5.2Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de zorgen van de omwonenden en begrijpt dat zij zich weinig serieus genomen voelen, heeft deze beroepsgrond geen betrekking op het bestreden besluit en kan reeds daarom niet leiden tot een vernietiging daarvan.
6. Gelet op wat onder 3.4, 3.5 en 4.3 is overwogen, bevat het bestreden besluit meerdere gebreken. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:46 van de Awb en het ongeschreven rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze gebreken te passeren of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat verweerder het doel en het juridische kader van het bestreden besluit zal moeten verduidelijken. Het college zal ook een nieuwe begrenzing moeten geven voor het tijdspad ter afronding van Fase 4. De rechtbank acht het niet mogelijk om zelf in de zaak te voorzien, nu het college een nieuwe beoordeling zal moeten maken.
7. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuw besluit, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen moet het college:
- aangeven met welk doel de onderzoeks- en rapportageverplichtingen aan vergunninghouder zijn opgelegd;
- aangeven hoe de onderzoeks- en rapportage verplichtingen die aan vergunninghouder zijn opgelegd zich verhouden tot de bevoegdheden van het college als bedoeld in de artikelen 2.30 en 2.31 van de Wabo;
- een nieuw tijdpad op te stellen voor de afronding van Fase 4 (implementatie van maatregelen).
8. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
9. Het college moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres en eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10. De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
11. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M. van den Broek, voorzitter, mr. A.L.M. Steinebach-de Wit en mr. M.J.M. Verhoeven, in aanwezigheid van mr. E. Mengerink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.