ECLI:NL:RBGEL:2023:1531

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
21/3523
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek wijziging persoonsgegevens in de basisregistratie personen

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om wijziging van haar persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp) behandeld. Eiseres had verzocht om haar geslachtsnaam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit te wijzigen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal had dit verzoek afgewezen met een primair besluit op 26 maart 2020 en het bestreden besluit op 15 juni 2021, waarbij het college bij de afwijzing bleef. Eiseres heeft verschillende documenten overgelegd ter ondersteuning van haar verzoek, waaronder een geldig Chinees paspoort, een notariële verklaring over de geboorte en een Household Register Certification (hukou). De rechtbank oordeelt dat de overgelegde documenten niet buiten redelijke twijfel de juistheid van de gevraagde wijzigingen in de brp kunnen aantonen. De rechtbank stelt vast dat het college voldoende gemotiveerd heeft betwist dat de documenten overeenkomstig de plaatselijke voorschriften zijn opgemaakt en dat er geen bewijs is dat de identiteit van eiseres op de juiste wijze is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van het verzoek in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/3523

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2023

in de zaak tussen

[Eisers A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.H. Diels),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal, het college
(gemachtigde: J.L.M. van den Broek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om wijziging van haar in de basisregistratie personen (brp) opgenomen persoonsgegevens.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 26 maart 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 juni 2021 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres staat ingeschreven in de brp op basis van een op 28 november 2002 door haar onder ede afgelegde verklaring. Op 12 september 2019 heeft eiseres verzocht om haar persoonsgegevens in de brp te wijzigen. Het gaat om de volgende wijzigingen:
Huidige registratie
Gevraagde registratie
Geslachtsnaam
[naam C]
[naam D]
Voornaam
[voornaam E]
[voornaam F]
Geboortedatum
[geboortedatum G]
[geboortedatum H]
Geboorteplaats
[geboorteplaats I]
[geboorteplaats J]
Nationaliteit
Onbekend
[nationaliteit K]
2.1.
Bij het verzoek heeft eiseres de volgende documenten overgelegd:
Een geldig Chinees paspoort (nummer G62085204), op naam van [naam D] [voornaam F] , geboren op [geboortedatum H] , afgegeven op 9 december 2013, door de Chinese ambassade in Den Haag;
Een notariële verklaring over de geboorte (nummer 9107), afgegeven op 26 juli 2019, gelegaliseerd door de minister van Buitenlandse Zaken op 2 augustus 2019;
Een kopie van een Household Register Certification (hukou), afgegeven op 28 juni 2013, met daarbij een notariële verklaring over de hukou (nummer 9108), afgegeven op 26 juli 2019, gelegaliseerd door de minister van Buitenlandse Zaken op 2 augustus 2019.
In bezwaar heeft eiseres het volgend document overgelegd:
d. Een rapport van een DNA-verwantschapsonderzoek, opgemaakt op 20 januari 2021 door
Verilabs.
2.2.
Het college heeft het verzoek afgewezen en deze afwijzing in bezwaar gehandhaafd. Volgens het college kan uit de door eiseres overgelegde documenten, zoals benoemd onder 2.1, niet de conclusie worden getrokken dat daarmee onomstotelijk vaststaat dat de in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank merkt in dit verband op dat eiseres in de gronden van beroep en op zitting heeft aangegeven dat zij in het bezit is van een identiteitskaart. De rechtbank stelt vast dat eiseres dit document op geen enkel moment in de procedure heeft overgelegd, dat het college deze niet bij de beoordeling heeft betrokken en dat hiertegen geen gronden zijn gericht. De rechtbank zal dit dan ook niet bij de beoordeling betrekken.
3.1.
De voor de beoordeling van belang zijnde wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Toetsingskader
4. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft overwogen in de uitspraak van 4 mei 2022 [1] , moet voorop worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever in artikel 2.8 van de Wet brp een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten.
In deze uitspraak heeft de Afdeling de toetsingsmaatstaf genuanceerd, in die zin dat voor wijziging van geregistreerde gegevens in de brp niet langer is vereist dat onomstotelijk vaststaat dat de eerder geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn. Beoordeeld moet worden beoordeeld of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, worden de betreffende gegevens in de brp gewijzigd.
Dit betekent dat in zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de brp eerst de vraag beantwoord moet worden of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Pas wanneer die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens worden beoordeeld of aan de toetsingsmaatstaf zoals hiervoor omschreven is voldaan. Is dat het geval, dan wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd.
4.1.
Het college stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat met toepassing van de nieuwe toetsingsmaatstaf geen ander besluit zou zijn genomen. De rechtbank zal het besluit van het college aan de hand van het onder 4 genoemde toetsingskader beoordelen.
Het paspoort
5. Niet in geschil is dat het door eiseres overgelegde paspoort moet worden aangemerkt als een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp.
6. Dat een geschrift een brondocument is als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp betekent niet dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de brp. Uit artikel 2.10, tweede lid, van de Wet brp volgt dat aan de hier bedoelde brondocumenten geen gegevens mogen worden ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten. Het gaat hierbij om de openbare orde in materiële en processuele zin. Van strijd met de openbare orde in processuele zin kan sprake zijn als voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat geldt ook als het overgelegde brondocument een paspoort is. Wel geldt dat in beginsel van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteit afgegeven paspoort moet worden uitgegaan. [2]
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende gemotiveerd heeft betwist en uiteengezet dat er in dit geval concrete aanwijzingen zijn om eraan te twijfelen dat het onderzoek voor afgifte behoorlijk en volgens de plaatselijke voorschriften is geweest.
Het college wijst er terecht op dat het paspoort is afgegeven in 2013. In het Algemeen ambtsbericht China 2012 [3] staat de aanvraagprocedure voor paspoortaanvragen in het buitenland beschreven. Daarin staat dat Chinese staatsburgers met een vaste verblijfplaats in het buitenland of die daar voor een kort verblijf verblijven, via de aldaar gevestigde Chinese diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen een nieuw paspoort kunnen krijgen, na verificatie van hun identiteit. De aanvrager moet bewijs van de Chinese nationaliteit overleggen. Het college stelt terecht dat uit niets blijkt dat eiseres bij haar paspoortaanvraag dergelijk bewijs (zoals een oud paspoort of een ander origineel document waaruit haar Chinese nationaliteit en identiteit blijkt) heeft overgelegd. Verder wijst het college er terecht op dat de Chinese ambassade niet op basis van bewijs over het verblijf van eiseres in Nederland haar identiteit kan hebben vastgesteld, omdat deze gegevens niet overeenkomen met de gegevens op het paspoort. Het college stelt ook terecht dat het meerdere malen navraag heeft gedaan bij de Chinese ambassade in Den Haag die het paspoort heeft afgegeven, maar dat het geen antwoord heeft gekregen.
Op zitting heeft eiseres verklaard dat zij niet in het bezit was van een oud paspoort, maar dat zij bij haar paspoortaanvraag een in 2013 opgemaakte notariële geboorteakte heeft overgelegd. Deze akte is in de procedure niet eerder genoemd en eiseres heeft het stuk niet overgelegd, ook niet op zitting. In zoverre hoeft het college hiermee geen rekening te houden.
6.2.
De enkele algemene stelling van eiseres dat van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteit uitgegeven paspoort moet worden uitgegaan, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de gerede twijfel van het college weg te nemen. Daaruit kan namelijk niet worden afgeleid dat voorafgaand aan de afgifte van het paspoort behoorlijk en overeenkomstig de plaatselijke voorschriften onderzoek is verricht naar de juistheid van de op het paspoort vermelde persoonsgegevens. Eiseres heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat dat wel het geval is, terwijl die bewijslast in het licht van de deugdelijk onderbouwde betwisting door het college dat van de juistheid van de gegevens in het paspoort kon worden uitgegaan, op haar rust.
7. Gelet op het voorgaande was het college niet gehouden om de in het paspoort vermelde gegevens op te nemen in de brp.
De notariële akten
8. Een buiten Nederland opgemaakte akte is een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet brp, als deze overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en ten doel heeft tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat. Als het college gemotiveerd betwist dat een door de aanvrager overgelegd geschrift overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt, of gemotiveerd stelt dat het niet kan vaststellen of een overgelegd geschrift aan deze vereisten voldoet, moet in beginsel de aanvrager aannemelijk maken dat dit geschrift wel aan deze vereisten voldoet.
8.1.
Het college heeft voldoende gemotiveerd betwist dat de notariële akten betreffende geboorte en de hukou overeenkomstig de plaatselijke voorschriften zijn opgemaakt.
Het college wijst er terecht op dat niet duidelijk is hoe de identiteit van de aanvrager van de notariële akte betreffende geboorte is vastgesteld. Het college heeft de akte laten onderzoeken door Bureau Documenten, dat verklaard heeft dat de akte weliswaar echt is maar niet voorzien is van een pasfoto.
Het college wijst er ook terecht op dat eiseres alleen een gewaarmerkte kopie van de hukou heeft overgelegd. Deze kopie en de notariële akte betreffende de hukou zijn ook door Bureau Documenten onderzocht, maar dit heeft geen uitspraak gedaan over de echtheid, de opmaak en afgifte of de inhoud van de documenten. Volgens het college kan niet worden aangetoond dat de hukou compleet, actueel en verder inhoudelijk correct is, zodat een verband tussen eiseres en de overgelegde documenten niet aangetoond kan worden.
8.2.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de notariële akten over de geboorte en de hukou overeenkomstig de plaatselijke voorschriften zijn opgemaakt. De rechtbank acht in dit verband van belang dat beide akten verwijzen naar het paspoort met nummer G62085204, waarvan onder 7 is komen vast te staan dat de daarin vermelde gegevens niet kunnen worden opgenomen in de brp. Verder is van belang dat de akten weliswaar zijn gelegaliseerd, maar dat dit alleen maar aangeeft dat de documenten door een bevoegde instantie zijn opgemaakt en de betreffende nationale autoriteiten voor de geldigheid daarvan instaan. Dit betekent niet zonder meer dat dat overeenkomstig plaatselijke voorschriften is gebeurd en dat het document op betrouwbare gegevens is gebaseerd en een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit volgt ook niet uit de verklaring van Bureau Documenten over de echtheid van de akte betreffende geboorte. Die informatie blijkt ook niet uit wat eiseres heeft aangevoerd of uit de akten zelf. De aktes kunnen daarom in dit geval niet aangemerkt worden als brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet brp.
Conclusie
9. Eiseres heeft, met uitzondering van het paspoort, geen documenten overgelegd die als brondocument zoals bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp aangemerkt kunnen worden. Voor het paspoort geldt dat dit weliswaar een brondocument is, maar dat voorafgaand aan de afgifte daarvan kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. De op het paspoort vermelde gegevens kunnen daarom niet worden verwerkt in de brp. De conclusie is daarom dat niet buiten redelijke twijfel uit de door eiseres overgelegde documenten volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens, waarvan zij wijziging in de brp vraagt, juist zijn.
9.1.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van wat eiseres naar voren heeft gebracht over het DNA-onderzoek. De uitkomst van dit onderzoek heeft namelijk een ten opzichte van de gegevens uit brondocumenten aanvullend karakter en kunnen deze daarom niet geheel vervangen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en krijgt ook het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. I.H. Verzijl-Stoop, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wet basisregistratie personen
Artikel 2.7
1. In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden.
Artikel 2.8
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder
e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Artikel 2.10
2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
3. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, worden geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
Artikel 2.58
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3874).
3.Pagina 39 tot en met 50.