ECLI:NL:RBGEL:2023:1816

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
C/05/416249 / KZ ZA 23-41
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de opzegging van een mantelzorgovereenkomst voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee partijen, waarbij de eisende partijen, [eisers], de gedaagde partij, [gedaagde], hebben aangeklaagd om de mantelzorgovereenkomst te beëindigen. De mantelzorgovereenkomst was gesloten voor de duur van het leven van [gedaagde], die tevens de tante van eiser sub 1 is. De eisers vorderden dat de gedaagde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de bovenverdieping van de woning zou ontruimen, omdat zij de overeenkomst per 1 juli 2023 hadden opgezegd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de mantelzorgovereenkomst een duurovereenkomst voor bepaalde tijd is, en dat er geen eenzijdige opzeggingsbevoegdheid voor de eisers is opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat de verstandhouding tussen partijen niet voldoende zwaarwegend is om de overeenkomst te beëindigen. De vorderingen van de eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 1.393,00. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van beide partijen in het kader van mantelzorgovereenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/416249 / KZ ZA 23-41
Vonnis in kort geding van 30 maart 2023
in de zaak van

1.[eisende partij 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eisende partij 2],
wonende te [plaats] ,
eisers,
advocaat mr. F.M. Schmitz te Arnhem,
tegen
[gedaagde partij],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.H. Hogeman te Zutphen.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 t/m 4
  • de productie 5 aan de zijde van [eisers]
  • de producties 1 t/m 10 aan de zijde van [gedaagde]
  • de producties 11 en 12 aan de zijde van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eisers]
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft op 9 januari 2015 een appartementsrecht en een perceel tuin gelegen aan de [adres+plaas] (hierna: de woning) verkocht aan [eisers] voor een verkoopprijs van € 213.000,00. De woning is op 23 maart 2015 geleverd. [gedaagde] is de tante van eiser sub 1.
2.2.
[gedaagde] heeft een stuk in het geding gebracht genaamd ‘KOOPOVEREENKOMST’ met een stempel
kopie. Het stuk ziet op de verkoop van voornoemde woning. In het stuk staat, voor zover in deze zaak van belang, het volgende:

Artikel 14
Partijen verklaren dat deze overdracht en levering is geschied onder voorbehoud door verkoopster van een recht van gebruik en bewoning met betrekking tot de “mantelzorgwoning” zoals deze door verkoper en koper zal worden gerealiseerd op de begane grond, een en ander aan partijen genoegzaam bekend. Verkoper zal voor dit recht geen vergoeding, hoe ook genaamd, verschuldigd zijn, doch wel de kosten van energie dienen te vergoeden c.q. zelf te voldoen.
Partijen zullen hierover nog schriftelijk nadere afspraken maken.
(…)
Tenslotte verklaren partijen dat door de ondertekening van deze overeenkomst de door hen eerder gesloten overeenkomsten de dato zestien december tweeduizend veertien (16-12-2014) en zeven januari tweeduizend vijftien (07-01-2015), zijn ontbonden zonder dat een van partijen deswege enig recht kan doen gelden.
Partijen verklaren bij deze voorts nog er van op de hoogte te zijn dat de koopsom voor het onderhavige registergoed lager is dan de huidige OZB waarde alsmede de taxatiewaarde vastgesteld door makelaar [makelaar] te [plaats] . Hoewel partijen uitdrukkelijk van mening zijn dat er voor hen, in de onderhavige transactie, voldoende reden is om de koopprijs lager te stellen dan de hiervoor bedoelde waardes, zonder dat deswege van een bevoordelingsbedoeling sprake is, verklaren zij genoegzaam op de hoogte te zijn van de consequenties indien de koopsom fiscaal en/of civielrechtelijk niet geaccepteerd wordt.
Het stuk is niet ondertekend.
2.3.
Partijen hebben tevens op 23 maart 2015 een mantelzorgovereenkomst gesloten. In de mantelzorgovereenkomst is onder andere het volgende opgenomen:

In aanmerking nemende dat:
  • de ondergetekende sub 1[Rechtbank: [gedaagde] ]
    bij akte mede heden verleden voor mij notaris aan de ondergetekenden sub 2[Rechtbank: [eisers] ]
    heeft verkocht het haar in eigendom toebehorende registergoed staande en gelegen aan de [adres+plaas] ;
  • dat mede aan deze overdracht ten grondslag heeft gelegen de wens van de ondergetekende sub 1 om ook bij gevorderde leeftijd (enige) zorg te kunnen verkrijgen in de vorm van “mantelzorg”;
  • dat ondergetekenden sub 2 bereid waren en zijn deze mantelzorg aan de ondergetekende sub 1 te verlenen;
  • dat in verband daarmede op de begane grond van het gebouw een mantelzorgwoning is of zal worden gerealiseerd teneinde huisvesting te kunnen verlenen aan de ondergetekende sub 1;
  • dat in de door partijen gesloten koopovereenkomst de dato 9 januari 2015 daartoe is overeengekomen dat een recht van gebruik en bewoning met betrekking tot het “mantelzorggedeelte” van de woning zal worden gevestigd ten behoeve van de ondergetekende sub 1;
  • dat de hypothecair financier van kopers echter heeft medegedeeld niet te willen meewerken aan het vestigen van (soortgelijke) rechten als hiervoor bedoeld;
  • dat partijen het echter van het grootste belang vinden dat hun plannen met betrekking tot de zorgverlening en derhalve de daaraan gekoppelde bewoning van voormeld registergoed[Rechtbank: de woning]
    zowel door de ondergetekende sub 1 als de ondergetekenden sub 2 op de wijze als hiervoor bedoeld zullen worden gerealiseerd;
  • dat zij daartoe thans
overeenkomen
De ondergetekenden sub 2 verplichten zich vanaf vandaag de ondergetekende sub 1 levenslang inwoning en bijstand in de bij deze akte door hen gekochte woning te verschaffen,(…).
(…)
De ondergetekende sub 1 heeft te allen tijde het recht van haar aanspraak op inwoning en bijstand, zoals hiervoor bedoeld, en het verder door haar bedongene af te zien en haar intrek elders te nemen, indien de ondergetekenden sub 2 hun verplichtingen naar haar mening niet behoorlijk nakomen, mits de ondergetekende sub 1 minstens één maand te voren schriftelijk de ondergetekenden sub 2 waarschuwt.
In dat geval zijn de ondergetekenden sub 2 verplicht binnen drie maanden daarna aan de ondergetekende sub 1 een nader overeen te komen bedrag in contanten ter beschikking te stellen ter dekking van de kosten van verhuizing alsmede woonkosten en zorg elders.
Door betaling van de hiervoor sub c bedoelde som zijn de ondergetekenden sub 2 ontslagen van alle door hen in de onderhavige akte op zich genomen verplichtingen.
2.4.
De gemeente [plaats] heeft geweigerd een bouwvergunning af te geven voor de mantelzorgwoning die partijen voornemens waren te realiseren op de begane grond. In afwijking van voornoemde afspraken is [gedaagde] daarom ingetrokken op de bovenverdieping van de woning.
2.5.
Bij brief van 8 februari 2023 heeft de advocaat van [eisers] de mantelzorgovereenkomst opgezegd per 1 juli 2023 en [gedaagde] verzocht de woning uiterlijk per die datum te ontruimen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, althans op 1 juli 2023, de bovenverdieping van voormeld registergoed te ontruimen en te verlaten en aldus ontruimd en verlaten te houden, op verbeurte van een dwangsom,
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
[eisers] legt het volgende ten grondslag aan zijn vorderingen. De mantelzorgovereenkomst kwalificeert als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder opzeggingsregeling. De overeenkomst kan daarom aan de hand van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid worden opgezegd. De eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en de inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is; indien een voldoende zwaarwegende grond aanwezig is, een redelijke opzegtermijn in acht wordt genomen en er een schadevergoeding verschuldigd is. Beoordeling van de belangenafweging van partijen, aard van de overeenkomst & de betrokken partijen, de afhankelijkheid, wat er aan de opzegging vooraf is gegaan en de investeringen brengen mee dat de mantelzorgovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd op basis van zwaarwegende gronden. [gedaagde] heeft zich onacceptabel, onredelijk en directief opgesteld jegens [eisers] en zijn kinderen. [gedaagde] maakt stelselmatig inbreuk op het eigendomsrecht van [eisers] en op de privacy van [eisers] De verstandhouding tussen partijen is zodanig verslechterd dat mantelzorg niet meer mogelijk is. [gedaagde] is niet afhankelijk van de uitvoering van de mantelzorgovereenkomst, zij heeft een aanzienlijk vermogen en kan gemakkelijk zelf voorzien in woonruimte. [gedaagde] heeft geen investeringen gedaan in de woning. Voor zover daarvan wel sprake is, belemmert dit de opzegging niet. [eisers] heeft verder een redelijke opzegtermijn in acht genomen en [gedaagde] een schadevergoeding van € 2.000,00 aangeboden. De duurovereenkomst is daarom rechtsgeldig opgezegd.
3.3.
[gedaagde] voert het volgende verweer. Er is geen sprake van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. De mantelzorgovereenkomst is voor bepaalde tijd, zijnde het leven van [gedaagde] , aangegaan. Dit blijkt uit de tekst onder sub a van de mantelzorgovereenkomst, het feit dat er geen opzeggingsmogelijkheid is opgenomen voor [eisers] en de achtergrond van de mantelzorgovereenkomst. Het was oorspronkelijk de bedoeling om een recht van gebruik- en bewoning te vestigen maar de bank wilde daar geen toestemming voor geven. Partijen hebben daarom de mantelzorgovereenkomst gesloten voor de duur van het leven van [gedaagde] . De prijs van de woning is daarop aangepast. Dit blijkt uit de koopovereenkomst. [eisers] kan de overeenkomst daarom niet opzeggen, tenzij er sprake is van onvoorziene omstandigheden. Daarvan is geen sprake. [gedaagde] betwist hetgeen [eisers] haar verwijt. De genoemde incidenten hebben wel plaatsgevonden maar [gedaagde] heeft zich niet directief of onredelijk opgesteld noch heeft zij zich onfatsoenlijk en/of onhebbelijk gedragen. De verwijten zijn onjuist en niet onderbouwd. Het is juist [eisers] die diverse malen voordat het overleg tussen partijen is afgerond al overgaat tot handelen. Dit wordt bevestigd door de verklaringen die [gedaagde] in het geding heeft gebracht. Als er al sprake zou zijn van een opzeggingsmogelijkheid, is de geboden schadevergoeding van € 2.000,00 ten slotte volstrekt ontoereikend.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eisers] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisend belang
4.2.
De spoedeisendheid volgt uit de aard van de grondslag van de vordering, zijnde een stelselmatige inbreuk op het eigendomsrecht en de privacy van [eisers] [gedaagde] stelt dat zij rauwelijks is gedagvaard. Nu uit de stellingen blijkt dat als [gedaagde] wel was aangeschreven zij niet had berust in de opzegging, wordt dit verweer gepasseerd.
Opzeggingsmogelijkheden mantelzorgovereenkomst
4.3.
De vraag of er sprake is van een duurovereenkomst voor bepaalde of voor onbepaalde tijd alsmede de vraag of er sprake is van een opzeggingsmogelijkheid voor [eisers] moet niet alleen worden beantwoord aan de hand van de tekstuele uitleg van de bepalingen maar tevens aan de hand van de inhoud van de overeenkomst en op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de gebruikte bewoording mochten toekennen en op wat zij daaromtrent redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (vlg. Hoge Raad 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3013 (Haviltex)). Daarbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval (Hoge Raad 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 (DSM/Fox)).
4.4.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er sprake van een duurovereenkomst voor bepaalde tijd, zijnde voor de duur van het leven van [gedaagde] . [eisers] betwist dat de woning onder de marktprijs aan hem is verkocht. Dit is echter met zoveel woorden opgenomen in de koopovereenkomst die [gedaagde] in het geding heeft gebracht en de verkoopprijs ligt onder de waarde uit het taxatierapport en de WOZ-waarde van de woning. [eisers] heeft nog aangevoerd dat er vele koopovereenkomsten tussen partijen zijn gewisseld en dat de koopovereenkomst die [gedaagde] in het geding heeft gebracht niet is ondertekend dus dat het niet zeker is dat deze koopovereenkomst ten grondslag heeft gelegen aan de verkoop van de woning. Zelfs als het één van de vele versies betreft, blijkt hieruit echter dat partijen in ieder geval op enig moment hebben besproken dat de woning onder de marktprijs zou worden verkocht. Het had dan op de weg van [eisers] gelegen om toe te lichten waarom dit toch niet is gebeurd en om nader te motiveren dat de woning in afwijking van deze eerdere stellingen toch voor een hogere prijs, zijnde de marktwaarde is verkocht. Aan nader feitenonderzoek naar de stellingen van [eisers] dat de woning wel voor de marktwaarde is verkocht, en dat partijen ook niet hebben afgesproken dat de woning onder de marktwaarde zou worden verkocht, wordt in kort geding niet toegekomen. De voorzieningenrechter neemt daarom aan dat de woning onder de marktwaarde is verkocht.
4.5.
Partijen zijn het er over eens dat ze voornemens waren om een recht van gebruik- en bewoning af te sluiten, maar dat ze noodgedwongen van deze constructie af hebben moeten zien omdat de bank haar medewerking niet wilde verlenen. Hieruit wordt opgemaakt dat partijen niet zozeer de obligatoire verplichtingen uit het recht van bewoning hebben willen wijzigen, maar dat de goederenrechtelijke werking alleen niet gerealiseerd kon worden omdat daarvoor toestemming van de bank nodig was. Partijen hebben in dat kader de mantelzorgovereenkomst gesloten. Dit blijkt ook uit de considerans van de mantelzorgovereenkomst. In de mantelzorgovereenkomst onder a. is vervolgens opgenomen dat [eisers] zich verplicht [gedaagde] levenslang inwoning en mantelzorg te verlenen. Nu daarbij de woning onder de marktwaarde is verkocht, legt de voorzieningenrechter de overeenkomst zo uit dat deze voor bepaalde tijd, de duur van het leven van [gedaagde] , is afgesloten.
Voornoemde omstandigheden in combinatie met het feit dat er voor [gedaagde] wel, maar voor [eisers] geen opzeggingsbevoegdheid in de overeenkomst is opgenomen maken ten slotte dat [eisers] geen eenzijdige opzeggingsbevoegdheid heeft. De vorderingen worden daarom afgewezen.
4.6.
De door [eisers] aangevoerde incidenten maken voornoemd oordeel niet anders. Ter zitting is duidelijk gebleken dat de verstandhouding tussen partijen is verstoord, dat [eisers] en zijn kinderen hierdoor veel stress ervaren en dat zij zich belemmerd voelen in hun eigen woning. Het is echter niet gebleken dat [gedaagde] eenzijdig verantwoordelijk is voor de verstoorde relatie of dat zij zich onrechtmatig jegens [eisers] gedraagt. De verstoorde verhouding is op zichzelf, ondanks de impact die dat heeft op [eisers] omdat zij in dezelfde woning wonen als [gedaagde] , onvoldoende om de belangen van [eisers] groter te achten dan die van [gedaagde] . Het betreft voor [gedaagde] immers ook haar woonruimte. Daarbij is mede in overweging genomen dat de woonruimtes op zichzelf gescheiden zijn, partijen van verschillende opgangen gebruik kunnen maken en alleen een gang naar de tuin delen.
4.7.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.393,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.393,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2023.
LS/Vg