1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 maart 2020 te Winterswijk Henxel, in de gemeente Winterswijk, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Vredenseweg,
zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande
dat verdachte,
- terwijl de door hem bereden rijbaan bestemd was voor verkeer uit beide richtingen en/of de
totale breedte van die rijbaan (aldaar) ongeveer 5,3 meter is en/of
- terwijl hij een naar rechts verlopende bocht (vanuit zijn perspectief) naderde en/of
tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
- zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer
en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- in of nabij voornoemde naar rechts verlopende bocht niet heeft (bij)gestuurd en/of niet het
verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn
verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van die weg (de Vredenseweg) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met, een toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [Slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
hij op of omstreeks 1 maart 2020 te Winterswijk Henxel, in de gemeente Winterswijk, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Vredenseweg,
-terwijl de door hem bereden rijbaan bestemd was voor verkeer uit beide richtingen en/of de
totale breedte van die rijbaan (aldaar) ongeveer 5,3 meter is en/of
- terwijl hij een naar rechts verlopende bocht (vanuit zijn perspectief) naderde en/of
tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
- zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer
en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- in of nabij voornoemde naar rechts verlopende bocht niet heeft (bij)gestuurd en/of niet het
verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn
verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van die weg (de Vredenseweg) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met, een toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primaire feit. Verdachte heeft als bestuurder van een brede, zware SUV (Hummer) op een rijbaan zonder belijning niet voldaan aan de verplichting zoveel mogelijk rechts te houden. Gelet op de extra zorgplicht die het besturen van een dergelijk voertuig met zich brengt, heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig gereden zodat het ongeval aan zijn schuld te wijten is. Het slachtoffer heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Subsidiair heeft de officier van justitie bewezenverklaring gevorderd van gevaarlijk rijgedrag in de zin van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW 1994).
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte op 1 maart 2020 omstreeks 16:20 uur in een personenauto (Hummer H3) op de Vredenseweg in Winterswijk reed. Verdachte kwam uit de richting van Winterswijk en ging in de richting van Vreden (Duitsland). De rijbaan was bestemd voor verkeer uit beide richtingen, was niet verdeeld in rijstroken en was aldaar in totaal circa 5,3 meter breed. In een bocht naar rechts, bezien vanuit de rijrichting van verdachte, kwam hij frontaal in botsing met een tegemoetkomende auto (Opel Corsa).
[Slachtoffer] heeft verklaard dat hij en zijn vrouw op de Vredenseweg in de richting van Winterswijk reden. Vlak voor een bocht zag hij een Hummer op hen afkomen. Hij zag dat de Hummer door de bocht kwam en op hun weghelft reed.
Getuige [Getuige] heeft verklaard dat zij op de Vredenseweg reed achter een Opel Corsa. In een bocht kwam vanuit tegengestelde richting een SUV, de rechtbank begrijpt verdachte in de Hummer, aanrijden. De bestuurder van de SUV reed met een behoorlijk deel van de auto – vanuit zijn perspectief gezien – op de linker weghelft.
De politie heeft de banden- en krassporen van de Hummer en de Opel op het wegdek onderzocht. Alle sporen bevonden zich op het weggedeelte bestemd voor verkeer in de richting van Winterswijk. Vanuit de rijrichting van de Hummer bezien, bevonden de sporen zich dus op de linker weghelft, voor tegemoetkomend verkeer. Dit betekent dat de bestuurder van de Hummer, verdachte, in de bocht niet voldoende rechts heeft gehouden. Blijkens het onderzoek is aannemelijk dat beide voertuigen botsten, terwijl de Hummer zich bevond op de verkeerde weghelft en de Opel vanuit zijn rijrichting bezien, uiterst rechts reed.
Indien de bestuurder van de Hummer zoveel mogelijk rechts op de weg had gereden, was er voldoende ruimte voor beide auto’s om elkaar ongehinderd te passeren,aldus de conclusies van het politieonderzoek.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen gaat de rechtbank voorbij aan de verklaring die verdachte direct na het ongeval heeft afgelegd bij de politie, inhoudende dat hij in de bocht volledig rechts op de weg reed.
De rechtbank ziet zich primair voor de vraag gesteld of de aanrijding, botsing, is veroorzaakt door zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend verkeersgedrag van verdachte. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Verder geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 (vlg. HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822). Feiten en omstandigheden die van belang zijn om de mate van schuld, de verwijtbaarheid van het rijgedrag van verdachte vast te stellen, ontbreken in het dossier. De auto van verdachte vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn
geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval. Uit het dossier volgt niet meer dan dat verdachte in de bocht onvoldoende rechts heeft gehouden en met zijn voertuig deels op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer is gekomen. De rechtbank acht dit een ernstige verkeersfout. Deze enkele gedraging is echter onvoldoende om te kunnen spreken van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid in de zin van artikel 6 WVW 1994. Daarbij overweegt de rechtbank dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat verdachte bijvoorbeeld kort voor of tijdens het ongeval was afgeleid, te hard reed, onder invloed van middelen was of dat sprake was van ander onoplettend of onvoorzichtig gedrag. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat verdachte reed in een Hummer, een wat zwaardere en bredere auto, op een weg zonder belijning op de middenas, voor verdachte geen andere of grotere verantwoordelijkheid meebrengt dan voor een automobilist die rijdt in een meer gemiddelde personenauto.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Wel kan op grond van bovenstaande bewijsmiddelen worden vastgesteld dat voornoemd rijgedrag van verdachte gevaar op de weg heeft opgeleverd. Deze overtreding, die subsidiair ten laste is gelegd, acht de rechtbank bewezen.