ECLI:NL:RBGEL:2023:1645

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
AWB – 23 _ 1739
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in grensoverschrijdend geschil over rechtsbijstand

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 27 maart 2023, wordt de bevoegdheid van de rechtbank besproken in het kader van een grensoverschrijdend geschil over rechtsbijstand. Eiser, die een aanvraag had ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand, had beroep ingesteld tegen de reacties van de Raad op zijn verzoeken met betrekking tot rechtsbijstand in Duitsland, Spanje en België. De Raad had op 7 maart 2022 het bezwaar van eiser tegen de reacties niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Oost-Brabant had zich eerder onbevoegd verklaard en de zaken verwezen naar de Rechtbank Gelderland.

De Rechtbank Gelderland oordeelt dat zij kennelijk niet bevoegd is om van de beroepen kennis te nemen. Dit oordeel is gebaseerd op de richtlijn 2002/8/EG en eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter, die bepalen dat de rechtbank Den Haag bevoegd is in deze zaken. De rechtbank Gelderland wijst op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 april 2022, die ook tussen eiser en verweerder was gewezen. De rechtbank verklaart zich derhalve niet bevoegd en verwijst de beroepen door naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling.

De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in aanwezigheid van mr. K.V. van Weert, griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 maart 2023. Partijen zijn op de hoogte gesteld van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 23/1737 en 23/1739

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2023

in de zaken tussen

[Eiser A] te [plaats B] , eiser

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser dat hij heeft ingesteld in verband met zijn verzoeken aan de Raad met betrekking tot geschillen over rechtsbijstand die hij heeft in Duitsland, Spanje en België. Eiser heeft de verzoeken aan de Raad gedaan op 5 augustus, 3 augustus en 29 juli 2021.
Op 18 en 19 augustus 2021 heeft de Raad per e-mail op deze verzoeken gereageerd. Daarin deelt de Raad eiser mede niet aan de verzoeken mee te werken (de reacties).
De Raad heeft op 7 maart 2022 het bezwaar dat eiser heeft gemaakt tegen de reacties van de Raad niet-ontvankelijk verklaard (het bestreden besluit).
De rechtbank Oost-Brabant heeft op 9 december 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank Oost-Brabant heeft zich onbevoegd verklaard om van de beroepen kennis te nemen en heeft de beroepen verwezen naar de rechtbank Gelderland. [1]

Overwegingen

1. Omdat de rechtbank Gelderland kennelijk niet bevoegd is van de beroepen van eiser kennis te nemen, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank Gelderland legt hierna uit waarom zij kennelijk niet bevoegd is van de beroepen kennis te nemen.
2. Eiser heeft bij verweerder een aanvraag ingediend in een grensoverschrijdend geschil als bedoeld in Richtlijn 2002/8/EG. Voordat de centralisatie van de raden voor rechtsbijstand plaatsvond werd een aanvraag zoals eiser heeft gedaan ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand ’s-Gravenhage. [2] Gelet op een uitspraak van de hoogste bestuursrechter is deze rechtbank dan ook bevoegd over het beroep te oordelen, en niet de rechtbank Gelderland (en evenmin de rechtbank Oost-Brabant). [3]
De rechtbank Gelderland wijst in dit verband op de haar ambtshalve bekende uitspraak van 20 april 2022 van de rechtbank Den Haag, eveneens gewezen tussen eiser en verweerder. [4]
3. De rechtbank Gelderland is kennelijk niet bevoegd.

Beslissing

De rechtbank Gelderland:
- verklaart zich niet bevoegd;
- verwijst de beroepen naar de rechtbank Den Haag ter verdere behandeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in aanwezigheid van mr. K.V. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 9 december 2022, gepubliceerd op 15 februari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2022:5383.
2.Artikel 23i, vijfde lid, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb).
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 2 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:547.