ECLI:NL:RBGEL:2023:1473

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3765 R
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom en intrekking door college van burgemeester en wethouders met betrekking tot laanboomkwekerij

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 20 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college waarin een last onder dwangsom was opgelegd aan een derde-partij met betrekking tot een aangelegde laanboomkwekerij. Het college had in de beslissing op bezwaar de last onder dwangsom ingetrokken, omdat het van mening was dat er geen overtredingen waren. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er geen overtredingen waren met betrekking tot de laanboomteelt, die onder de vrijstellingsbepaling van het bestemmingsplan valt. Echter, de rechtbank oordeelde dat de oppervlakteverhardingen in strijd waren met de planregels, omdat deze zonder omgevingsvergunning waren aangelegd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en het college veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De rechtbank heeft het college opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/3765
rectificatie

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.E. Dijk),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren, het college

(gemachtigden: J.C. van Veenendaal en N. van Staaden).
Als derde-partij neemt aan de procedure deel:
[derde-partij], uit [woonplaats] .

Inleiding

Bij besluit van 25 augustus 2020 heeft het college een last onder dwangsom aan de derde-partij opgelegd met betrekking tot de door de derde-partij aangelegde laanboomkwekerij.
In de beslissing op bezwaar van 30 juni 2021 heeft het college de last onder dwangsom herroepen.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2022 tezamen met de procedures met zaaknummers 21/3760, 21/3735, 21/3756, 21/3920 en 21/4429 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: Namens eiseres [eiseres] en gemachtigde. De gemachtigden van het college. Namens de derde-partij [derde-partij] en gemachtigde.

Totstandkoming van de besluiten

1. De derde-partij heeft een laanboomkwekerij op het perceel, kadastraal bekend als gemeente [woonplaats] , [locatie] en gelegen aan de [locatie] , ongenummerd in [woonplaats] (het perceel).
Verzoek om handhaving
2. Eiseres heeft op 2 december 2019, 12 december 2019, 1 april 2020 en 8 april 2020 het college verzocht handhavend op te treden tegen de volgende punten op het perceel:
Het aanbrengen van oppervlakteverharding en aanleggen drainage.
Het aanplanten van (laan-)bomen.
Het aanbrengen van beplanting in een teeltvrije zone.
Het plaatsen van tonkinstokken (indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem).

Verleende omgevingsvergunning en intrekking daarvan

3. De derde-partij heeft op 13 februari 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een fruitboomgaard en bijbehorende hulpconstructie op het adres
[locatie] - [locatie] ongenummerd in [woonplaats] . Het college heeft de omgevingsvergunning in het besluit van 23 april 2020 verleend.
In het besluit van 26 juni 2020 heeft het college besloten om de omgevingsvergunning van 23 april 2020 in te trekken en de aanvraag te weigeren omdat deze omgevingsvergunning onoverkomelijke inhoudelijke gebreken bevatte.
Controle toezichthouder
4. In het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom van 25 augustus 2020 staat:

Welke overtredingen begaat u?
  • Tijdens de controle op dinsdag 25 augustus 2020 zag onze toezichthouder het volgende: Zoals tijdens eerdere controles ook al is vastgesteld, is op het perceel een oppervlakteverharding van repac (menggranulaat, een gekeurde partij) aangebracht. Het betreft een ophoging/verharding met een dikte van circa 10 centimeter. De ophoging/ verharding betreft de inrit bij de toegang van het perceel en gaat vervolgens over in een verharde oppervlakte van circa 10 bij 14 meter. Aan de linkerzijde van het perceel is vervolgens een pad naar achteren gerealiseerd met een gemiddelde breedte van circa 4 meter welke aansluit op een verharde oppervlakte van circa 18 bij 22 meter. Deze ophoging/verharding is nog steeds aanwezig.
  • Zoals tijdens de controles op 16 juli en op 20 juli 2020 ook al is vastgesteld, is op het perceel sprake van de aanplant van (laan-)bomen. Bij vier rijen bomen is sprake van ondersteuning van de bomen door middel van het plaatsen van één tonkinstok per boom.”
Last onder dwangsom 25 augustus 2020
5. In het besluit van 25 augustus 2020 staat: “U overtreedt daarmee de volgende wet- en regelgeving:
  • Doordat u door middel van repac (menggranulaat) de gronden op het onderhavige perceel heeft opgehoogd en een vorm van oppervlakteverharding heeft aangebracht voor het toekomstige gebruik als boomkwekerij (het perceel was de afgelopen jaren in gebruik als grasland) en u op een deel van het perceel al een boomkwekerij (al dan niet met bijbehorende tonkinstokken) heeft aangeplant zonder omgevingsvergunning, handelt u in strijd met artikel 2.1, lid 1, aanhef en onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in samenhang met artikel 7.6.1.1, onder sub c, d en f van het bestemmingsplan 'Reparatieplan buitengebied 2012'.
  • Doordat u geen omgevingsvergunning heeft voor het aanbrengen van oppervlakteverharding en het aanplanten van de boomkwekerij met bijbehorende tonkinstokken, terwijl deze op grond van het bestemmingsplan wel is vereist, handelt u tevens in strijd met artikel 2.1, lid 1, aanhef en onder b van de Wabo in samenhang met artikel 24.4.1, onder sub g en h van het geldende bestemmingsplan 'Reparatieplan buitengebied 2012'.
  • Doordat u geen omgevingsvergunning heeft voor het aanbrengen van oppervlakteverharding en het aanplanten van de boomkwekerij met bijbehorende tonkinstokken, terwijl deze op grond van het bestemmingsplan wel is vereist, handelt u tevens in strijd met artikel 2.1, lid 1, aanhef en onder b van de Wabo in samenhang met artikel 28.4.1, onder sub b en e van het geldende bestemmingsplan 'Reparatieplan buitengebied 2012'.
  • Het perceel heeft in het bestemmingsplan de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch- teeltvrije zones". Artikel 7.6.2.1 van het geldende bestemmingsplan bepaalt dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een nieuwe boomkwekerij aan te leggen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch- teeltvrije zones". U heeft geen omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. U handelt hiermee dus in strijd met artikel 2.1, lid 1, aanhef en onder c van de Wabo in samenhang met artikel 7.6.2.1 van het geldende bestemmingsplan.”
5.1.
Gelet op de voorgaande overtredingen heeft het college de derde-partij een last onder dwangsom opgelegd. In de last onder dwangsom staat:

Wat moet u doen?
U moet het volgende doen: gelast om:
U moet het perceel, kadastraal bekend als gemeente [woonplaats] , [locatie] , weer terug brengen in de oorspronkelijke staat, zoals voor de ophoging en verharding van het perceel door middel van repac en het aanbrengen van de beplanting inclusief tonkinstokken. U moet de ophoging/ verharding en de beplanting dus van het perceel verwijderen. U mag de overtredingen ook niet opnieuw beginnen.
Doe dit
vóór woensdag 23 september 2020.”
Beslissing op bezwaar
6. De derde-partij heeft bezwaar ingediend tegen de last onder dwangsom. In de beslissing op bezwaar van 30 juni 2021 heeft het college de opgelegde last onder dwangsom herroepen (ingetrokken). Het college is in de beslissing op bezwaar tot de conclusie gekomen dat de last onder dwangsom ten onrechte is opgelegd omdat geen sprake is van overtredingen. Kort samengevat heeft het college het volgende overwogen:
  • Het college is tot de conclusie gekomen dat de aanplant van een boomkwekerij niet strijdig is met artikel 7.6.1.1 aanhef en onder f, van de planregels omdat dit artikel niet van toepassing is omdat het perceel geen aanduiding “sa-wvg = specifieke vorm van agrarisch -weidevogels” heeft. Deze grondslag uit de last onder dwangsom is komen te vervallen.
  • Het college is tot de conclusie gekomen dat de aangebrachte oppervlakteverharding niet strijdig is met artikel 7.6.1.1 aanhef en onder sub c en d, 24.4.1, aanhef en onder sub h en 28.4.1 aanhef en onder sub b en e, van de planregels. De oppervlakteverharding is op het perceel aangebracht zonder dat daartoe gronden zijn afgegraven, opgehoogd of geëgaliseerd. De vergunningplicht op grond van artikel 7.6.1.1. aanhef en onder sub d geldt alleen voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen voor zover het niet betreft wegen en paden ten behoeve van het normale agrarische gebruik. De onderhavige oppervlakteverharding staat uitsluitend ten dienste van de laanboomkwekerij op het perceel en is als zodanig van vergunningplicht vrijgesteld. Deze grondslag uit de last onder dwangsom is komen te vervallen.
  • Het college is tot de conclusie gekomen dat werken en werkzaamheden ten behoeve van laanboomteelt en fruitteelt onder de vrijstellingsbepaling van artikel 24.4.2 aanhef en onder c, van de planregels vallen. Er is daarom geen sprake van een overtreding van artikel 24.4.1 van de planregels. Deze grondslag uit de last onder dwangsom is komen te vervallen.
  • Het college is tot de conclusie gekomen dat voor het aanleggen van een laanboomkwekerij op grond van artikel 28.4.1 aanhef en onder sub d, van de planregels geen omgevingsvergunning is vereist voor een laanboomkwekerij. Ook is geen sprake van strijd met artikel 28.4.1 aanhef en onder sub e, van de planregels. De vergunningplicht voor het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen en paden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen is op grond van artikel 28.4.2 aanhef en onder a, van de planregels niet van toepassing voor werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies die het plan aan de gronden toekent. De oppervlakteverharding staat uitsluitend ten dienste van de laanboomkwekerij op het perceel en valt daarmee binnen het kader van het normale onderhoud en beheer van de functie die het plan aan de gronden toekent. Deze grondslag uit de last onder dwangsom is komen te vervallen.
  • Het college is tot de conclusie gekomen dat de geplaatste tonkinstokken geen bouwwerk zijn en er daarom geen omgevingsvergunning voor nodig is. Het college verwijst naar het collegebesluit van 30 juni 2020 waarin is besloten dat noodzakelijke voorzieningen zoals (boom)palen met band en tonkinstokken zijn aan te merken als onderdeel van het werk' aanleggen van een productieboomgaard of laanboomkwekerij' en bestemmingsconform gebruik. In het onderhavige geval betreffen de teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend tonkinstokken (één per boom), waarbij geen sprake is van een onderlinge verbinding dan wel een verbinding met (boom)palen en band. Deze grondslag uit de last onder dwangsom is komen te vervallen.
  • Het college is tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van het aanbrengen van beplanting in een teeltvrije zone. Het onderhavige perceel is gelegen buiten de in artikel 7.6.2.1 genoemde bebouwingsconcentraties en kernen. De op de verbeelding voor dit perceel opgenomen functieaanduiding "Specifieke vorm van agrarisch — teeltvrije zones" wordt daarmee niet gesteund door een planregel en is niet juridisch bindend. Voor het aanleggen van een laanboomkwekerij is ook voor dit onderdeel geen omgevingsvergunning vereist. Deze grondslag uit de last onder dwangsom is komen te vervallen.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De voor de beoordeling van het beroep van belang zijnde wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is er in geschil?
8. In deze procedure is in geschil of het college de eerder opgelegde last onder dwangsom heeft kunnen intrekken in de beslissing op bezwaar.
Waar gaan de beroepsgronden over?
9. Eiseres voert de volgende beroepsgronden aan:
1. Eiseres voert aan dat het college ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat werken en werkzaamheden ten behoeve van laanboomteelt en fruitteelt onder de vrijstellingsbepaling van artikel 24.4.2 aanhef en onder c, van de planregels vallen.
2. Eiseres voert aan dat de aangebracht verhardingen in strijd zijn met de planregels.
3. Eiseres voert aan dat de constructies met tonkinpalen als bouwwerk moeten worden gezien.
4. Eiseres voert aan dat op grond van de planregels buiten de agrarische bouwvlakken uitsluitend niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen zoals kunststoftunnels en overkappingen worden gebouwd. Volgens eiseres zijn de tonkinpalen een permanente voorziening zodat plaatsing daarvan in strijd met de planregels is.
9.1.
In de nadere memorie van eiseres van 5 december 2022 heeft eiseres aangegeven de beroepsgrond die ziet op boomteelt in de teeltvrije zone in te trekken.
Bestemmingsplan
10. Het perceel aan de [locatie] , kadastraal bekend als gemeente [woonplaats] , [locatie] , is gelegen binnen het bestemmingsplan “Buitengebied, reparatieplan” en gedeeltelijk binnen het bestemmingsplan “Buitengebied zesde herziening”. Het stuk grond waarop de aanvraag ziet heeft de enkelbestemming “Agrarisch met waarden- Oeverwalgebied” (artikel 7) en daarnaast de dubbelbestemming “Waarde Archeologische onderzoekgebied-1” (artikel 24) en “Waarde Cultuurhistorie” (artikel 28) met functieaanduiding “specifieke vorm van agrarisch teeltvrije zones” (artikel 7.6.2).
Valt laanboomteelt onder de vrijstellingsbepaling van artikel 24.4.2. van de planregels?
11. Eiseres voert aan dat het college niet in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat de vrijstellingsbepaling van artikel 24.4.2 aanhef en onder c van de planregels van het bestemmingsplan “Buitengebied, reparatieplan” van toepassing is. Eiseres voert aan dat deze vrijstellingsbepaling buiten toepassing gelaten moet worden omdat anders het in artikel 24.4.1 van de planregels opgenomen verbod voor het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, zinledig is.
Daarnaast voert eiseres aan dat de vrijstelling alleen ziet op bestaande situaties waarin al een (boom)kwekerij aanwezig is. Volgens eiseres gaat het hier om gronden die de voorafgaande jaren niet voor boomteelt zijn gebruikt. Daarom is geen sprake van bestaande boomteelt. Verder voert eiseres aan dat het college had moeten onderzoeken of er wel sprake is van laanboomteelt. Het college heeft daarom de last onder dwangsom op dit onderdeel ten onrechte herroepen.
11.1.
In artikel 24.4.1, aanhef en onder g, van de planregels staat dat het verboden is binnen de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-1” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
g. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;
In artikel 24.4.2, onder c. van de planregels staat dat het in artikel 24.4.1 vervatte verbod niet geldt voor werken en werkzaamheden ten behoeve van laanboomteelt en fruitteelt.
11.2.
De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 23 oktober 2019 [1] volgt dienen planregels omwille van de rechtszekerheid letterlijk te worden uitgelegd. De rechtszekerheid vereist immers dat van wat in het bestemmingsplan is bepaald, in beginsel dient te worden uitgegaan. In artikel 24.4.2, onder c, van de planregels is een uitzondering gemaakt op het verbod in artikel 24.4.1, aanhef en onder g, van de planregels voor laanboomteelt. In artikel 24.4.2, onder c van de planregels staat niet dat de vrijstelling is beperkt tot bestaande situaties wat betekent dat ook nieuwe aanplant onder deze vrijstellingsbepaling valt.
De vrijstellingsmogelijkheid is bij de vaststelling van het bestemmingsplan een keuze geweest van de gemeenteraad. Deze afweging kan in de voorliggende procedure daarom niet ter discussie staan. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om dit artikel buiten toepassing te laten. Het betoog van eiseres dat de inhoud van artikel 24.4.1 van de planregels zinledig is door de vrijstellingsbepaling, kan niet worden gevolgd omdat de vrijstellingsbepaling niet ziet op het gehele verbod artikel 24.4.1, aanhef en onder g, van de planregels, maar alleen op laanboomteelt en fruitteelt.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan ter plaatse op grond waarvan duidelijk is dat op het perceel (grotendeels) laanbomen worden gekweekt. Dit is in de controlerapporten vastgelegd, die onderdeel uitmaken van het procesdossier.
Het college is dan ook terecht tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een overtreding en heeft de last onder dwangsom in zoverre in de beslissing op bezwaar terecht herroepen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is voor het plaatsen van tonkinstokken een omgevingsvergunning nodig?
12. Eiseres voert aan dat het college ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat voor het plaatsen van tonkinstokken geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist is. Het college heeft daarom de last onder dwangsom op dit onderdeel ten onrechte ingetrokken.
12.1.
Het begrip bouwwerk is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) als zodanig niet omschreven. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 17 juli 2013 [2] , kan voor de uitleg van het begrip bouwwerk aansluiting worden gezocht bij de omschrijving van dit begrip in de modelbouwverordening. Deze luidt: “elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren”. Indien hieraan is voldaan, is er sprake van een bouwwerk.
De rechtbank oordeelt dat de tonkinstokken niet aangemerkt kunnen worden als bouwwerk omdat geen sprake is van een constructie. Er is sprake van een ondersteunende voorziening waarbij per boom één tonkinstok wordt geplaatst. Deze tonkinstokken staan op zichzelf en zijn enkel met een boom verbonden. Er is geen sprake van een onderlinge verbinding dan wel een verbinding met (boom)palen en band.
Omdat er geen sprake is van een bouwwerk, is geen omgevingsvergunning vereist voor de activiteit “bouwen”. Dat op geringe afstand van elkaar duizenden van dergelijke tonkinstokken worden geplaatst maakt dat niet anders omdat de tonkinstokken allemaal op zichzelf staan.
Het college is dan ook terecht tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een overtreding en heeft de last onder dwangsom in zoverre in de beslissing op bezwaar terecht herroepen. De beroepsgrond slaagt niet.
Niet permanente teeltondersteuning
13. Omdat de rechtbank oordeelt dat de geplaatste tonkinstokken niet als bouwwerk kunnen worden aangemerkt, is ook geen sprake van strijd met artikel 7.2.2.1 van de planregels omdat dat artikel ziet op het bouwen van bouwwerken. De beroepsgrond slaagt niet.
Zijn de aangebrachte oppervlakteverhardingen in strijd met de planregels?
14. Eiseres voert aan dat er op het perceel veel verhardingen zijn aangebracht. Dit is volgens eiseres in strijd met de bestemming “Agrarisch met waarden- Oeverwalgebied” (artikel 7) en dubbelbestemming “Waarde Cultuurhistorie” (artikel 28). Volgens eiseres past het aanleggen van verhardingen van omvangrijke aard niet binnen het normale beheer van de genoemde functies. Het college heeft daarom de last onder dwangsom op dit onderdeel ten onrechte herroepen.
14.1.
De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. De vergunningplicht op grond van artikel 7.6.1.1. aanhef en onder d, van de planregels geldt alleen voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen voor zover het niet betreft wegen en paden ten behoeve van het normale agrarische gebruik. De onderhavige oppervlakteverharding staat uitsluitend ten dienste van de laanboomkwekerij op het perceel en is als zodanig van vergunningplicht vrijgesteld, zoals onder 11.2 is overwogen. Het college is dan ook terecht tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een overtreding en heeft de last onder dwangsom in zoverre in de beslissing op bezwaar terecht ingetrokken.
14.2.
In artikel 28.4.1, aanhef en onder e. van de planregels staat: “Het is verboden binnen de dubbelbestemming “Waarde – Cultuurhistorie”, voor zover dit niet betreft de bouwvlakken, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
e. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen en paden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;”
In artikel 28.4.2. van de planregels staat dat het in artikel 28.4.1 onder a. vervatte verbod niet geldt voor werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent.
Anders dan het college heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat het aanleggen van oppervlakteverhardingen niet onder onderhoud, beheer of herstel van functies kan worden geschaard. Dit betekent dat de aangelegde oppervlakteverhardingen in strijd met het verbod van artikel 28.4.1. van de planregels zijn aangelegd zonder omgevingsvergunning. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de beslissing op bezwaar.
De rechtbank ziet geen mogelijkheden voor finale geschillenbeslechting. Het college zal een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Proceskosten eiseres
16. De rechtbank veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op een zitting, met een waarde van € 837 per punt en wegingsfactor 1).
17. De rechtbank bepaalt dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van
€ 360 aan haar vergoedt.
Verzoek om vergoeding proceskosten derde-partij
18. De derde-partij heeft verzocht om eiseres op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten die de derde-partij als particuliere ondernemer heeft moeten maken voor het inroepen van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
18.1.
De rechtbank wijst het verzoek van de derde-partij af. Eiseres heeft gebruik gemaakt van haar recht om te verzoeken om handhaving naar aanleiding van een in haar ogen met de planregels strijdige situatie met de voorliggende procedure als gevolg. Er is er geen grond om af te wijken van de onder meer in de uitspraak van de Afdeling van 19 november 2015 [3] , vermelde hoofdregel dat ten behoeve van een met het verwerende bestuursorgaan meeprocederende particuliere partij geen proceskostenveroordeling wordt uitgesproken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing op bezwaar;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres voor een bedrag van € 1.674;
  • draagt het college op de door eiseres betaalde griffiekosten van € 360 aan haar te vergoeden.
  • wijst het verzoek van de derde-partij af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan [4]
Artikel 7.6.1.1
Het is verboden binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied", voor zover dit niet betreft de bouwvlakken, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voor zover het niet betreft wegen en paden ten behoeve van het normale agrarische gebruik;
(...)
en, voor zover de gronden op de verbeelding tevens nader zijn aangeduid als "sa-wvg = specifieke vorm van agrarisch - weidevogels":
f. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een productieboomgaard, een zacht-fruitopstand, een (boom)kwekerij, een agrarisch productiebos, grienden of een windsingel;
Artikel 7.6.1.2
Het in artikel 7 lid 6.1.1 vervatte verbod geldt niet voor:
a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;
Artikel 7.6.2.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, ter plaatse van gronden die gelegen zijn binnen 50 meter ten opzichte van gevoelige bestemmingen binnen:
• de bebouwingsconcentraties Klinkenberg ( Ingen ), Hoog-Kana ( Ingen ), Zevenmorgen ( Ingen ), Luchtenburg ( Ingen ), Essebroek ( Ingen ) en Ganzert ( Ingen en Eck en Wiel), Wielseweg (Eck en Wiel), Binnenstraat (Erichem), Lutterveld (Erichem), Twee Sluizen (Kapel-Avezaath), De Woerd (Kerk-Avezaath), Bontemorgen ( Lienden ), Ommerenveldseweg (Ommeren), De Heuvel (Rijswijk), Zandberg (Rijswijk) en de Hogestraat (Zoelen);
• de kernen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (sa-tv) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone";
• de verblijfsrecreatieterreinen (met uitzondering van minicampings), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding (sa-tv) "specifieke vorm van agrarisch – teeltvrije zone";
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen van nieuwe productieboomgaarden;
b. het aanleggen van nieuwe (boom)kwekerijen;
Artikel 7.6.2.2
Het verbod van artikel 7 lid 6.2.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:
a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
b. betrekking hebben op de herplant van bestaande productieboomgaarden of (boom)kwekerijen;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
Artikel 24.4.1
Het is verboden binnen de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologisch onderzoekgebied-1” de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
a. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
b. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;
Artikel 24.4.2
Het in artikel 24 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor:
c. werken en werkzaamheden ten behoeve van laanboomteelt en fruitteelt;
Artikel 28.4.1
Het is verboden binnen de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie", voor zover dit niet betreft de bouwvlakken, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
d. het aanplanten van een houtopstand, niet zijnde agrarisch productiebos, productieboomgaard (voor zover geen hoogstamboomgaard), zacht-fruitopstand of (boom)kwekerij;
e. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen en paden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
Artikel 28.4.2
Het in artikel 28 lid 4.1 vervatte verbod geldt niet voor:
a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,

Voetnoten

1.ECLI:NL:RVS:2019:3579, rechtsoverweging 15.2.
4.De volledige planregels zijn hier te raadplegen: