ECLI:NL:RBGEL:2023:1575

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
415198
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake inzagerecht op grond van art. 15 AVG en toepasselijkheid van art. 843a Rv

Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Gelderland een tussenvonnis uitgesproken in een civiele zaak tussen een eisende partij en De Volksbank N.V. De eisende partij heeft in juli 2018 een woning gekocht en een hypotheeklening aangevraagd bij De Volksbank. In de loop van de procedure heeft De Volksbank de eisende partij medegedeeld dat zij in het kader van een onderzoek naar haar risicoprofiel stukken wenst te ontvangen, waaronder kopieën van haar UWV-verzekeringsbericht en salarisspecificaties. De eisende partij heeft vervolgens een verzoek ingediend om inzage in haar klantgegevens, omdat zij van mening is dat De Volksbank onrechtmatig heeft gehandeld door haar persoonsgegevens te verwerken zonder haar toestemming. De rechtbank heeft vastgesteld dat De Volksbank de persoonsgegevens van de eisende partij heeft verwerkt en dat de eisende partij recht heeft op inzage in deze gegevens op grond van artikel 15 van de AVG. De rechtbank heeft De Volksbank bevolen om binnen vier weken een afschrift van de gebeurtenissenadministratie en het Incidentenregister over te leggen, evenals inzage te geven in alle beschikbare informatie over de herkomst van de gegevens die zij heeft verwerkt. De kosten van het incident worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 19 april 2023 weer op de rol komen voor het nemen van een conclusie van antwoord door De Volksbank.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/415198 / HZ ZA 23-46
Vonnis van 22 maart 2023
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij],
advocaat: mr. R.H.J.M. Silvertand te Waalwijk,
tegen
de naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: De Volksbank,
advocaat: mr. M.H. Berrevoets te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met daarin een vordering in incident
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] heeft in juli 2018 een woning gekocht (productie 4 van [eisende partij]) en in verband daarmee op 20 juli 2018 bij BLG, onderdeel van De Volksbank, een aanvraag ingediend om een hypotheeklening te krijgen. In het kader van die aanvraag heeft [eisende partij] (onder meer) een op 28 mei 2018 getekende arbeidsovereenkomst overgelegd op grond waarvan zij op 1 juni 2018 voor onbepaalde tijd in dienst is getreden bij [betrokken partij 1]
2.2.
Op 13 augustus 2018 heeft De Volksbank een hypotheekofferte aan [eisende partij] uitgebracht (productie 12 van [eisende partij]) die [eisende partij] op 15 augustus 2018 heeft getekend (productie 4 van De Volksbank).
2.3.
Op 6 september 2018 is de hypotheekakte gepasseerd op grond waarvan De Volksbank een recht van hypotheek heeft gekregen op de woning van [eisende partij].
2.4.
Op 14 september 2018 is door [eisende partij] en namens [betrokken partij 1] een “beëindigingsovereenkomst dienstverband” ondertekend waarin is opgenomen dat de arbeidsovereenkomst van [eisende partij] met terugwerkende kracht eindigt op 1 augustus 2018 (productie 13 van [eisende partij]).
2.5.
Bij brief van 25 juli 2022 heeft De Volksbank [eisende partij] medegedeeld dat zij in het kader van onderzoek naar haar risicoprofiel stukken wenst te ontvangen, waaronder kopieën van haar UWV-verzekeringsbericht en van haar salarisspecificaties vanaf 1 juni 2018.
2.6.
Nadat [eisende partij] in reactie op de brief van 25 juli 2022 informatie aan De Volksbank had verstrekt, heeft De Volksbank haar bij brief van 15 augustus 2022 (productie 17 van [eisende partij]) onder meer als volgt bericht:
“(…)
Uit het door u aangeleverde UWV Verzekeringsbericht is gebleken dat u in de periode 1 juni 2018 t/m 31 juli 2018 werkzaam bent geweest bij [betrokken partij 2] (waartoe [betrokken partij 1] behoort).
Uit uw UWV Verzekeringsbericht blijkt dat u na 1 augustus 2018 tot 5 november 2018 geen inkomen hebt gehad uit loondienst.
Uit uw UWV Verzekeringsbericht blijkt dat u vanaf 5 november 2018 een aanzienlijk lager inkomen heeft dan het inkomen dat u opgegeven heeft bij uw hypotheekaanvraag.
(…)
Graag ontvang ik van u een verklaring/uitleg met betrekking tot het niet doorgeven van uw werk- en inkomenssituatie (uitdiensttreding bij [betrokken partij 1]) per 1 augustus 2018 bij het tekenen van de hypotheekofferte op 15 augustus 2018 en hypotheekakte op 6 september 2018. Als wij dit hadden geweten hadden wij u de hypotheek niet verstrekt.
(…)”
2.7.
Vervolgens is uitvoerig tussen partijen gecorrespondeerd over de situatie van [eisende partij] ten tijde van de hypotheekaanvraag en de informatie die zij daarbij aan De Volksbank heeft verschaft. Bij brief van 5 oktober 2022 (productie 30 van [eisende partij]) heeft de afdeling Compliance, Veiligheidszaken & Operationeel Risico Management van De Volksbank aan [eisende partij] toegelicht waarom De Volksbank onderzoek doet naar de situatie van [eisende partij] en zich op basis daarvan op het standpunt gesteld dat [eisende partij] relevante informatie heeft verzwegen. Ten slotte is als volgt aan [eisende partij] medegedeeld:
“(…)
Gezien de verzwijging van het einde van uw dienstverband heeft u in strijd gehandeld met uw Zorgplicht conform de Algemene Bankvoorwaarden en de Algemene Voorwaarden Hypotheken BLG Wonen en is ons advies aan de afdeling Bijzonder Beheer om uw hypothecaire geldlening op te eisen en de klantrelatie te beëindigen.
(…)
Om reden van genoemde verzwijging zullen wij uw persoonsgegevens opnemen in het Externe Verwijzingsregister. (…)”
Bij afzonderlijke brief van 5 oktober 2022 (productie 7 van De Volksbank) heeft de afdeling Veiligheidszaken van De Volksbank aan [eisende partij] medegedeeld dat haar persoonsgegevens zijn opgenomen in de gebeurtenissenadministratie (en dat dat de naam is van de onderzoeksadministratie van de afdeling Veiligheidszaken), het daaraan gekoppelde intern verwijzingsregister, het Incidentenregister en het daaraan gekoppelde extern verwijzingsregister van De Volksbank met een toelichting op de inhoud van deze administratie/registers en de consequenties daarvan voor [eisende partij]. De Volksbank heeft daarbij medegedeeld dat zij zich bij de verwerking van deze gegevens houdt aan de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming).
2.8.
Naar aanleiding van een telefoongesprek tussen [eisende partij] en een medewerkster van De Volksbank heeft De Volksbank op 21 oktober 2022 en (naar aanleiding van een vraag van [eisende partij]) nogmaals op 25 oktober e-mailberichten (producties 8 en 9 van De Volksbank) aan [eisende partij] gestuurd waarin staat hoe [eisende partij] een verzoek tot inzage in haar klantgegevens kan indienen.
2.9.
Bij brief van 28 november 2022 heeft de advocaat van [eisende partij] De Volksbank onder meer bericht dat [eisende partij] niet bewust informatie heeft achtergehouden, dat het onderzoek door De Volksbank in strijd met de Privacy gedragscode sector particuliere onderzoeksbureaus en de Wwft is gedaan en daarom onrechtmatig is. Namens [eisende partij] is De Volksbank verzocht om [eisende partij] te informeren over wanneer De Volksbank [eisende partij] in het incidentenregister heeft geplaatst en op basis van welke feiten/omstandigheden, wanneer De Volksbank [eisende partij] daarover heeft geïnformeerd, welke informatie De Volksbank precies over [eisende partij] bij derden heeft opgevraagd en wat daarmee is gedaan en ten slotte welke proportionaliteits- en/of subsidiariteitsafweging De Volksbank heeft gemaakt om [eisende partij] in het incidentenregister te plaatsen.
2.10.
Bij e-mailbericht van 19 december 2022 (productie 33 van [eisende partij]) heeft de advocaat van De Volksbank gereageerd op de brief van 28 november 2022. Hij heeft, voor zover hier van belang, medegedeeld dat De Volksbank op 5 oktober 2022 is overgegaan tot verwerking van de persoonsgegevens van [eisende partij] in het Externe verwijzingsregister en het Incidentenregister, waarom dat is gedaan en welke afweging is De Volksbank daarbij heeft gemaakt in het kader van subsidiariteit en proportionaliteit.

3.Het geschil in incident

3.1.
[eisende partij] vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. De Volksbank te bevelen een afschrift over te leggen van het onderzoeksdossier, althans de gebeurtenissenadministratie en het Incidentenregister waaruit volgt wanneer zij ten aanzien van [eisende partij] welke onderzoekshandelingen heeft verricht en welke derden zij heeft gecontacteerd;
2. De Volksbank te bevelen aan [eisende partij] schriftelijk kenbaar te maken wanneer:
a. [eisende partij] in het Incidentenregister is geregistreerd;
b. Wanneer en hoe De Volksbank informatie over haar heeft opgevraagd bij Nationale Nederlanden, ABN AMRO en Rabobank;
met veroordeling van De Volksbank in de proceskosten.
3.2.
[eisende partij] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij in het kader van de vordering in de hoofdzaak – verband houdend met onzorgvuldig onderzoek door De Volksbank – wil vaststellen of en in hoeverre in het dossier dat De Volksbank over haar aanhoudt, gegevens staan die in strijd met artikel 34a Wwft zijn verzameld. [eisende partij] stelt er belang bij te hebben te weten wat er in haar dossier staat om te voorkomen dat De Volksbank in strijd met de artikelen 34 jo 17 Wwft gegevens verstrekt die niet mogen worden verstrekt en om zich deugdelijk te verweren tegen beschuldigingen van De Volksbank. [eisende partij] stelt op grond van artikel 15 AVG en het PIFI (het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021) recht te hebben op de door haar gevorderde informatie.
3.3.
De Volksbank voert ten verwere aan dat [eisende partij] geen verzoek tot inzage heeft ingediend en dat van een weigering van De Volksbank om gehoor te geven aan een verzoek op grond van artikel 15 AVG geen sprake is geweest. Daarnaast stelt De Volksbank dat zij [eisende partij] uitvoerig heeft geïnformeerd over hetgeen haar wordt verweten en dat [eisende partij] over de noodzakelijke documenten beschikt, zodat zij al weet wanneer welke gegevens zijn verwerkt in de verschillende registers, de juistheid ervan kan controleren en (indien nodig) rectificatie of verwijdering van persoonsgegevens kan vragen in het kader van de AVG. Daarnaast stelt De Volksbank dat de vordering met betrekking tot “het onderzoeksdossier” te ruim is geformuleerd, – gelet op het in artikel 843a Rv bepaalde – een fishing expedition lijkt en dat [eisende partij] onvoldoende belang heeft bij haar vordering. De Volksbank concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten en wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat De Volksbank de persoonsgegevens van [eisende partij] heeft verwerkt in de gebeurtenissenadministratie (zijnde de onderzoeksadministratie van de afdeling Veiligheidszaken, blijkens de brief van De Volksbank van 5 oktober 2022), het Incidentenregister en het (aan het incidentenregister gekoppelde) Externe verwijzingsregister en dat daarmee sprake is van verwerking (van persoonsgegevens) in de zin van artikel 4 AVG. Dat betekent op grond van artikel 15 lid 1 AVG dat [eisende partij] het recht heeft om uitsluitsel te krijgen over de verwerking van haar persoonsgegevens door De Volksbank en op inzage van die persoonsgegevens en van de in de betreffende bepaling genoemde informatie. In artikel 15 lid 1 onder g is bepaald dat wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, de betrokkene recht heeft op alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens. Op grond van het derde lid van artikel 15 AVG wordt aan de betrokkene daarnaast een kopie verstrekt van de persoonsgegevens die worden (zijn) verwerkt.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat De Volksbank [eisende partij] conform artikel 15 AVG in kennis heeft gesteld van de verwerking van haar persoonsgegevens door middel van de brieven van 5 oktober 2023. Bij conclusie van antwoord in het incident stelt De Volksbank dat de verwerking van de persoonsgegevens van [eisende partij] op 5 oktober 2022 heeft plaatsgevonden, hetgeen strookt met de kennisgeving daarvan aan [eisende partij] in de brief van die datum. Omdat De Volksbank reeds kenbaar heeft gemaakt wanneer de persoonsgegevens van [eisende partij] zijn opgenomen in het Incidentenregister, heeft [eisende partij] geen belang meer bij toewijzing van het onder 2a gevorderde. Die vordering zal daarom worden afgewezen.
4.3.
Over de vordering van [eisende partij] tot overlegging door De Volksbank van een afschrift van genoemde verwerkingen overweegt de rechtbank als volgt. De Volksbank betwist niet dat [eisende partij] recht heeft op die inzage. Zij stelt dat zij die inzage dan ook zal geven wanneer [eisende partij] een inzageverzoek bij haar indient, maar dat [eisende partij] dat (nog) niet heeft gedaan.
Uit de als producties 8 en 9 door De Volksbank overgelegde brieven van 21 en 25 oktober 2022) blijkt dat De Volksbank [eisende partij] heeft geïnformeerd over de wijze waarop zij inzage kan verkrijgen. Dat [eisende partij] een inzageverzoek bij De Volksbank heeft ingediend, is echter niet gebleken. Wél heeft de advocaat van [eisende partij] bij brief van 28 november 2022 De Volksbank gesommeerd om hem te informeren over welke informatie precies over [eisende partij] is opgevraagd bij derden en wat daarmee is gedaan en een afschrift te verstrekken van de documentatie waarmee tot registratie in het Incidentenregister is gekomen. Bij e-mailbericht van 19 december 2022 is de advocaat van De Volksbank op het opvragen van informatie bij derden slechts ingegaan met de opmerking dat De Volksbank contact heeft gehad met de ABN-AMRO Bank, de Rabobank, Nationale Nederlanden, de adviseur van [eisende partij] en haar voormalig werkgever.
4.4.
Nu [eisende partij] gelet op het voorgaande zonder meer recht heeft op inzage in de verwerkingen en op een kopie van de daarin opgenomen persoonsgegevens, zal het onder 1 gevorderde worden toegewezen als hierna volgend. De Volksbank wordt niet gevolgd in haar standpunt dat [eisende partij] in die vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zij geen inzageverzoek heeft gedaan. In geval van een inzageverzoek door [eisende partij] voorafgaand aan deze procedure zou deze incidentele vordering waarschijnlijk niet nodig zijn geweest. Daar staat echter tegenover dat De Volksbank naar aanleiding van de brief van de advocaat van [eisende partij] van 28 november 2022 slechts summierlijk is ingegaan op vragen over informatie die bij derden is opgevraagd, terwijl [eisende partij] op grond van artikel 15 lid 1 onder g AVG recht heeft op alle beschikbare informatie over de bron van gegevens die niet bij haar zijn verzameld. Dat betekent dat, óók als er geen verdere informatie over die bronnen in de verwerkingen staat, [eisende partij] recht heeft op beschikbare informatie over de bron van gegevens die niet bij haarzelf zijn verzameld. In de conclusie in het incident is slechts gesteld dat De Volksbank in de periode augustus - oktober 2022 per mail contact had met eerder genoemde derden. Het onder 2b gevorderde zal daarom worden toegewezen als hierna volgend. Naar het oordeel van de rechtbank zou het voor de hand hebben gelegen dat De Volksbank naar aanleiding van de brief van 28 november 2022 inzage had gegeven en/of een kopie te verstrekken van de verwerkte gegevens en beschikbare informatie over geraadpleegde derden en de door hen verstrekte gegevens. Indien De Volksbank dat had gedaan, zou deze incidentele vordering ook niet nodig zijn geweest.
4.5.
Het standpunt van De Volksbank dat [eisende partij] geen belang heeft bij haar vordering tot inzage doet aan het voorgaande niet af. [eisende partij] heeft haar vorderingen (onder meer) gebaseerd op de bepalingen van de AVG. Dat betreft een ander, in een afzonderlijke regeling neergelegd, inzagerecht met een eigen toepassingsgebied en eigen toetsingskader. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat artikel 843a Rv niet kan worden beschouwd als een bijzondere bepaling ten opzichte van andere bepalingen over inzagerechten. (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4663). Artikel 843a Rv kan geen afbreuk doen aan de verplichting tot het geven van informatie op grond van artikel 15 AVG. De in artikel 843a Rv geformuleerde eisen aan een verzoek tot inzage/afschrift – waaronder dat degene die inzage in/afschrift van stukken vordert daarbij een rechtmatig belang moet hebben – gelden daarom niet voor het recht op inzage op grond van artikel 15 AVG.
4.6.
Voor zover [eisende partij] overlegging van een afschrift vordert van “het onderzoeksdossier” geldt dat dit geen gegevensverwerking is in de zin van AVG en het recht daarop derhalve niet is geregeld in de AVG. Die vordering dient derhalve wél te worden beoordeeld op grond van artikel 843a Rv. Met De Volksbank is de rechtbank van oordeel dat niet duidelijk is wat [eisende partij] precies bedoelt met “het onderzoeksdossier” en dat die vordering niet ziet op “bepaalde bescheiden” in de zin van artikel 843a Rv. De vordering daartoe is daarom niet toewijsbaar.
4.7.
In de omstandigheid dat [eisende partij] voorafgaand aan de procedure geen inzageverzoek heeft ingediend en De Volksbank die inzage niet heeft gegeven naar aanleiding van de brief van 28 november 2022 ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten van dit incident te compenseren als hierna volgend.
4.8.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
beveelt De Volksbank binnen vier weken een afschrift over te leggen van de gebeurtenissenadministratie, zijnde de onderzoeksadministratie van de afdeling Veiligheidszaken van De Volksbank, en het Incidentenregister,
5.2.
beveelt De Volksbank binnen vier weken aan [eisende partij] inzage te geven in alle beschikbare informatie die De Volksbank heeft over de herkomst van de gegevens die zij heeft verwerkt nadat zij informatie over [eisende partij] heeft opgevraagd bij Nationale Nederlanden, ABN AMRO en Rabobank,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in zie zin dat ieder partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 19 april 2023voor het nemen van een conclusie van antwoord door De Volksbank,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.
JO/MS