ECLI:NL:RBGEL:2023:1611

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/05/415507 / FA RK 23-544
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet van cliënt tegen zorg in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 maart 2023 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van het verblijf van een cliënt in een zorginstelling, op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, heeft zich verbaal verzet tegen de zorg die haar wordt geboden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt, ondanks haar verbale verzet, niet de intentie heeft om de zorginstelling te verlaten. Dit verzet is consistent en blijkt uit haar dagelijkse uitingen van onvrede over haar verblijf. De advocaat van de cliënt heeft verzocht om de rechterlijke machtiging af te wijzen, maar de rechtbank oordeelt dat er sprake is van een noodzaak voor voortzetting van de zorg, gezien het risico op ernstig nadeel voor de cliënt. De rechtbank heeft de machtiging voor een periode van vijf jaar verleend, tot 10 maart 2028, en benadrukt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/415507 / FA RK 23-544
Datum uitspraak: 10 maart 2023
Beschikking opvolgende rechterlijke machtiging Wzd
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van vijf jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende en verblijvende te in een accommodatie van [naam zorgaanbieder] , [adres] , op grond van een rechterlijke machtiging geldend tot 17 maart 2023,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. E.A. Welling te Wageningen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 17 februari 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 maart 2023, in de accommodatie van [naam zorgaanbieder] te [plaats] .
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [naam 1] , als zorgverantwoordelijke verbonden aan [naam zorgaanbieder] ;
  • mevrouw [naam 2] , via beeldbellen, als psycholoog verbonden aan [naam zorgaanbieder] ;
  • de dochter van cliënt, mevrouw [naam dochter] ;
  • de zoon van cliënt, de heer [naam zoon] .

2.Feiten

2.1.
Op 17 maart 2022 heeft de rechtbank een machtiging tot opname en verblijf verleend tot en met 17 maart 2023.

3.Standpunten

3.1.
Cliënt begrijpt niet waarom ze bij de accommodatie moet verblijven. Ze wil naar huis en ze is kwaad. De advocaat verzoekt om de rechterlijke machtiging af te wijzen, omdat er geen sprake is van verzet. Het CIZ verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Daarin staat dat er sprake is van verzet, omdat er consistent verbaal verzet is. In die zaak waren de omstandigheden echter geheel anders dan in dit geval. De advocaat verwijst naar een niet gepubliceerde uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 24 maart 2020 met zaaknummer: FA RK 20-898. Deze zaak is meer vergelijkbaar met de situatie van cliënt. Cliënt uit zich daarin ook uitsluitend verbaal tegen het verblijf in de instelling. Ook antwoordt de cliënt in die zaak dat hij de instelling wil verlaten als daarnaar gevraagd wordt. In beide situaties zetten cliënten deze verklaringen echter nooit om in gedragingen. Met de situatie in de zaak van de rechtbank Oost-Brabant zijn dus meer overeenkomsten dan met de situatie in de zaak waar het CIZ naar verwijst. Er is daarom geen sprake van verzet. Een oplossing zou zijn dat de hulpverlening cliënt op de juiste wijze benadert en soms wat meer tijd neemt voor cliënt. Daarbij komt dat de woede waarnaar wordt verwezen inherent is aan de diagnose. Tijdens de mondelinge behandeling vertelt de psycholoog dat cliënt haar medicatie niet altijd in wil nemen. Dit standpunt is volgens de advocaat echter niet onderbouwd in de stukken. De advocaat verzoekt subsidiair om een rechterlijke machtiging voor een kortere periode dan vijf jaar, omdat cliënt graag met de rechter wil praten. Mogelijk komt er ook nog een kantelpunt dat cliënt meer bereid is om bij de accommodatie te verblijven.
3.2.
De dochter vertelt dat cliënt zich gedumpt voelt. Cliënt mist haar gezin. Ze kan echter niet meer thuis verblijven. De wens naar huis te gaan is een terugkerend onderwerp van gesprek met cliënt. De zoon vult aan dat de woede van cliënt er ineens is. Er is geen trucje voor om de woede te laten afnemen of om te voorkomen da die ontstaat. Het kost de zoon soms ook drie uur om de woede van cliënt af te laten nemen. Er kan niet van de hulpverleners worden verwacht dat zij drie uur lang bij cliënt blijven zitten totdat de woede er niet meer is en zij stopt met benoemen dat zij weg wil.
3.3.
De psycholoog geeft aan dat cliënt zich niet zelfstandig kan verzorgen. Er is bijsturing en ondersteuning nodig. Er is sprake van verzet. Cliënt voelt zich gedumpt en dat is een terugkerend thema. Cliënt heeft incidenteel richting de hulpverlening geslagen en geschopt. Ook houdt ze mensen op de kamer vast totdat ze iemand heeft gesproken over haar eis te kunnen vertrekken. Cliënt is niet altijd bereid medicatie in te nemen. Nadat het enkele keren is aangeboden, wordt het soms onzichtbaar toegediend. Het verzet van cliënt is niet makkelijk weg te nemen met een bepaalde benaderingswijze. Een rechterlijke machtiging voor een langere duur is wenselijk, omdat een mondelinge behandeling extra boosheid oproept. Een rechterlijke toetsing brengt geen verlichting bij cliënt. Zij legt zich na de mondelinge behandeling en de uitspraak niet neer bij het feit dat zij in de accommodatie moet blijven. Zij blijft het ermee oneens en blijft dit benoemen. De zorgverantwoordelijke geeft aan dat cliënt in het begin nog met haar jas aan stond om weg te gaan. Tijdens de medicatiewissel (in de periode van december 2022) toonde cliënt ook agressie. Momenteel is er vooral sprake van verbaal verzet. Cliënt wil dat de hulp de kinderen belt om cliënt op te halen. Ook wil ze regelmatig een arts of de rechtbank spreken om verhaal te halen. Cliënt vraagt dagelijks om weg te kunnen. Laatst had cliënt nog een briefje voor de raam gehouden met de tekst dat ze gedumpt was en dat ze weg wilde. Cliënt weigert regelmatig haar medicatie.

4.Beoordeling

4.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening. Cliënt is gediagnosticeerd met dementie, waarschijnlijk passend bij Alzheimer.
4.2.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening leidt tot ernstig nadeel, gelegen in (het aanzienlijk risico op):
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang;
4.3.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.4.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt heeft 24 uur zorg en begeleiding in nabijheid nodig.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat is gebleken dat cliënt zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf. In artikel 3a van de Wzd is bepaald dat cliënt kan instemmen met de zorg of zich kan verzetten tegen de zorg. Volgens de memorie van toelichting [1] is sprake van verzet als een cliënt of bewoner actueel tegenstand vertoont tegen een hem/haar betreffende vorm van zorg en/of behandeling omdat die door hem/haar wordt ervaren als niet juiste vorm van machtsuitoefening. De term machtuitoefening ziet op het feit dat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie in de zorg. Het is primair aan de verzorger/behandelaar om te bepalen of er sprake is van verzet op basis van het bestaande beeld. Dit beeld is compleet als er duidelijk is dat het gedrag van de cliënt verzet inhoudt, waartegen het verzet zich richt en welke redenen cliënt heeft om zich te verzetten. Is het beeld onvoldoende compleet, dan moet het ingevuld worden met interpretaties van anderen. Volgens de memorie van toelichting is een langdurige behandelrelatie met de cliënt helpend bij het invullen van dit beeld. Ook dit wijst erop dat het primair is aan de verzorger/behandelaar om in te schatten of er sprake is van verzet.
4.6.
In dit geval toont cliënt toont consistent verbaal verzet tegen de voortzetting van het verblijf. Ook tijdens de mondelinge behandeling geeft cliënt telkens aan dat zij zich gedumpt voelt en niet in de accommodatie wil verblijven. Zij wil liever vandaag dan morgen naar huis. Volgens de psycholoog, de zorgverantwoordelijke en de dochter zegt cliënt vrijwel dagelijks dat ze naar huis toe wil. Dat cliënt geen aanstalten maakt om naar huis te gaan, bijvoorbeeld door haar jas aan te doen, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan haar duidelijke en consistente wens om naar huis te willen. Het is immers duidelijk dat cliënt niet instemt met de voortzetting van het verblijf.
De advocaat verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 24 maart 2020. Deze uitspraak is gepubliceerd op 17 april 2020 onder ECLI nummer: ECLI:NL:RBOBR:2020:1745. In deze uitspraak zijn meer omstandigheden opgenomen dan de advocaat ter zitting heeft benoemd. De rechtbank acht met name het volgende van belang: “
De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de cliënt nooit probeert om de instelling te verlaten, ook niet op het moment dat er daadwerkelijk een deur open staat. De dochter en de schoonzoon van de cliënt hebben dit bevestigd en hieraan toegevoegd dat de cliënt het prima lijkt te vinden om in de instelling te verblijven. Hij heeft wat dit betreft precies dezelfde houding als in zijn thuissituatie: als hem gezegd wordt dat hij kan blijven waar hij is, doet hij dat ook en protesteert niet.”In onderhavige situatie blijft cliënt verzet uiten. Zij blijft bij het standpunt dat zij niet in de accommodatie wil verblijven. Ook na de vorige mondelinge behandeling is cliënt consistent gebleven in het uiten van haar wens om de accommodatie te verlaten. Zij toont deze wens op dagelijkse basis. Ook laat cliënt woede zien, waaruit blijkt dat zij het niet eens is met haar verblijf in de accommodatie. Het behandelteam heeft met een benaderingsplan en medicatie geprobeerd om de boosheid te laten afnemen. Naast het verbale verzet, toont cliënt gedrag waaruit blijkt dat zij het niet eens is met de noodzakelijke zorg. Cliënt neemt namelijk niet op vrijwillige basis de medicatie in. De medicatie moet soms onzichtbaar worden gegeven. In het zorgplan van 29 januari 2023 staat het navolgende opgenomen over de medicatie: “
Medicatie in beheer van de zorg. Medicatie uit de baxter halen en in medicijn cupje voor mw. neerzetten op tafel/aan mw. geven. Hierbij niet veel meer zeggen dan dat dit medicatie is voor haar. Niet te veel aandacht aan geven. Geen handschoenen hierbij aan hebben of vertellen dat je die net schoon aan hebt gedaan (als ze er om vraagt). Niet bij blijven staan bij inname maar wel van afstand in de gaten houden of mw. het ook echt inneemt. Bij weigeren, de medicatie mee terug nemen, opletten want mw. wilt het dan vaak in haar tas stoppen en zelf weggooien. Als dit is gebeurd mw. vertellen dat dit niet mag, dat wij het in beheer/toezicht op moeten hebben en op de juiste manier weg moeten gooien. Later nogmaals proberen, bij twee keer weigeren mag de oxazepam verborgen gegeven worden.”Uit het vorenstaande blijkt dan ook dat zowel in de stukken als tijdens de mondelinge behandeling voldoende is toegelicht dat cliënt niet gemotiveerd is om op vrijwillige basis de medicatie in te nemen. Ook op dit onderdeel is sprake van verzet.
4.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een opvolgende rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van vijf jaar, en geldt aldus tot en met 10 maart 2028. Daarbij is van belang dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening en er sprake is van een progressief ziektebeeld. Ook was er tijdens de mondelinge behandeling woede zichtbaar bij cliënt en dat is niet bevorderlijk voor de behandelrelatie tussen cliënt en de hulpverlening. De mondelinge behandeling is ook niet in het belang voor de band tussen cliënt en de kinderen. Cliënt is het vaak niet eens met wat er door de hulpverlening en de kinderen wordt gezegd. Zij toont dan boosheid.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van:
[naam cliënt], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
10 maart 2028.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2023 door mr. E.L. de Jongh, rechter, in tegenwoordigheid van mr. N.P.A.J.H. van den Hoogen, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2008-2009, 31 996, nr. 3, p. 9.