Op 21 maart 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij drugshandel. De rechtbank heeft de veroordeelde een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd voor het medeplegen van drugshandel gedurende een periode van ruim 15 maanden. Daarnaast is er een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel gedaan, waarbij het voordeel door de officier van justitie is geschat op € 853.042,14. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie de vordering aangepast en het geschatte voordeel verlaagd naar € 490.145,76, na argumenten van de verdediging over de representativiteit van de referentieweek. De verdediging heeft betoogd dat de berekening van het voordeel niet correct was en dat de referentieweek niet representatief was voor de gehele ontnemingsperiode. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de ontnemingsperiode van 104 weken en dat de extrapolatie van de resultaten naar de gehele periode gerechtvaardigd was. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 466.806,08, waarvan de helft, € 233.403,04, aan de veroordeelde is opgelegd. De rechtbank heeft ook verzoeken van de verdediging om getuigen te horen afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.