ECLI:NL:RBGEL:2023:1562

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
05-100838-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor drugshandel en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 21 maart 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drugshandel. De verdachte, geboren in 1989 en op dat moment gedetineerd in de P.I. Achterhoek, werd beschuldigd van het medeplegen van drugshandel gedurende een periode van ruim 15 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verkopen en vervoeren van cocaïne en heroïne, in strijd met de Opiumwet. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het eerste feit betrof de periode van 1 januari 2021 tot en met 2 mei 2022, en het tweede feit betrof de opzettelijke aanwezigheid van cocaïne en heroïne op 3 mei 2022. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in vereniging met anderen handelde en dat er voldoende bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werd wederrechtelijk verkregen voordeel ontnomen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de frequentie van de drugshandel. De rechtbank verklaarde ook dat de in beslag genomen telefoons en een Toyota Aygo verbeurd werden verklaard, aangezien deze gebruikt waren in de drugshandel. De uitspraak werd gedaan na een openbare terechtzitting, waarbij de rechtbank de bewijsvoering en de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/100838-22
Datum uitspraak : 21 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende [adres en woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Achterhoek, HvB in Zutphen.
Raadsman: mr. E. van Reydt, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 2 mei 2022, in elk geval in of omstreeks de periode van 23 december 2021 tot en met 2 mei 2022 te Arnhem en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt enof verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 3 mei 2022 te Arnhem opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50,41 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
ongeveer 22,66 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde kan de periode van 9 januari 2021 tot en met 3 mei 2022 wettig en overtuigend bewezen worden.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken voor de periode van 1 januari 2021 tot 1 januari 2022. Voor de periode 1 januari 2022 tot en met 3 mei 2022 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft zich tevens ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
In de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn een iPhone 7 en een iPhone XS in beslag genomen, waaraan het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en de Apple ID [medeverdachte 1] @hotmail.com gekoppeld waren. [2] Daarnaast werd een Nokia telefoon in de woning aangetroffen, voorzien van een SIM-kaart met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [3]
Deze telefoonnummers zijn in de periode van 28 maart tot en met 31 maart 2022 getapt. Uit de tapgesprekken volgt dat de nummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] in 99 respectievelijk 97 van de 100 gevallen in gebruik zijn bij dezelfde persoon. De stem van de hoofdgebruiker van beide nummers is herkend als de stem van verdachte [medeverdachte 1] . Ook zijn gesprekken getapt waarin wordt gesproken over bezorging op [woonadres] , het woonadres van [medeverdachte 1] , en waarin wordt gesproken over een ingevorderd rijbewijs in de periode waarin het rijbewijs van verdachte [medeverdachte 1] was ingevorderd. [4]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de hoofdgebruiker van deze telefoonnummers is geweest.
Gedurende de tapperiode is door het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . De beller of gebelde van telefoonnummer [telefoonnummer 3] betreft telkens dezelfde vrouw. De stem is herkend als de stem van medeverdachte [medeverdachte 2] . [5]
Onder [medeverdachte 2] is een Galaxy A12 in beslag is genomen. In dat toestel werd het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruikt. [6]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] medeverdachte [medeverdachte 2] betreft.
In de telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geeft [medeverdachte 1] aan wie [medeverdachte 2] moet voorzien van drugs en hoeveel en wat de mogelijke afnemer wil hebben. Ook komt het regelmatig voor dat medeverdachte [medeverdachte 2] kort daarna naar verdachte [medeverdachte 1] belt en aangeeft dat ze de betreffende afnemer van de gevraagde drugs heeft voorzien. [7]
De gesprekken die binnenkomen op telefoonnummer [telefoonnummer 2] zijn onder te verdelen in gesprekken:
- waarin verdachte [medeverdachte 1] gebeld wordt door mogelijke afnemers waar hij vervolgens afspreekt waar, hoe laat en wat de afnemer wil hebben en of hij zelf of zijn loopjongen komt;
- waarin verdachte [medeverdachte 1] gebeld wordt en direct aangeeft dat hij of de loopjongen er aan komt of een tijdsindicatie geeft;
- waarin verdachte [medeverdachte 1] gebeld wordt en aangeeft dat hij of de loopjongen onderweg is. [8]
Op de iPhone XS is een chatgesprek aangetroffen tussen de gebruiker en [telefoonnummer 4] in de periode van 31 januari 2022 tot en met 12 april 2022. [9] Op 31 januari 2022 stuurde [telefoonnummer 4] : “Jo maatje, Dylan hier neefje van Bolle kom morgen naar het werk even langs wil zo snel mogelijk starten”.
In de periode vanaf 2 februari 2022 tot en met 12 april 2022 worden door de gebruiker van de iPhone XS onder meer de volgende berichten aan [telefoonnummer 4] gestuurd:
- Parkstraat ijzeren hek
- Broekstraat, bij kockie
- Roompotstraat
- Kronenburgsingel [huisnummer] (bel me als je er bent)
- Achter de molen
- Martin
- Molen
- frenks
- Angelo Rotonde
- Kapelstraat [huisnummer]
- Mark
- polski bij Lucky
- Steffie (15 euro)
- Kruier (Vincent en Ali)
- Arie
- Munt
- Achter de Coop ook iemand
- Iwan Parkstraat
- Druivenpad
- Alberthijn
- Klarendalseweg
- frans hekje geef hem 1 rooie
- hekje Amstel hoek
- parkje
- Simone
- spijker straat [huisnummer]
- achter de coop (huisnummer [huisnummer] )
- Munt
- Mark sigarenboer
- Arie
- Spijkerstraat [huisnummer]
- Edson
- 10 minuten achter de Coop
- Spijkerstraat [huisnummer]
- Steffie
- Zuidpeter
- Oma
- Tuinpoort [huisnummer]
- Molen
- Utrechtseweg (Bushokje bij liander)
- Mark
- achter haarhuis
- Singel (7 euro)
- Sibel
- Arie
- Frenks. [10]
Op 12 april 2022 is medeverdachte [medeverdachte 3] door verbalisanten in Arnhem geobserveerd. Die dag ging medeverdachte [medeverdachte 3] om 11.00 uur met een sleutel de woning van [medeverdachte 1] aan de [woonadres] in Arnhem binnen. Om 11.30 uur verliet [medeverdachte 3] de woning en reed in een Daewoo Matiz met kenteken [autokentekennummer 1] . Verbalisanten zagen meerdere personen de auto in- en uitstappen. Onder deze personen zijn door de politie die dag aanhoudingen verricht. [11]
Op 12 april 2022 heeft de politie [medeverdachte 3] aangehouden als bestuurder van de Daewoo met kenteken [autokentekennummer 1] . [12] In de auto lag een Oppo-telefoon op de bijrijdersstoel. Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] betrof het meest recent gebruikte telefoonnummer van die telefoon. [13]
Verdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat de Oppo-telefoon zijn telefoon betrof. [14]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] medeverdachte [medeverdachte 3] betreft.
Bij de aangehouden [koper van cocaïne 1] werden twee blauwe gripzakjes en een rood gripzakje met in totaal 0,54 gram cocaïne aangetroffen. [15] Bij de aangehouden [koper van cocaïne 2] werden twee doorzichtige zakjes met in totaal 0,35 gram heroïne aangetroffen. [16] [koper van cocaïne 1] en [koper van cocaïne 2] hebben verklaard dat zij op 12 april 2022 drugs hebben gekocht bij medeverdachte [medeverdachte 3] . [17] Bij de aangehouden [koper van cocaïne 3] werd een blauw gripzakje met 0,10 gram cocaïne aangetroffen en bij de aangehouden [koper van cocaïne 4] een rood en een blauw gripzakje met in totaal 0,32 gram cocaïne. [18]
Getuige [koper van cocaïne 5] heeft verklaard dat hij zeven of acht maanden via de telefoonnummers [telefoonnummer 1] of [telefoonnummer 2] drugs bestelde. De drugs werd daarna op verschillende manieren gebracht: op de fiets, auto, te voet. Dat gebeurde door drie of vier verschillende personen. Hij kocht alleen cocaïne. Voor een rood bolletje betaalde hij 10 euro en voor een blauw bolletje 20 euro. [19]
Op de iPhone XS is een chatgesprek aangetroffen tussen [medeverdachte 1] en contact ‘AAA A’ met telefoonnummer [telefoonnummer 5] in de periode van 19 december 2021 tot en met 1 april 2022. [20] Op 1 januari 2022 stuurde contact ‘AAA A’ naar [medeverdachte 1] dat hij gepakt is met rijden met drank op achter het stuur en dat zijn rijbewijs ingevorderd was. Op 6 februari 2022 stuurde contact ‘AAA A’ naar [medeverdachte 1] een foto van een brief beslissing tot teruggave van een ingevorderd rijbewijs en een foto van zijn rijbewijs. Op de brief en het rijbewijs stonden de gegevens van verdachte [verdachte] . [21]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] verdachte [verdachte] betreft.
Op 25 december 2021 stuurt verdachte [medeverdachte 1] naar verdachte [verdachte] “ja knal ik snel die rondes erdoorheen dan begint jou rondes weer”. [22]
Op 19 januari 2022 stuurt verdachte [medeverdachte 1] naar verdachte [verdachte] “donker is bijna op”. Verdachte [medeverdachte 1] vraagt ook ‘neem je donker mee’, waarop verdachte [verdachte] zegt “ja is goed”.
Op 30 januari 2022 zegt verdachte [verdachte] tegen [medeverdachte 1] : "Begin vol alvast te zeggen als hij wil stoppen, stopt hij, Hij gaat voor geen enkele andere dealer werken en geen enkele andere klant achter me rug helpen". [medeverdachte 1] reageert met: "Ja s goed ik ga het er over hebben of die wilt stoppen". Verdachte [verdachte] zegt: "Ja daarna spreek ik hem zelf ook even". [23]
Op 5 maart 2022 stuurde [medeverdachte 1] “Bro ronde 6 € 920, ben bezig met ronde 7”.
Op 9 maart 2022 stuurde [medeverdachte 1] “Ronde8. €1060 bro". [24]
Op 19 maart 2022 stuurde [medeverdachte 1] "Eerste ronde 1040 bro". [25]
Op de iPhone 7 is een chatgesprek van in totaal 927 berichten tussen [medeverdachte 1] en contact ‘ [medeverdachte 4] ’ met telefoonnummer [telefoonnummer 6] in de periode van 9 januari 2021 tot en met 26 maart 2021 aangetroffen. [26]
De persoon op de Whatsappprofielfoto op de telefoon is herkend als verdachte [verdachte] . [27]
Op 9 januari 2021 stuurt [medeverdachte 1] : ‘2de ronde 1110,60’ en ‘3de ronde 1148’. Op 16 januari 2021 stuurt [medeverdachte 1] : ‘donker was 49.80 met zak’. Op 10 februari 2021 stuurt [medeverdachte 1] : ‘zijn nog 14 blauw en 22 rood donker is zo goed als op’.
Verdachte heeft verklaard dat hij van 12 april 2022 tot zijn aanhouding op 3 mei 2022 drugs gedeald heeft. [28]
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en anderen cocaïne en heroïne afleverden en op die manier als drugsrunners voor verdachte [medeverdachte 1] werkten en door hem werden aangestuurd doordat hij hun namen en locaties doorgaf waarnaar drugs moesten worden gebracht.
Verder stelt de rechtbank op grond van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte met [medeverdachte 1] contact had over de gedraaide omzetten, de stand van de drugsvoorraad en het (beëindigen van het) inzetten van drugsrunners. Op grond van de weergegeven bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat die contacten in ieder geval al tot januari 2021 teruggaan en dat ook in die eerdere contact al over ronde-opbrengsten werd gesproken en verdachte zichzelf in die gesprekken ook als dealer aanmerkt. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte en [medeverdachte 1] ook toen al betrokken waren bij drugshandel.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 1 januari 2021 tot en met 3 mei 2022 in Arnhem tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk cocaïne en heroïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 432-433;
  • de processen-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 447-449 en de NFI-rapporten, p. 451-455;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 maart 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2021 tot en met 2 mei 2022
, in elk geval in of omstreeks de periode van 23 december 2021 tot en met 2 mei 2022te Arnhem en
/ofRotterdam, tezamen en in vereniging met een
ander ofanderen,
althans alleen,
meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd
, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehadeen hoeveelheid cocaïne
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïneen
/ofeen hoeveelheid heroïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,zijnde cocaïne en
/ofheroïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks3 mei 2022 te Arnhem opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer50,41 gram cocaïne
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïneen
/of
ongeveer22,66 gram heroïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,zijnde cocaïne en
/ofheroïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat strafvermindering moet plaatsvinden omdat er sprake is van een vormverzuim ten aanzien van het onderzoek aan de telefoon van verdachte. Volgens de verdediging was in dit geval op voorhand te voorzien dat met het onderzoek een zeer ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zou worden gemaakt en had het onderzoek daarom – gelet op HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:588 – pas na machtiging daartoe van de rechter-commissaris mogen plaatsvinden. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een vormverzuim omdat de officier van justitie de toestemming voor het onderzoek niet ongeclausuleerd had mogen verlenen.
Verder heeft de raadsman bepleit dat aan verdachte, bovenop het voorarrest, geen straf wordt opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de onder verdachte in beslag genomen iPhone 12 na een mondeling bevel van de officier van justitie daartoe is onderzocht (aanvullend proces-verbaal van 30 augustus 2022 met nummer PL0600-2022067666-51). Op verzoek van de verdediging is een aanvullend proces-verbaal (van 29 november 2022 met nummer PL0600-2022067666-53) opgesteld over de wijze waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden. Uit deze processen-verbaal volgt dat een volledige kopie van de inhoud van de telefoon is gemaakt en dat deze kopie vervolgens met speciale software aan de hand van gerichte (en in het proces-verbaal opgenomen) zoektermen is doorzocht. Verder volgt uit die processen-verbaal dat bij het onderzoek erop is gelet dat geen medische gegevens of geheimhoudersinformatie zou worden ingezien. Dat laatste ging zelfs zover dat correspondentie tussen verdachte en een persoon met de voornaam gelijk aan die van een advocaat van een van de medeverdachten niet is ingezien.
De rechtbank deelt niet het standpunt van de verdediging dat hier sprake was van een situatie waarin op voorhand was te voorzien dat een zeer ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zou worden gemaakt en het onderzoek dus alleen door of in opdracht van de rechter-commissaris had mogen plaatsvinden. Dat uit een telefoon doorgaans veel informatie over het persoonlijke leven van de gebruiker kan worden afgeleid en dat het onderzoek in dit geval is verricht aan de hand van een volledige kopie van de telefoon, is op zichzelf onvoldoende om dat te kunnen aannemen. Dat zou anders kunnen zijn als bijvoorbeeld vooraf of gaandeweg het onderzoek voorzienbaar is dat medische gegevens, communicatie met geheimhouders of andere gevoelige gegevens worden verkregen of wanneer sprake is van een onderzoek dat erop is gericht verkregen gegevens nader te analyseren of combineren. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om te kunnen oordelen dat van dergelijke bijzondere omstandigheden sprake was. In dit geval was inschakeling van de rechter-commissaris dus niet vereist.
Uit de processen-verbaal kan worden afgeleid dat het onderzoek heeft plaatsgevonden aan de hand van zoektermen en dat daarbij oog was voor bescherming van gevoelige informatie. Of die beperkingen met de officier van justitie zijn afgestemd of dat – zoals de verdediging heeft gesteld – sprake was van een ongeclausuleerd bevel tot onderzoek blijkt niet. Wel volgt uit het voorgaande dat zeer gericht is gezocht en de proportionaliteit van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer dus was gewaarborgd. Er was dus geen sprake van een vormverzuim en er is geen aanleiding voor strafvermindering.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende 16 maanden schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs. Verdachte was degene die medeverdachte [medeverdachte 1] aanstuurde en degene die door medeverdachte [medeverdachte 1] op de hoogte gehouden moest worden van onder andere gedane rondes door de loopjongens/-dames en de opbrengst daarvan. Nadat medeverdachte [medeverdachte 1] op 12 april was aangehouden, nam verdachte de taken van medeverdachte [medeverdachte 1] over.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een ontoelaatbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de handel in harddrugs gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit. Door het dealen van harddrugs heeft verdachte een actieve bijdrage geleverd aan de instandhouding van verslavingen en het criminele drugscircuit.
Deze nadelige effecten zijn ook de reden dat op het dealen van harddrugs forse straffen zijn gesteld. De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van de LOVS nemen voor het met enige regelmaat dealen van harddrugs gedurende meer 6 maanden, maar minder dan 12 maanden, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden tot uitgangspunt. Verdachte heeft zich echter gedurende een langere tijd, te weten 16 maanden, schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs. Bovendien heeft de handel van verdachte gedurende de bewezenverklaarde periode vaker dan met ‘enige regelmaat’ plaatsgevonden. Uit de tapgegevens en telefoongegevens komt het beeld naar voren dat de drugslijn van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] dag en nacht actief was.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaar meermaals is veroordeeld, maar niet ten aanzien van overtreding van de Opiumwet. Er is dus geen sprake van recidive op het gebied van de Opiumwet.
Door de raadsman is bepleit dat aan verdachte, bovenop het voorarrest, geen straf wordt opgelegd. De rechtbank overweegt dat verdachte op het moment van de uitspraak ruim 10,5 maanden in voorarrest heeft verbleven. De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van het feit, de rol van verdachte en de frequentie en aantallen drugsdeals gedurende een periode van 16 maanden een langere straf passend is dan de straf die verdachte in voorarrest heeft verbleven, en wel in de vorm van een gevangenisstraf.
Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte, conform de eis van de officier van justitie, opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle in beslag genomen telefoons en de Toyota Aygo personenauto verbeurd worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de Toyota Aygo niet op naam van verdachte, maar op naam van [vader medeverdachte 1] , wijlen de vader van medeverdachte [medeverdachte 1] , stond op moment van de inbeslagname. Op 1 januari 2022 was medeverdachte [medeverdachte 1] de bestuurder van het voertuig. Vanaf 1 januari 2022 is geconstateerd dat medeverdachte [medeverdachte 1] de daadwerkelijke gebruiker is van het voertuig. [29] Op 18 maart 2022 uur vraagt verdachte [verdachte] of hij de volgende dag de auto kan nemen morgen omdat hij naar Duinrell gaat met de kids. Medeverdachte [medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] de auto gewoon kan pakken, hij heeft
toch geen rijbewijs. Op 28 maart 2022 stuurde verdachte [verdachte] naar medeverdachte [medeverdachte 1] een foto van een zwarte Toyota Aygo met kenteken [autokentekennummer 2] op een autobrug. [verdachte] gaf aan dat er allerlei lampjes begonnen te branden, rem op is, remschijven versleten zijn en uitlaat op is. [verdachte] geeft aan dat hij 7 moest betalen, en vraagt naar onderhoud. Medeverdachte [medeverdachte 1] gaf aan dat hij er een nieuwe koppeling in had gezet. Verdachte [verdachte] gaf aan dat hij hem rijdt tot je (de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte 1] ) zijn rijbewijs terug heeft. [30] Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de Toyota Aygo toebehoorde aan medeverdachte [medeverdachte 1] , die de daadwerkelijke gebruiker was van het voertuig, en niet aan zijn vader [vader medeverdachte 1] .
Op grond van artikel 33a tweede lid aanhef en onder a van het Wetboek van Strafrecht zijn voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met het gebruik daarvan door een derde.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de nauwe samenwerking tussen verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] in de handel in harddrugs, laatstgenoemde bekend moet worden geacht met de mogelijkheid dat het uitgeleende voertuig in verband met dat feit gebruikt zou worden. Vanwege die bekendheid zal de Toyota Aygo verbeurd worden verklaard.
De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven iPhone G2738253 vatbaar is voor verbeurdverklaring, nu deze telefoon aan verdachte toebehoort en het feit met behulp van de telefoon is begaan.
De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven Nokia G2738248 vatbaar is voor verbeurdverklaring, nu deze telefoon aan verdachte toebehoort en het feit met behulp van de telefoon is begaan.
De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven Nokia G2738249 vatbaar is voor verbeurdverklaring, nu deze telefoon aan verdachte toebehoort en het feit met behulp van de telefoon is begaan.
De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven Nokia G2738251 vatbaar is voor verbeurdverklaring, nu deze telefoon aan verdachte toebehoort en het feit met behulp van de telefoon is begaan.
De rechtbank heeft hierbij telkens rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 21/004563-19)

Het hof heeft verdachte op 21 april 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. Het gaat om een zodanig ander feit dat tenuitvoerlegging niet opportuun moet worden geacht.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 10/279888-20)

De politierechter heeft verdachte op 20 december 2021 veroordeeld tot een geldboete van € 500,- waarvan € 250,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. Het gaat om een zodanig ander feit dat tenuitvoerlegging niet opportuun moet worden geacht.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
  • 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet.

12.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen Toyota Aygo;
 verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen iPhone G2738253;
 verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen Nokia G2738248;
 verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen Nokia G2738249;
 verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen Nokia G2738251;
 gelast de tenuitvoerlegging van de op 21 april 2021 door het hof voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee weken (parketnummer 21/004563-19);
 gelast de tenuitvoerlegging van de op 20 december 2021 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een geldboete ter hoogte van € 250,- (parketnummer 10/279888-20).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2023.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeknummer ON44022002, gesloten op 4 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 593, proces-verbaal van bevindingen, p. 410 en proces-verbaal van bevindingen, p. 574.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 504.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 76-77.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 77.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 591.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 77.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 77.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 538.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 538-548.
11.Proces-verbaal van observatie, p. 124-131.
12.Proces-verbaal aanhouding verdachte [medeverdachte 3] , p. 174-175.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 564.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 mei 2022, p. 1150.
15.Proces-verbaal van aanhouding, p. 142-143, en proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 159.
16.Proces-verbaal van aanhouding, p. 148-149, en proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 160.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [koper van cocaïne 1] d.d. 12 april 2022, p. 266 en proces-verbaal van verhoor verdachte [koper van cocaïne 2] d.d. 12 april 2022, p. 282-283.
18.Proces-verbaal van aanhouding, p. 142-143, proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 159, Proces-verbaal van aanhouding, p. 148-149 en proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 160.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [koper van cocaïne 5] , p. 396-
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 410-417.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 411.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 411.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 412.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 415.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 416.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 593.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 593.
28.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 maart 2023.
29.Proces-verbaal van verdenking, p. 71.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 416.