Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
21 december 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 december 2019. De verdachte, geboren in 1981, was betrokken bij een eendaadse samenloop van medeplegen van opzetheling en medeplegen van gewoontewitwassen. De feiten betroffen het huren van een loods voor het demonteren van gestolen auto’s en de verkoop van de onderdelen. De Hoge Raad heeft de vordering van de benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vraag centraal stond of de heling van voertuigen in nauw verband staat tot de diefstal, waardoor de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden.
Daarnaast werd de omzetting van vervangende hechtenis in gijzeling bij schadevergoedingsmaatregelen besproken. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het ging om de toepassing van vervangende hechtenis. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging, behalve voor de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregelen. De Hoge Raad heeft bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast in plaats van vervangende hechtenis.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover het ging om de vervangende hechtenis en het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.