ECLI:NL:RBGEL:2023:145

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5433
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor permanente bewoning van recreatiewoning

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede. Dit besluit, genomen op 4 november 2022, houdt in dat aan verzoekers een last onder bestuursdwang is opgelegd wegens de permanente bewoning van hun recreatiewoning. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzochten om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 23 november 2022 en 9 januari 2023, waarbij zowel verzoekers als de gemachtigden van het college aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. De rechter oordeelt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat de permanente bewoning van de recreatiewoning in strijd is met het bestemmingsplan, dat is vastgesteld op 26 januari 1989, en het parapluplan recreatieparken, dat op 23 januari 2020 is vastgesteld. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers niet hebben voldaan aan eerdere lasten en dat er geen zicht is op legalisatie van de situatie. Bovendien hebben verzoekers onvoldoende onderbouwd dat er bijzondere omstandigheden zijn die het college zouden moeten doen afzien van handhaving. De voorzieningenrechter concludeert dat het college bevoegd was om handhavend op te treden en dat de opgelegde last naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven.

De uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/5433

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoeker], verzoekers

(gemachtigde: K. Wittop Koning),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede (het college)

(gemachtigde: S. Janssen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van het college van 4 november 2022. In dit besluit is aan verzoekers een last onder bestuursdwang opgelegd wegens permanente bewoning van hun recreatiewoning. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 november 2022 en op 9 januari
2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van het college en mr. L. van der Ham, S. de Vries en
R. Gomes, namens het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
De voor de beoordeling van het verzoek belangrijke wet- en regelgeving is te vinden
in de bijlage bij deze uitspraak.
Hoe is het besluit tot stand gekomen?
3. Verzoekers zijn eigenaar van een recreatiewoning aan de [locatie] te
[woonplaats]. Bij besluit van 10 december 2019 heeft het college verzoekers een last onder dwangsom opgelegd om bewoning van de recreatiewoning voor 10 december 2020 te beëindigen en beëindigd te houden omdat permanente bewoning van een recreatiewoning in strijd is met het geldende bestemmingsplan.
Als zij niet (tijdig) aan dit besluit voldoen verbeuren zij een dwangsom van € 20.000 ineens. Tegen dit besluit hebben verzoekers geen rechtsmiddelen ingesteld, zodat dit besluit onherroepelijk is geworden.
3.1.
Omdat verzoekers de bewoning van de recreatiewoning niet voor 10 december 2020 hadden beëindigd, is het college bij besluit van 16 april 2021 overgegaan tot invordering van de verbeurde dwangsom van € 20.000.
3.2.
Vervolgens heeft het college bij besluit van 12 mei 2022 een last onder bestuursdwang opgelegd met als voorwaarde dat verzoekers alsnog voor 10 augustus 2022 de overtreding dienden te beëindigen.
3.3.
Omdat verzoekers de overtreding niet tijdig hadden beëindigd, is het college op
10 augustus 2022 overgegaan tot verzegeling van de recreatiewoning voor de duur van drie maanden. Ook hiertegen hebben verzoekers geen rechtsmiddelen ingesteld zodat ook dit besluit onherroepelijk is.
3.4.
Bij besluit van 4 november 2022 heeft het college aan verzoekers een preventieve last onder bestuursdwang opgelegd. Omdat verzoekers niet beschikten over andere zelfstandige woonruimte, zij expliciet hebben aangegeven na 11 november 2022 meteen weer in de recreatiewoning te gaan wonen en zij niet woonachtig zijn op het adres waarop zij volgens het BRP zijn ingeschreven, heeft het college de verzegeling van de recreatiewoning voor onbeperkte duur verlengd. Uit het besluit volgt dat de verzegeling wordt opgeheven zodra verzoekers zelfstandige woonruimte hebben gevonden.
Heeft het college terecht geconcludeerd dat er sprake is van strijdig gebruik?
4. De voorzieningenrechter is het met het college eens dat uit het bestemmingsplan “[locatie], [locatie] te [woonplaats]” (hierna bestemmingsplan) vastgesteld op 26 januari 1989 en het “Ede, parapluplan recreatieparken” (hierna Parapluplan) vastgesteld op 23 januari 2020, volgt dat permanente bewoning van de recreatiewoning niet is toegestaan. Op grond van het bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming “Recreatieve doeleinden”. Deze locatie is bestemd voor doeleinden verband houdende met actieve en passieve recreatie [1] . Het is verboden om opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming of de voor afwijking daarvan verleende vrijstelling [2] . Onder gebruik van de recreatiewoning in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor permanente bewoning [3] .
Anders dan verzoekers kennelijk menen zijn de regels die neergelegd zijn in een bestemmingsplan algemeen verbindende voorschriften en dat betekent dat verzoekers, ook al is de recreatiewoning hun eigendom, deze niet kunnen gebruiken om daar permanent te wonen.
Beginselplicht tot handhaving
5. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat.
Daarnaast kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
5.1.
Op grond van artikel 5.7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een herstelsanctie, zoals de last onder bestuursdwang, preventief worden opgelegd indien het gevaar voor overtreding klaarblijkelijk dreigt. Daarvan is sprake indien een overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen [4] .
5.2.
Vast staat dat het college sinds 2019 twee keer eerder heeft gepoogd met een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang om verzoekers de overtreding te laten beëindigen. Deze lasten hebben er echter niet toe geleid dat verzoekers andere woonruimte hebben betrokken. Verzoekers hebben meerdere keren bij het college alsook ter zitting aangegeven dat zij graag hun recreatiewoning permanent willen blijven bewonen. Gelet op deze situatie is het college, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, bevoegd om handhavend op te treden door middel van een preventieve last onder bestuursdwang.
5.3.
De voorzieningenrechter begrijpt de stelling van verzoekers dat er sprake zou zijn van misbruik van macht als een beroep op artikel 3.3. van de Awb. In artikel 3:3 van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel gebruikt dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. In dit geval gaat het om de bevoegdheid om handhavend op te treden tegen overtreding in strijd met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er andere motieven ten grondslag liggen aan de besluiten van het college dan het motief om de overtredingen te doen beëindigen.
5.4.
De Wet Damocles [5] , zoals aangehaald door verzoekers, is niet op deze situatie van toepassing nu er geen sprake is van overtreding van de Opiumwet.
Bijzondere omstandigheden
5.5.
Verzoekers voeren aan dat er sprake is van bijzondere omstandigheden aan hun zijde, waardoor het college had moeten afzien van daadwerkelijke handhaving. Verzoekers en hun minderjarige kinderen hebben geen zicht op andere woonruimte. Op de zitting van 6 januari 2023 hebben zij aangegeven dat zij steeds kort in verschillende recreatiewoningen verblijven in verband met de maximale huurtermijn van vier weken. Dit betekent dat het gezin om de vier weken moet verhuizen. In feite zijn zij dakloos. Daarnaast is er sprake van een zeer penibele financiële situatie. Verzoekers kunnen de (dubbele) lasten niet dragen. Zij bevinden zich in een schrijnende situatie.
5.6.
Het college stelt dat zij niet bekend is met en geen zicht heeft op de door verzoekers aangevoerde bijzondere omstandigheden en dat zij om die reden daar in zijn besluit geen rekening mee heeft kunnen houden. Het college heeft sinds 2019 meerdere keren getracht om met verzoekers in gesprek te komen, maar verzoekers weigeren ieder overleg.
5.7.
Hoewel de voorzieningenrechter zich kan voorstellen dat verzoekers en hun
minderjarige kinderen zich in een lastige situatie verkeren, kan zij er niet aan voorbij gaan dat verzoekers hun stelling dat er sprake is een schrijnende situatie onvoldoende met stukken hebben onderbouwd. Weliswaar hebben verzoekers ter zitting aangegeven dat zij naar woonruimte hebben gezocht, maar niet duidelijk is wat verzoekers concreet hebben ondernomen om aan zelfstandige woonruimte te komen en of het voor hen onmogelijk is om andere woonruimte te vinden, temeer nu deze situatie al sinds 2019 speelt.
Ter zitting heeft het college een aantal alternatieve woningen aangedragen in de omgeving van [woonplaats], zowel koop- als huurwoningen. Verzoekers hebben desgevraagd enkel gesteld dat deze woningen niet geschikt zijn en niet tot hun (financiële) mogelijkheden behoren. Dit is niet genoeg.
Evenmin is er zicht op hun financiële situatie en op de huidige woonomstandigheden. Verzoekers hebben herhaaldelijk aangeven dat zij niet bereid zijn om het college enige informatie te verschaffen over hun (financiële) situatie en het gesprek met het college aan te gaan. De voorzieningenrechter overweegt dat diegene die zich beroept op bijzondere omstandigheden dit ook aannemelijk moet maken. Het college is daarbij afhankelijk van hetgeen verzoekers aanleveren. Dat verzoekers de keuze maken om dit niet te doen, is dan ook voor hun rekening en risico.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college met de informatie die hij tot zijn beschikking had, voldoende rekening gehouden met de omstandigheden en de belangen van verzoekers en hun minderjarige kinderen.
5.8.
Nu het college de bevoegdheid tot handhaving heeft en verzoekers onvoldoende hebben onderbouwd dat er sprake is van bijzondere omstandigheden om van handhaving af te zien, ziet de voorzieningenrechter geen redenen om aan te nemen dat het college niet handhavend had mogen optreden. De aan verzoekers opgelegde preventieve last onder bestuursdwang zal dan ook naar verwachting in bezwaar in stand blijven. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om het besluit van het college te schorsen zoals door verzoekers is verzocht.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. de Wijse-Hageman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd de uitspraakte ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

BIJLAGE

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:28
Het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast, is bevoegd tot het verzegelen van gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt.

Gemeentewet

Artikel 125
1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
2. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
3. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
4. Een bestuurscommissie bezit de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden van een woning slechts indien ook die bevoegdheid uitdrukkelijk is overgedragen.
Bestemmingsplan [locatie], [locatie] te [woonplaats] (26 januari 1989)
Artikel 1
1. het plan: het bestemmingsplan buitengebied der gemeente Ede "omgeving 'De Goudsberg', [locatie] te [woonplaats]" vervat in de in lid 2 bedoelde kaart en in deze voorschriften;
(…)
19. recreatiewoonverblijf: een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een gezin of een daarmee gelijk te stellen groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, te worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
(…)
Artikel 7
Recreatieve doeleinden
1. De gronden met de bestemming "Recreatieve doeleinden (R) 11 zijn bestemd voor doeleinden verband houdende met actieve en passieve recreatie.
(…)
Artikel 12
Gebruiksbepalingen
1. Het is verboden opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming of de voor afwijking daarvan verleende vrijstelling. 2. De in lid 1 vervatte verbodsbepaling is niet van toepassing op het gebruik dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan zolang in de aard van dat gebruik geen wijziging wordt gebracht waardoor de afwijking van de bestemming zal worden vergroot.
3. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling indien strikte toepassing van de in lid 1 vervatte verbodsbepaling zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
4. Voorts kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van de in lid 1 vervatte verbodsbepaling, mits het verlenen van de vrijstelling niet zal leiden tot een ingrijpende en/of onomkeerbare wijziging van de bestemming.

Ede, parapluplan recreatieparken (23 januari 2020)

Artikel 1 Begrippen
(…)
1.6
permanente bewoning
Het gebruiken van een recreatiewoonverblijf als hoofdverblijf.
(…)
Artikel 3 Algemene gebruiksregels
3.1
Strijdig gebruik
a. Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor permanente bewoning of het huisvesten van werknemers.
(…)

Voetnoten

1.Artikel 7, eerste lid, van het bestemmingsplan
2.Artikel 12, eerste lid, van het bestemmingsplan
3.Artikel 3.1., onder a., van het parapluplan
4.ABRvS 21 december 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU8881
5.Artikel 13b van de Opiumwet