ECLI:NL:RBGEL:2023:169
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Toewijzing kosten rechtsbijstand in geval van beleidssepot met betrekking tot strafzaak
Op 12 januari 2023 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand. De verzoeker, geboren in 1964, had eerder te maken met een beleidssepot, waarbij de officier van justitie hem op 13 september 2020 had geïnformeerd dat de verdenking te oud was om te vervolgen, mits hij zich gedurende een proeftijd van één jaar niet aan strafbare feiten zou schuldig maken. Deze proeftijd was inmiddels verstreken. Het verzoekschrift voor vergoeding van € 1.529,50 voor de kosten van een raadsman werd op 16 september 2021 ingediend. De raadkamer heeft het verzoek op 12 januari 2023 behandeld, waarbij de verzoeker niet aanwezig was, maar zijn waarnemend advocaat en de officier van justitie wel. Het Openbaar Ministerie verzet zich gedeeltelijk tegen de vergoeding, stellende dat het verzoeker zelf te verwijten is dat hij als verdachte is aangemerkt.
De raadkamer heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend en dat op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand kan worden toegekend, mits er gronden van billijkheid aanwezig zijn. De raadkamer heeft de maatstaf van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden toegepast, die stelt dat bij een beleidssepot moet worden beoordeeld of de zaak onmiskenbaar tot een veroordeling zou hebben geleid. De raadkamer concludeert dat de verklaringen over de feiten sterk uiteenlopen en dat er daarom geen onmiskenbare veroordeling kan worden vastgesteld. Dit leidt tot de conclusie dat er gronden van billijkheid zijn om de verzoeker een vergoeding toe te kennen.
De raadkamer heeft de gevraagde vergoeding van € 1.529,50 voor de kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift toegewezen, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.209,50. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. T. Bertens, in tegenwoordigheid van griffier E.M. Damink. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor de gewezen verdachte binnen een maand hoger beroep open bij het gerechtshof.