ECLI:NL:RBGEL:2023:1588

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
05.263427.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldboete voor veroorzaken gevaar op de weg door onvoldoende rechts te houden; vrijspraak voor veroorzaken ongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 maart 2020 in Winterswijk een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een Hummer, reed op de Vredenseweg en kwam in een bocht frontaal in botsing met een tegemoetkomende Opel Corsa. De officier van justitie had de verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig had gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bestuurder van de Opel Corsa. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoldoende rechts heeft gehouden, wat gevaar op de weg heeft veroorzaakt, maar heeft hem vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van het veroorzaken van het ongeval zelf. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor aanmerkelijke onoplettendheid of onvoorzichtigheid van de verdachte, ondanks de ernst van de gevolgen van het ongeval. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan gevaarlijk rijgedrag en hem een geldboete van € 750,- opgelegd, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 1 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.263427.20
Datum uitspraak : 24 maart 2023
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] in [Geboorteplaats] ,
opgegeven adres: [Adres]
.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
10 maart 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 maart 2020 te Winterswijk Henxel, in de gemeente Winterswijk, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Vredenseweg,
zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande
dat verdachte,
- terwijl de door hem bereden rijbaan bestemd was voor verkeer uit beide richtingen en/of de
totale breedte van die rijbaan (aldaar) ongeveer 5,3 meter is en/of
- terwijl hij een naar rechts verlopende bocht (vanuit zijn perspectief) naderde en/of
tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
- zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer
en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- in of nabij voornoemde naar rechts verlopende bocht niet heeft (bij)gestuurd en/of niet het
verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn
verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van die weg (de Vredenseweg) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met, een toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [Slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 1 maart 2020 te Winterswijk Henxel, in de gemeente Winterswijk, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Vredenseweg,
-terwijl de door hem bereden rijbaan bestemd was voor verkeer uit beide richtingen en/of de
totale breedte van die rijbaan (aldaar) ongeveer 5,3 meter is en/of
- terwijl hij een naar rechts verlopende bocht (vanuit zijn perspectief) naderde en/of
tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
- zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer
en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- in of nabij voornoemde naar rechts verlopende bocht niet heeft (bij)gestuurd en/of niet het
verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgd en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn
verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van die weg (de Vredenseweg) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met, een toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primaire feit. Verdachte heeft als bestuurder van een brede, zware SUV (Hummer) op een rijbaan zonder belijning niet voldaan aan de verplichting zoveel mogelijk rechts te houden. Gelet op de extra zorgplicht die het besturen van een dergelijk voertuig met zich brengt, heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig gereden zodat het ongeval aan zijn schuld te wijten is. Het slachtoffer heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Subsidiair heeft de officier van justitie bewezenverklaring gevorderd van gevaarlijk rijgedrag in de zin van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW 1994).
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte op 1 maart 2020 omstreeks 16:20 uur in een personenauto (Hummer H3) op de Vredenseweg in Winterswijk reed. Verdachte kwam uit de richting van Winterswijk en ging in de richting van Vreden (Duitsland). De rijbaan was bestemd voor verkeer uit beide richtingen, was niet verdeeld in rijstroken en was aldaar in totaal circa 5,3 meter breed. In een bocht naar rechts, bezien vanuit de rijrichting van verdachte, kwam hij frontaal in botsing met een tegemoetkomende auto (Opel Corsa). [2]
[Slachtoffer] heeft verklaard dat hij en zijn vrouw op de Vredenseweg in de richting van Winterswijk reden. Vlak voor een bocht zag hij een Hummer op hen afkomen. Hij zag dat de Hummer door de bocht kwam en op hun weghelft reed. [3]
Getuige [Getuige] heeft verklaard dat zij op de Vredenseweg reed achter een Opel Corsa. In een bocht kwam vanuit tegengestelde richting een SUV, de rechtbank begrijpt verdachte in de Hummer, aanrijden. De bestuurder van de SUV reed met een behoorlijk deel van de auto – vanuit zijn perspectief gezien – op de linker weghelft. [4]
De politie heeft de banden- en krassporen van de Hummer en de Opel op het wegdek onderzocht. Alle sporen bevonden zich op het weggedeelte bestemd voor verkeer in de richting van Winterswijk. Vanuit de rijrichting van de Hummer bezien, bevonden de sporen zich dus op de linker weghelft, voor tegemoetkomend verkeer. Dit betekent dat de bestuurder van de Hummer, verdachte, in de bocht niet voldoende rechts heeft gehouden. Blijkens het onderzoek is aannemelijk dat beide voertuigen botsten, terwijl de Hummer zich bevond op de verkeerde weghelft en de Opel vanuit zijn rijrichting bezien, uiterst rechts reed.
Indien de bestuurder van de Hummer zoveel mogelijk rechts op de weg had gereden, was er voldoende ruimte voor beide auto’s om elkaar ongehinderd te passeren, [5] aldus de conclusies van het politieonderzoek.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen gaat de rechtbank voorbij aan de verklaring die verdachte direct na het ongeval heeft afgelegd bij de politie, inhoudende dat hij in de bocht volledig rechts op de weg reed.
De rechtbank ziet zich primair voor de vraag gesteld of de aanrijding, botsing, is veroorzaakt door zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend verkeersgedrag van verdachte. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Verder geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 (vlg. HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Feiten en omstandigheden die van belang zijn om de mate van schuld, de verwijtbaarheid van het rijgedrag van verdachte vast te stellen, ontbreken in het dossier. De auto van verdachte vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn
geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval. Uit het dossier volgt niet meer dan dat verdachte in de bocht onvoldoende rechts heeft gehouden en met zijn voertuig deels op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer is gekomen. De rechtbank acht dit een ernstige verkeersfout. Deze enkele gedraging is echter onvoldoende om te kunnen spreken van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid in de zin van artikel 6 WVW 1994. Daarbij overweegt de rechtbank dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat verdachte bijvoorbeeld kort voor of tijdens het ongeval was afgeleid, te hard reed, onder invloed van middelen was of dat sprake was van ander onoplettend of onvoorzichtig gedrag. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat verdachte reed in een Hummer, een wat zwaardere en bredere auto, op een weg zonder belijning op de middenas, voor verdachte geen andere of grotere verantwoordelijkheid meebrengt dan voor een automobilist die rijdt in een meer gemiddelde personenauto.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Wel kan op grond van bovenstaande bewijsmiddelen worden vastgesteld dat voornoemd rijgedrag van verdachte gevaar op de weg heeft opgeleverd. Deze overtreding, die subsidiair ten laste is gelegd, acht de rechtbank bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks1 maart 2020 te Winterswijk Henxel, in de gemeente Winterswijk,
in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarme
de rijdende over de weg, de Vredenseweg,
-terwijl de door hem bereden rijbaan bestemd was voor verkeer uit beide richtingen en
/ofde
totale breedte van die rijbaan (aldaar) ongeveer 5,3 meter is en
/of
- terwijl hij een naar rechts verlopende bocht (vanuit zijn perspectief) naderde en
/of
tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
- zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer

en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of

- in of nabij voornoemde naar rechts verlopende bocht niet heeft (bij)gestuurd
en/of niet het
verloop van die weg/rijbaan heeft gevolgden
/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn
verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en
/of
-
geheel ofgedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft van die weg (de Vredenseweg) is gebotst
, althans in aanrijding is gekomenmet, een toen dicht genaderd zijnde ander voertuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiaire feit :
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primaire feit wordt veroordeeld tot een geldboete van € 2.000,- en een rijontzegging voor de duur van 4 maanden. Bij de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met overschrijding van de redelijke termijn.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt doordat hij in een bocht onvoldoende rechts heeft gehouden en met zijn auto deels is gekomen op de andere weghelft. Daar is hij frontaal tegen een tegemoetkomende auto gereden. De bestuurder van die auto is als gevolg van het ongeval ernstig gewond geraakt. Hij heeft onder meer vier gebroken rugwervels opgelopen en een aantal dagen in het ziekenhuis gelegen in een korset. Ook zijn vrouw, die naast hem in de auto zat, heeft letsel opgelopen. Ter zitting heeft het slachtoffer toegelicht welke impact het ongeval niet alleen op hem en zijn vrouw heeft, maar ook op hun twee kinderen. Hun leven is blijvend veranderd. Ook nu, drie jaar later, ervaren zij (lichamelijke) beperkingen, pijnklachten en stress. Verder was hun auto total loss.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat het bewezenverklaarde feit een overtreding is en geen misdrijf. Op een overtreding staat een lichtere straf(modaliteit). Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de ernst van de gevolgen van de verkeersfout van verdachte. Verder heeft de rechtbank in strafverminderende zin betrokken dat sprake is van tijdsverloop van 3 jaar tussen het feit en de berechting van verdachte. Alles afwegend en rekening houdend met de straffen die in soortelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een geldboete van € 750,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 1 jaar passend en geboden. Bij de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover het dossier hierover informatie bevat.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht;
- 5, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboete van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis;
 ontzegt verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 maanden;
 bepaalt dat de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 1 (één) jaarschuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en
mr. P.J.C. Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [Verbalisant] en [Verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020095111-1, gesloten op 30 augustus 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse p. 13 en p. 40, proces-verbaal van verhoor verdachte p. 80, proces-verbaal van verhoor betrokkene p. 90.
3.Proces-verbaal van verhoor betrokkene p. 90.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 84.
5.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse p. 40.