voor zover het verzoek niet wordt afwezen vanwege het ontbreken van ernstig nadeel – aangevoerd dat de aanvulling op de medische verklaring onzorgvuldig tot stand is gekomen. De onafhankelijk psychiater had betrokkene opnieuw moeten spreken om de wils(on)bekwaamheid te toetsen en over haar bezwaren in gesprek te gaan. Er heeft echter geen nader onderzoek plaatsgevonden. De onafhankelijk psychiater heeft enkel gerefereerd aan de situatie hoe die was op 31 januari 2023 en achtte betrokkene op dat moment wilsonbekwaam. Betrokkene had op 31 januari 2023 (inmiddels 7 weken geleden) echter nog een fors depot welke haar situatie op dat moment ernstig beïnvloedde. Voorts heeft de advocaat aangegeven dat de aanvulling op de medische verklaring onvoldoende is onderbouwd. Het is onduidelijk waar de onafhankelijk psychiater zijn beweringen (dat betrokkene haar psychotische ontregeling bagatelliseert, het belang van medicatie niet inziet en beïnvloed wordt door haar ouders) op heeft gebaseerd.

4.Het nadere standpunt van de verpleegkundig specialist

4.1.
De verpleegkundig specialist heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij nog steeds achter de aanvraag voor een zorgmachtiging staat. De zorgmachtiging dient als ‘stok achter de deur’. Met een zorgmachtiging is het mogelijk om zicht op betrokkene te houden als het (onverhoopt) opnieuw mis dreigt te gaan. Voorts heeft de verpleegkundig specialist aangegeven dat de situatie ten opzichte van eind januari is veranderd. Betrokkene is op dit moment uit haar psychose. Zij is beter in contact.

5.De beoordeling

5.1.
In het verzoekschrift is op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
het beperken van de bewegingsvrijheid;
onderzoek aan kleding of lichaam;
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
het opnemen in een accommodatie.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de verzochte vormen van verplichte zorg niet aan betrokkene kunnen worden opgelegd. Het betoog van de advocaat ten aanzien van de wilsbekwaamheid van betrokkene slaagt. De aanvulling op de medische verklaring over de wils(on)bekwaamheid van betrokkene voldoet naar het oordeel van de rechtbank niet aan de aan die verklaring te stellen eisen zoals bepaald door de Hoge Raad bij beschikking van 4 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:123. Niet alleen is de aanvullende verklaring opgesteld door de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld, maar hij heeft die aanvulling ook afgegeven zonder betrokkene daarvoor opnieuw te spreken. Ten aanzien van het aspect dat de aanvulling op de medische verklaring is afgegeven door de opsteller ervan is de rechtbank van oordeel dat, alhoewel de Hoge Raad in genoemde beschikking heeft aangegeven dat de aanvulling dient te worden opgesteld door een onafhankelijk arts of een klinisch psycholoog, de rechtbank wel akkoord zou zijn gegaan met een aanvulling door de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld. Die kan ook gezien worden als een onafhankelijk arts. Maar een vereiste daarbij is wel dat, zeker wanneer er enige tijd is verlopen tussen het onderzoek ten behoeve van het opstellen van de medische verklaring en het doen van een uitspraak over de wils(on)bekwaamheid van betrokkene, de psychiater de betrokkene opnieuw onderzoekt. De onafhankelijk psychiater heeft betrokkene op 31 januari 2023 gesproken in het kader van het onderzoek dat ten grondslag ligt aan de medische verklaring. Betrokkene was op dat moment psychotisch. Gelet op de tijd die verstreken is had de onafhankelijk psychiater niet mogen volstaan met refereren naar de situatie zoals die was op 31 januari 2023. De rechtbank heeft immers behoefte aan een antwoord op de vraag of de betrokkene zich op het moment van de mondelinge behandeling al dan niet wilsbekwaam verzet tegen de in het verzoek voorgestelde vormen van verplichte zorg, op te nemen in de zorgmachtiging. De rechtbank kan derhalve op basis van de aanvullende verklaring van psychiater Derks niet aannemen dat betrokkene wilsonbekwaam moet worden geacht in haar verzet.
5.3.
De rechtbank ziet, mede gelet op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, geen reden om de zaak opnieuw aan te houden en gaat uit van wilsbekwaam verzet, nu niet op deugdelijke wijze is aangetoond dat er sprake zou zijn van wilsonbekwaam verzet. Daarom zal de rechtbank het verzoek afwijzen.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2023 door mr. R.B.M. Keurentjes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Nugteren, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 maart 2023.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.