ECLI:NL:RBGEL:2023:1899

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
05-283169-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor straatroof, diefstallen en heling met gevangenisstraf en schadevergoeding aan slachtoffers

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 50-jarige man uit Apeldoorn, die werd beschuldigd van straatroof, meerdere diefstallen en heling. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De man was betrokken bij een straatroof op 22 oktober 2022, waarbij hij samen met een medeverdachte twee slachtoffers heeft bedreigd en gedwongen tot de afgifte van hun persoonlijke bezittingen, waaronder mobiele telefoons en een portemonnee. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de straatroof wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. Daarnaast werd de man ook veroordeeld voor verschillende diefstallen van fietsen en een scooter, waarbij hij wist dat het om gestolen goederen ging. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die psychische schade hebben geleden door de overval. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, die in totaal € 1.048,51 en € 600,- aan smartengeld ontvingen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05-283169-22 + 05-331864-21 (gev.ttz) + 05-073043-20 (tul) + 05-164786-21 (tul) + 96-232255-19 (tul)
Datum uitspraak : 4 april 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] in [Geboorteplaats] ,
wonende aan de [Adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Almelo.
Raadsvrouw: mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat in Oisterwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Ten aanzien van parketnummer 05-283169-22
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 oktober 2022 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, op de openbare weg, te weten [Adres] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld,
- [Slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon, te weten: One Plus 8, en/of een portemonnee met inhoud (te weten: diverse passen waaronder één of meerdere bankpas(sen) ten name van die [Slachtoffer 1] en/of € 70,- aan contant geld) en/of een fiets, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele toebehoorde aan die [Slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader en/of
- [Slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon, te weten: iPhone 11, en/of een handtas met inhoud (te weten: diverse passen waaronder een bankpas ten name van die [Slachtoffer 2] ) in elk geval enig goed, die geheel of ten dele toebehoorde aan die [Slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader,
- naar die [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] is/zijn toegelopen en/of
- die [Slachtoffer 1] om het vuurtje, althans een aansteker, heeft/hebben gevraagd en/of
- ( daarop) die [Slachtoffer 1] bij de kraag van zijn jas heeft/hebben vastgepakt en/of daarbij de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘Geef mij je mobiel, portemonnee en alles wat je hebt’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( nogmaals) die [Slachtoffer 1] bij de kraag van zijn jas heeft/hebben vastgepakt en/of (daarop) die [Slachtoffer 1] in/tegen het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- (( mede)verdachte) zijn hand in diens broekzak heeft gezet en (terwijl hij die [Slachtoffer 1] met de andere hand vasthield) die [Slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: ‘Ik heb een mes, dus geef mij al je spul’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) na de afgifte van de genoemde goederen is/zijn weggerend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 oktober 2022 tot en met 02 november 2022 te Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) een mobiele telefoon (te weten: een iPhone 11) en/of een handtas en/of één of meerdere pas(sen), waaronder een bankpas, ten
name van [Slachtoffer 2] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een e-bike/speed pedelec/bromfiets (Luqi, kenteken [Kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [Eigenaar van Luqi] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 23 oktober 2022 tot en met 2 november 2022 te Apeldoorn, een goed, te weten een kentekenplaat [Kenteken] heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 12 juni 2022 tot en met 2 november 2022 te Apeldoorn, een (elektrische) fiets (Gazelle Cadiz C7), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [Naam] en/of [Naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 12 juni 2022 tot en met 2 november 2022 te Apeldoorn, een goed, te weten een fiets (Gazelle Cadiz C7) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op omstreeks 28 oktober 2022 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een (elektrische) fiets (Gazelle Miss Grace C7), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [Eigenaar van Gazelle]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 28 oktober 2022 tot en met 2 november 2022 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een goed, te weten een (elektrische) fiets (Gazelle Miss Grace C7) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
hij op of omstreeks 2 november 2022 te Apeldoorn een wapen van categorie I onder 7° van de Wet Wapens en Munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een vuistvuurwapen, te weten een pistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen van het merk Beretta type 92, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van parketnummer 05-331864-21
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 9 november 2021, te Apeldoorn, een scooter (van het merk AGM, chassisnummer [Nummer] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij, op of omstreeks 9 november 2021, te Apeldoorn, een kentekenplaat (met het kenteken [Kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 8 november 2021 tot en met 9 november 2021, te Apeldoorn,
een kentekenplaat (met het kenteken [Kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [Naam] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van parketnummer 05-283169-22
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair, feit 2, feit 3 (schuldheling), feit 4 primair, feit 5 en feit 6. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 primair bepleit dat op basis van het feitencomplex niet kan worden vastgesteld dat verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de straatroof en aan het geweld of de dreiging met geweld. Daarnaast wordt de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [Slachtoffer 2] betwist. Het subsidiair tenlastegelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. Feit 2 kan wettig en overtuigend worden bewezen. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging bepleit dat verdachte geen wetenschap heeft gehad van de gestolen kentekenplaat en dat hij van dit feit moet worden vrijgesproken, omdat de kentekenplaat niet is aangetroffen op een plek die aanstonds zichtbaar is. Ten aanzien van feit 4 primair heeft de verdediging bepleit dat niet tot een bewezenverklaring van diefstal kan worden gekomen, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de fiets heeft gestolen van [Naam] . Verdachte moet ook worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat de fiets door [Naam] was gestolen. Feiten 5 en 6 kunnen wettig en overtuigend worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangever [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 22 oktober 2022 op de [Adres] ter hoogte van nummer 9 stond. Hij denkt dat het tussen vier uur en half vijf ’s nachts was. Hij was samen met [Slachtoffer 2] . Hij hoorde ineens twee mannelijke stemmen achter hem. Eén van deze mannen vroeg of zij een vuurtje hadden. Persoon 2 had een donkere jas aan met daaraan een bontkraag. Nadat persoon 1 had gevraagd of aangever een vuurtje had, pakte persoon 1 aangever vermoedelijk bij zijn kraag vast en zei tegen aangever: “geef mij je mobiel, portemonnee en alles wat je bij je hebt”. Aangever duwde persoon 1 van zich af. Hij zag dat persoon 1 weer op hem af kwam lopen en hem weer vasthield bij de kraag van zijn winterjas. Aangever zag dat hij met zijn rechterhand uithaalde en aangever voelde daarna een harde klap tegen de linkerkant van zijn gezicht. Persoon 1 had hem op dat moment nog steeds bij de kraag vast met zijn linkerhand. Aangever zag dat hij met zijn rechterhand naar zijn broekzak bewoog. Hij hoorde persoon 1 zeggen: “ik heb een mes, dus je geeft mij al je spul”. Aangever voelde zich erg angstig en bedreigd. Aangever pakte zijn mobiele telefoon en portemonnee en gaf deze aan persoon 1. Dit was een One Plus 8, zwart van kleur met een zwart hoesje. De portemonnee was zwart met daarin zijn bankpas van de Rabobank en de ING, een zorgpas, OV-kaart, studentenpas, tennisclubpas, rijbewijs en ongeveer € 70,- aan contant geld. Nadat aangever zijn telefoon en portemonnee had gegeven, zag hij dat persoon 1 zijn fiets pakte en samen met persoon 2 en de fiets wegrende. [2]
Aangeefster [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 22 oktober 2022 net na 04.00 uur liep over de [Adres] in Apeldoorn samen met een vriend genaamd [Slachtoffer 1] . Ze fietsten over de [Adres] ter hoogte van nummer 9 toen twee personen op hen af kwamen lopen. Eén van de twee personen vroeg of zij een aansteker hadden. Op een gegeven moment stonden de mannen voor hen. Eén van de mannen had een jas met een bontkraag aan. Die andere man zei dat hij een mes bij zich had. Net daarvoor zei die man dat [Slachtoffer 1] zijn spullen af moest geven. [Slachtoffer 1] zei dat hij best geld wilde afgeven, maar verder niets. [Slachtoffer 1] probeerde de man nog van zich af te duwen en als reactie daarop werd [Slachtoffer 1] volgens aangeefster geslagen door de man met het mes. Ze zag niet duidelijk een mes, maar omdat die man dat had gezegd geloofde aangeefster het [de rechtbank begrijpt: geloofde aangeefster dat er een mes was]. Aangeefster dacht dat zij neergestoken zouden worden en zei dat zij alles af wilde geven. Zij pakte haar tas en wilde nog stiekem haar telefoon wegstoppen, maar dat zag de man met de bontkraag. Uiteindelijk gaf aangeefster haar telefoon en handtas ook af. Ze zag dat [Slachtoffer 1] zijn spullen aan de man met het mes had afgegeven. Vervolgens zijn de twee mannen weggegaan en hebben zij hierbij ook de fiets van [Slachtoffer 1] meegenomen. Aangeefster heeft een witte iPhone 11 met een donkerblauw hoesje van het merk Burga en een bruine leren handtas van het merk Bear afgegeven. In de handtas zat een pasjeshouder met daarin onder andere haar rijbewijs, identiteitskaart, ABN AMRO bankpas en zorgpas. Aan haar handtas hing een sleutelhanger met drie kleine, rood-witte paddenstoeltjes. [3] In een aanvullend verhoor heeft aangeefster verklaard dat op het moment dat de man met het mes bij [Slachtoffer 1] stond, de man met de bontkraag achter [Slachtoffer 1] stond. Aangeefster zag dat die man [Slachtoffer 1] in zijn rug duwde. Aangeefster heeft haar spullen afgegeven aan de man met de bontkraag. Met ‘Find my iPhone’ heeft aangeefster de locatie van haar gestolen telefoon kunnen achterhalen. [4] Op 26 oktober 2022 om 10.50 uur heeft aangeefster [Slachtoffer 2] ingelogd op haar iCloud-account en zag ze in ‘Find my iPhone’ dat haar iPhone 11 de volgende locatie aangaf: [Adres] te Apeldoorn. [5]
Verbalisant heeft de camerabeelden van 22 oktober 2022 vanaf 04.00 uur tot 08.00 uur van het bedrijf Mobiles BV, gevestigd aan de [Adres] te Apeldoorn, bekeken. Op de camera P INRIT met de tijdstempel 22-20-2022 04:44:04 ziet verbalisant twee personen kort door het beeld lopen. De achterste persoon draagt witte sneakers. Op de afbeelding waar is ingezoomd op de schoen ziet verbalisant dat het gaat om een sneaker met het Nike logo. [6] Bij de doorzoeking van de woning troffen verbalisanten een paar Nike schoenen aan op het balkon van de woning van verdachte [Verdachte] (hierna: [Verdachte] ). Nadat de cautie was medegedeeld aan medeverdachte [Medeverdachte] (hierna: [Medeverdachte] ) verklaarde hij dat deze Nike schoenen van hem waren. [7]
Op 2 november 2022 is de woning van [Verdachte] op het adres [Adres] in Apeldoorn doorzocht. In de woning zijn onder andere de volgende goederen in beslag genomen: een iPhone 11 telefoon met Burga hoesje, een pasjeshouder/kaarthouder voorzien van meerdere pasjes en een OV pas op naam van [Slachtoffer 2] . [8] Op de pasjeshouder zat aan de binnenzijde een hartvormige sticker. Op 2 november 2022 heeft verbalisant contact opgenomen met aangeefster [Slachtoffer 2] en aan haar gevraagd of er nog bijzonderheden aan de houder te vermelden waren. [Slachtoffer 2] vertelde dat aan de binnenzijde van de pasjeshouder een hartvormige roze sticker zat. [9] De inbeslaggenomen iPhone 11 is onderzocht. Verbalisant heeft hiervoor contact opgenomen met [Slachtoffer 2] en haar gevraagd om de toegangscode van de telefoon. Verbalisant heeft hiermee het toestel ontgrendeld. Hij zag dat bij de informatie van het toestel stond dat deze op naam stond van [Slachtoffer 2] . De IMEI-nummers van het toestel kwamen overeen met de door aangeefster opgegeven IMEI-nummers. [10]
[Verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij met [Bijnaam medeverdachte] op straat liep. Hij hoorde ineens geschreeuw achter hem. Hij zag een meisje en een jongen aan komen fietsen. [Bijnaam medeverdachte] pakte de jongen beet. [Verdachte] denkt dat [Bijnaam medeverdachte] zijn hand om de keel van de jongen had. Hij zag dat [Bijnaam medeverdachte] twee telefoons en een portemonnee in zijn handen had. [Verdachte] zag dat [Bijnaam medeverdachte] de jongen op de fiets een duw gaf. Hij hoorde [Bijnaam medeverdachte] zeggen: “Geef je spullen hier”. [Verdachte] droeg op dat moment een zwarte jas met een bontrand aan de capuchon. [11] Op de camerabeelden van de [Adres] in Apeldoorn herkent [Verdachte] zichzelf en [Bijnaam medeverdachte] . Hij herkent [Bijnaam medeverdachte] aan zijn schoenen. Hij denkt dat hij [Bijnaam medeverdachte] een duw in de rug gaf, maar het zou ook kunnen dat hij de jongen een duw heeft gegeven. [12] Ter zitting heeft [Verdachte] verklaard dat [Bijnaam medeverdachte] [Medeverdachte] is. [13]
Door de raadsvrouw is betoogd dat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De beantwoording van de vraag of de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is om te kunnen spreken van medeplegen, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Er kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Vereist is dus dat twee of meer personen bewust samenwerken. Het opzet moet zijn gericht op de samenwerking en de te verrichten gedraging.
De rechtbank stelt op basis van de bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat [Verdachte] zich ten tijde van de straatroof op de plek van het incident bevond. Hij is samen met [Medeverdachte] op de aangevers afgestapt en is na het feit samen met [Medeverdachte] weggerend. [Verdachte] heeft zich ten tijde van de straatroof niet teruggetrokken. Sterker nog, hij heeft de goederen van [Slachtoffer 2] aangenomen. De rechtbank heeft geen reden om aan de desbetreffende verklaring van [Slachtoffer 2] te twijfelen, nu deze op belangrijke punten overeenkomt met de verklaring van [Slachtoffer 1] , te meer nu [Slachtoffer 2] het ook zegt als zij iets niet zeker weet, bijvoorbeeld ten aanzien van het mes. Tot slot is een deel van de gestolen goederen in de woning van [Verdachte] aangetroffen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [Verdachte] en [Medeverdachte] bewust en nauw hebben samengewerkt. De verklaring van [Verdachte] dat hij geen rol heeft gehad en er alleen bij stond, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van afpersing met geweld en bedreiging met geweld wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [Eigenaar van Luqi] , p. 281 en 282;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2023.
Feit 3
Op 2 november 2022 is de woning van [Verdachte] doorzocht. In de slaapkamer waar [Medeverdachte] verbleef, is een kentekenplaat [Kenteken] in beslag genomen. Deze kentekenplaat lag in de buddyseat van een scooter. Op 25 oktober 2022 is aangifte gedaan door [Eigenaar kentekenplaat] van diefstal van deze kentekenplaat.
De rechtbank is op basis van het bovenstaande van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat deze kentekenplaat van diefstal afkomstig was. Nu verdere bewijsmiddelen ontbreken, zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Feit 4
Aangever [Naam] heeft verklaard dat er in de nacht van 13 juni 2022 is ingebroken in zijn schuur aan de [Adres] in Apeldoorn. Er is onder andere een Gazelle Cadiz C7 weggenomen. [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij deze fiets van zijn bovenbuurman [Naam] heeft gepakt. [15]
Op basis van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de fiets heeft gestolen, en wel van [Naam] of [Naam] . Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij de fiets zonder toestemming heeft gepakt (bij zijn bovenbuurman [Naam] ). Dat [Naam] geen aangifte heeft gedaan van diefstal, maakt dat oordeel niet anders. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel dan ook vrijspreken.
Feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [Eigenaar van Gazelle] , p. 298 en 299;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2023.
Feit 6
Op 2 november 2022 is de woning van [Verdachte] doorzocht. In de slaapkamer van [Verdachte] is een op een vuurwapen gelijkend balletjespistool aangetroffen. [16] Het voorwerp is onderzocht. Hieruit blijkt dat het voorwerp een nabootsing is van een pistool, dat voor wat betreft de vorm een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Beretta, type 92. Het voorwerp is een wapen in de zin van art. 2, lid 1, categorie I, onder 7e van de WWM, gelet op artikel 3 onder a van de RWM. Het voorhanden hebben van een voornoemd wapen is strafbaar gesteld in artikel 13 lid 1 juncto artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie. [17]
Verdachte heeft verklaard dat het balletjespistool van hem was. [18]
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat feit 6 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 05-331864-21
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en aan feit 2, primair. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor zowel feit 1 als feit 2. Verdachte stelt dat hij de scooter heeft geleend van [Naam] en het is hiermee zijn woord tegen dat van [Naam] . Hij wist niet dat deze scooter gestolen was. Hij wist ook niet dat de kentekenplaat op de scooter gestolen was.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 en feit 2
Op 9 november 2021 omstreeks 02.29 uur reden verbalisanten in Apeldoorn op de Laan van Zevenhuizen ter hoogte van de Agricolastraat. Verbalisanten zagen een man lopen met een scooter aan zijn hand. Zij zagen dat de man volledig bezweet was en dat er geen sleutel in het contactslot van de scooter zat. Verbalisanten besloten over te gaan tot controle van deze man en de scooter. De man betrof [Verdachte] . Verbalisant bevroeg het blauwe kenteken [Kenteken] dat op de scooter bevestigd was. Volgens de RDW-gegevens zou het een Peugeot Speedfight moeten zijn op naam van [Naam] . Verbalisanten zagen dat de scooter die de man voortduwde van het merk AGM type SP50 was. Dit kwam niet overeen met de gegevens die hoorden bij het kenteken. Verbalisant heeft het framenummer van de scooter bevraagd en zag dat dit framenummer hoorde bij een AGM SP50 met kenteken [Kenteken] . Dit voertuig stond als gestolen gesignaleerd en hiervan was op 5 november 2021 aangifte gedaan. [19]
Aangeefster [Naam] heeft verklaard dat zij op 4 november 2021 omstreeks 09.00 uur haar scooter van het merk AGM, model SP50 met kenteken [Kenteken] (chassisnummer: [Nummer] ) in de fietsenstalling aan de Stationsstraat 12 in Apeldoorn heeft geparkeerd. In de kuip zat haar portemonnee met daarin haar identiteitsbewijs en bankpas. Op 5 november 2021 om 13:15 uur zag zij dat de scooter er niet meer stond. [20]
Aangever [Naam] heeft verklaard dat zijn scooter op 8 november 2021 voor het flatgebouw stond waar hij woont. Dit is aan de [Adres] in Apeldoorn. Op 9 november 2021 omstreeks 04:00 uur werd er aangebeld door twee politieagenten en zij vroegen of hij naar zijn scooter wilde kijken. Aangever zag dat er een andere kentekenplaat op zijn scooter zat en dat zijn eigen kentekenplaat [Kenteken] weg was. [21]
[Naam] heeft verklaard dat hij de laatste tijd geen scooter heeft uitgeleend aan [Verdachte] . [22]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [Verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. [Verdachte] heeft weliswaar verklaard dat hij de scooter heeft geleend van [Naam] , maar dit wordt weersproken door [Naam] zelf. Daarnaast zat er geen sleutel in het contactslot van de scooter. Verdachte heeft verder geen aannemelijke verklaring gegeven over hoe hij aan de scooter en de kentekenplaat, die zich op de scooter bevond, kwam. Nu hij dit niet heeft gedaan, concludeert de rechtbank dat [Verdachte] wist dat hij met een gestolen scooter - met daarop bevestigd een eveneens gestolen kentekenplaat - liep. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling met betrekking tot de scooter en de kentekenplaat.

3.De bewezenverklaring

Ten aanzien van parketnummer 05-283169-22
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feiten 1 primair, 2, 4 primair, 5 primair en 6 van het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1, primair.
hij op
of omstreeks22 oktober 2022 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, op de openbare weg, te weten [Adres] , met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld,
- [Slachtoffer 1] heeft
/hebbengedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon, te weten: One Plus 8, en
/ofeen portemonnee met inhoud (te weten: diverse passen waaronder één of meerdere bankpas(sen) ten name van die [Slachtoffer 1] en
/of€ 70,- aan contant geld) en
/ofeen fiets,
in elk geval enig goed, die geheel
of ten deletoebehoorden aan die [Slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaderen
/of
- [Slachtoffer 2] heeft
/hebbengedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon, te weten: iPhone 11, en
/ofeen handtas met inhoud (te weten: diverse passen waaronder een bankpas ten name van die [Slachtoffer 2] )
in elk geval enig goed, die geheel
of ten deletoebehoorden aan die [Slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en
/ofzijn mededader,
- naar die [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2]
is/zijn toegelopen en
/of
- die [Slachtoffer 1] om een vuurtje, althans een aansteker,
heeft/hebben gevraagd en
/of
- ( daarop) die [Slachtoffer 1] bij de kraag van zijn jas
heeft/hebben vastgepakt en
/ofdaarbij de woorden
heeft/hebben toegevoegd: ‘Geef mij je mobiel, portemonnee en alles wat je hebt’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
- ( nogmaals) die [Slachtoffer 1] bij de kraag van zijn jas
heeft/hebben vastgepakt en
/of(daarop) die [Slachtoffer 1] in/tegen het gezicht
heeft/hebben geslagen
/gestompten
/of
- (( mede)verdachte) zijn hand in diens broekzak heeft gezet en (terwijl hij die [Slachtoffer 1] met de andere hand vasthield) die [Slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: ‘Ik heb een mes, dus geef mij al je spul’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
- ( vervolgens) na de afgifte van de genoemde goederen
is/zijn weggerend;
2.
hij op
of omstreeks29 oktober 2022 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,een e-bike/speed pedelec/bromfiets (Luqi, kenteken [Kenteken] ),
in elk geval enig goed, die geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader toebehoorde, te weten aan [Eigenaar van Luqi] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofdat weg te nemen goed onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/ofverbreking;
4, primair.
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in
of omstreeksde periode van 12 juni 2022 tot en met 2 november 2022 te Apeldoorn, een (elektrische) fiets (Gazelle Cadiz C7),
in elk geval enig goed,die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [Naam]
en/of [Naam] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5, primair.
hij op
omstreeks28 oktober 2022 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, een (elektrische) fiets (Gazelle Miss Grace C7),
in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [Eigenaar van Gazelle] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofdat weg te nemen goed onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben
gebracht door middel van
braak en/ofverbreking;
6.
hij op
of omstreeks2 november 2022 te Apeldoorn een wapen van categorie I onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een vuistvuurwapen, te weten een pistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen van het merk Beretta type 92, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van parketnummer 05-331864-21
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij, op
of omstreeks9 november 2021, te Apeldoorn, een scooter (van het merk AGM, chassisnummer [Nummer] ),
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2, primair.
hij, op
of omstreeks9 november 2021, te Apeldoorn, een kentekenplaat (met het kenteken [Kenteken] ),
althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05-283169-22
feit 1, primair:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2, feit 5 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
feit 4, primair:
diefstal
feit 6:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van parketnummer 05-331864-21
feit 1, feit 2 primair
opzetheling

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is gelet op de bepleite vrijspraken van mening dat er geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd dan de tijd die verdachte tot aan de uitspraak in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Daarnaast kan een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Verdachte is bereid om aan al deze voorwaarden mee te werken en zich daaraan te houden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof. Hij is samen met medeverdachte midden in de nacht op de slachtoffers afgelopen. De medeverdachte heeft slachtoffer [Slachtoffer 1] bij de kraag gepakt, een klap in het gezicht gegeven en gedreigd dat hij een mes bij zich zou hebben. Zo zijn de slachtoffers gedwongen tot het afstaan van wat zij bij zich hadden. Verdachte heeft onder andere de telefoon en handtas aangenomen van slachtoffer [Slachtoffer 2] . Vervolgens zijn verdachte en medeverdachte samen weggerend met de weggenomen goederen, waarbij verdachte later nog met één van de gestolen pinpassen heeft geprobeerd te pinnen. Het is een feit van algemene bekendheid dat personen die op dergelijke wijze overvallen worden daar nog lange tijd psychische klachten en een angstig gevoel aan kunnen overhouden. Dit bleek ook uit de indrukwekkende slachtofferverklaringen die ter zitting zijn voorgelezen. Daarnaast versterken dit soort feiten de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk alleen heeft laten leiden door de zucht naar financieel gewin en zich niets gelegen heeft laten liggen aan de gevoelens van angst en onveiligheid die hij anderen heeft bezorgd. De rechtbank ziet medeverdachte als degene die de leidende rol had, nu hij de slachtoffers heeft aangesproken en heeft gedreigd dat hij een mes bij zich zou hebben. De rechtbank zal hier in de strafmaat rekening mee houden. Bij het bepalen van de straf neemt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen, opzetheling en het voorhanden hebben van een verboden wapen. Dergelijke feiten veroorzaken overlast en schade. Daarnaast veroorzaakt het ongecontroleerde bezit van een wapen gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Uit de justitiële documentatie van 23 februari 2023 blijkt dat verdachte een fors strafblad heeft van 29 pagina’s, waarop meerdere vermogensfeiten staan.
Uit het reclasseringsrapport van 23 december 2022 blijkt dat verdachte voorafgaande aan zijn detentie werd begeleid door Stichting dak- en thuislozen (hierna: DTZ) in Apeldoorn. Daarnaast wordt verdachte al ruim tien jaar begeleid door Koers bewindvoering. Er is sprake van schuldenproblematiek, alcoholgebruik en verdachte dreigt zijn woning kwijt te raken. Stichting DTZ wil de begeleiding na de detentie van verdachte voortzetten, hetgeen volgens de reclassering wenselijk is en mogelijk een beschermende factor vormt. Er is echter ook sprake van alcoholproblematiek en instabiliteit in de familiesfeer, hetgeen spanningen verhoogt. Daarnaast lijkt verdachte met het oog op zijn sociale netwerk niet de juiste keuzes te maken. Inzet vanuit het gedwongen kader wordt daardoor als wenselijk beschouwd ter aanvulling op de al aanwezige hulpverlening. Het risico op recidive schat de reclassering in als gemiddeld. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, indien nodig ambulante behandeling bij JusTact of een soortgelijke zorgverlener (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), indien nodig begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] en het meewerken aan middelencontrole.
Ter zitting heeft de raadsvrouw medegedeeld dat verdachte zijn woning inmiddels is kwijtgeraakt.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Het oriëntatiepunt voor de diefstal van een elektrische fiets of scooter is een taakstraf van 30 uur (zonder recidive).
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals is geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contactverbod. De slachtoffers lijken willekeurig gekozen te zijn en ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij geen contact zal zoeken met de slachtoffers. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat de slachtoffers opnieuw zullen worden benaderd door verdachte. De rechtbank zal het contactverbod dan ook niet als bijzondere voorwaarde opleggen.
De rechtbank komt hiermee tot een hogere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist, aangezien zij van oordeel is dat de door de officier van justitie geëiste straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de gepleegde feiten.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Ten aanzien van parketnummer 05-283169-22
Benadeelde partij [Slachtoffer 1]
De benadeelde partij [Slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 487,20 aan materiële schade en € 600,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met uitzondering van de schadepost die ziet op het contante geld. Dit bedrag dient te worden gematigd naar € 70,-. De officier van justitie vraagt om de wettelijke rente toe te kennen en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt het aandeel van verdachte in deze zaak zo gering is geweest dat hij niet aansprakelijk kan worden geacht voor de schade.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de schadepost die ziet op het contante geld matigen tot een bedrag van € 70,- (het bedrag dat in de aangifte is genoemd).
De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen de rechtbank redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering (tot een hoogte van € 457,20) kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 BW valt. De rechtbank neemt zonder meer aan dat de straatroof traumatisch is geweest voor [Slachtoffer 1] . De aard en ernst van de normschending brengen met zich dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is aldus van oordeel dat er immateriële schade is geleden die het rechtstreeks gevolg is van het door de verdachte gepleegde feit. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 600,- vaststellen.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
Verdachte is vanaf 22 oktober 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
Benadeelde partij [Slachtoffer 2]
De benadeelde partij [Slachtoffer 2] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.237,51 aan materiële schade en € 600,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de gestolen telefoon terug is bij de benadeelde. Dat deel van de vordering moet dan ook worden afgewezen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Ten aanzien van de telefoon is de rechtbank van oordeel dat op het moment dat benadeelde de nieuwe telefoon aanschafte zij die schade daadwerkelijk heeft geleden. Op dat moment was namelijk haar eigen telefoon nog niet teruggegeven door de politie. Later heeft benadeelde haar gestolen telefoon teruggekregen en deze telefoon vertegenwoordigt een waarde. De rechtbank is van oordeel dat deze waarde moet worden afgetrokken van het gevorderde bedrag met betrekking tot de nieuwe telefoon. De rechtbank maakt hierbij gebruik van haar schattingsbevoegdheid en wijst, in acht genomen die aftrek, een bedrag van € 400,- toe voor de telefoon. Ditzelfde geldt voor de schadepost die ziet op de screensaver. Op dat moment heeft de benadeelde partij een nieuwe screensaver moeten aanschaffen. De rechtbank acht dit bedrag dan ook toewijsbaar. Ten aanzien van de schadepost die ziet op de tas is de rechtbank van oordeel dat deze voldoende is onderbouwd, nu voor de afschrijving gebruik is gemaakt van een algemeen geaccepteerde afschrijvingslijst. De overige schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen de rechtbank redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering (tot een hoogte van € 1.048,51) kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 BW valt. De rechtbank neemt zonder meer aan dat de straatroof traumatisch is geweest voor [Slachtoffer 2] . De aard en ernst van de normschending brengen met zich dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Daarnaast blijkt uit de stukken dat er bij benadeelde sprake is van een posttraumatische stressstoornis. Benadeelde staat op de wachtlijst voor SGGZ-behandeling en zal naar verwachting rond juli 2023 kunnen starten met een behandeltraject. De rechtbank is aldus van oordeel dat er immateriële schade is geleden die het rechtstreeks gevolg is van het door verdachte gepleegde feit. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 600,- vaststellen.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
Verdachte is vanaf 22 oktober 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
Ten aanzien van parketnummer 05-331864-21
De benadeelde partij [Naam] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.019,55 aan materiële schade.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 950,- kan worden toegewezen. De benadeelde partij moet voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De officier van justitie vraagt om de wettelijke rente toe te kennen en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet aansprakelijk is voor de schade is, omdat hij de scooter niet heeft gestolen en er geen schade aan heeft veroorzaakt.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat een benadeelde partij in het strafproces vergoeding kan vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden als er voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de geleden schade. Dit wordt ook wel het vereiste van rechtstreekse schade genoemd. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend voor de beantwoording van de vraag of de schade van een benadeelde partij die verband houdt met een benadeling door diefstal kan worden toegerekend aan de heler van bij die diefstal buitgemaakte goederen (HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1926).
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat er voldoende verband bestaat tussen de schade die de benadeelde partij vordert en de bewezenverklaarde heling van de scooter. De gestelde schade vloeit namelijk rechtstreeks voort uit de diefstal van die scooter. Dat verdachte op een later moment in het bezit is gekomen van die gestolen scooter, maakt in dit geval niet dat hij daarmee verantwoordelijk is voor de bij en door de betreffende diefstal ontstane schade. Gelet hierop verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering nog aanbrengen bij de burgerlijke rechter in een civiele procedure.

9. De vorderingen tot tenuitvoerlegging (parketnummers 05-073043-20, 05-164786-21 en 96-232255-19)

Ten aanzien van parketnummer 05-073043-20
De politierechter heeft verdachte volgens de officier van justitie op 12 februari 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft bepleit dat het hier gaat om een totaal ander feit en niet bekend is of er een voorwaardelijke veroordeling is medegedeeld aan verdachte. De vordering moet dan ook worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. In het dossier bevindt zich geen Aantekening Mondeling Vonnis en geen Mededeling Voorwaardelijke Veroordeling. Onder die omstandigheden is een veroordeling die enkel op de justitiële documentatie staat vermeld te weinig om de vordering toe te wijzen. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging dan ook afwijzen.
Ten aanzien van parketnummer 05-164786-21
De politierechter heeft verdachte volgens de officier van justitie op 3 augustus 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 59 dagen.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte geen Mededeling Voorwaardelijke Veroordeling heeft ontvangen. Daarnaast staat de zaak op zijn strafblad als niet afgedaan. De vordering moet dan ook worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. In het dossier bevindt zich geen Aantekening Mondeling Vonnis en geen Mededeling Voorwaardelijke Veroordeling. Daarnaast staat op de justitiële documentatie niet dat de zaak is afgedaan. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de vordering niet kan worden toegewezen. Zij zal de vordering tot tenuitvoerlegging dan ook afwijzen.
Ten aanzien van parketnummer 96-232255-19
De politierechter heeft verdachte op 13 januari 2020 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft bepleit dat dat het hier gaat om een totaal ander feit en dat de vordering moet worden afgewezen.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd. Dat het gaat om een ander soort feit maakt dat oordeel niet anders. Verdachte wist immers dat hij in een proeftijd liep.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 57, 310, 311, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit onder parketnummer 05-283169-22;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij verslavingsreclassering Tactus Verslavingszorg op het adres Linie 612, 7325 DZ te Apeldoorn. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa Plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- indien de reclassering dit nodig acht, verdachte zich laat behandelen door JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- indien de reclassering dit nodig acht, verdachte verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de detentie van verdachte. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [Slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 van parketnummer 05-283169-22 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [Slachtoffer 1] van € 457,20 aan materiële schade en € 600,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [Slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 457,20 aan materiële schade en € 600,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Benadeelde partij [Slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 onder parketnummer 05-283169-22 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [Slachtoffer 2] van € 1.048,51 aan materiële schade en € 600,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [Slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 1.048,51 aan materiële schade en € 600,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 26 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Benadeelde partij [Naam]
 verklaart de benadeelde partij [Naam] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 12 februari 2021 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken af (parketnummer 05-073043-20);
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 3 augustus 2021 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 59 dagen af (parketnummer 05-164786-21);
 gelast de tenuitvoerlegging van de op 13 januari 2020 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van zes weken (parketnummer 96-232255-19).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.S.M. van Bergen (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en mr. M.M. Klaasen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2023.
Mr. Klaasen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Ten aanzien van parketnummer 05-283169-22 is het bewijs terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [Verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202211151427.DOS, gesloten op 16 december 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 1] , p. 190 en 191.
3.Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 2] , p. 197 en 198.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [Slachtoffer 2] , p. 205 en 206.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 218.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 226 t/m 230.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 232.
8.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 15 en 16.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 269 en 270.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 271 en 272.
11.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [Verdachte] , p. 58 t/m 60.
12.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [Verdachte] , p. 66 en 67.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2023.
14.Proces-verbaal van aangifte van [Naam] , p. 294 en 295.
15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2023.
16.Proces-verbaal van binnentreden in woning, p. 22.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 302.
18.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2023.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1.
20.Proces-verbaal van aangifte van [Naam] , p. 15 t/m 17.
21.Proces-verbaal van aangifte van [Naam] , p. 23 en 24.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Naam] , p. 41.