ECLI:NL:RBGEL:2023:1265

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5474
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van motiveringsgebreken in revisievergunning na tussenuitspraak

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 10 maart 2023, is de meervoudige kamer aan het werk geweest in een zaak die voortkwam uit een eerder genomen tussenuitspraak. De zaak betreft een beroep van eisers, [Eisers A], tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre, dat een revisievergunning had verleend aan de derde-partij, Vitelco Leather B.V. De rechtbank had eerder op 1 juni 2022 geconstateerd dat het bestreden besluit motiveringsgebreken vertoonde, met name in de onderbouwing van geur, en had het college de gelegenheid gegeven om deze gebreken te herstellen. Het college heeft hierop gereageerd met een nieuw besluit op 26 juli 2022, waarmee het eerdere besluit werd ingetrokken en vervangen door een nieuw besluit.

Eisers hebben vervolgens hun zienswijze gegeven op het nieuwe besluit, maar de rechtbank oordeelde dat de motiveringsgebreken in het nieuwe besluit waren hersteld. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk, omdat eisers geen belang meer hadden bij een inhoudelijke beoordeling daarvan. Het beroep tegen het tweede besluit werd ongegrond verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat de motivering van het nieuwe besluit voldoende was, gebaseerd op de eerdere uitspraak over de maatwerkvoorschriften.

De rechtbank heeft het college opgedragen om het door eisers betaalde griffierecht te vergoeden en heeft ook de proceskosten van eisers toegewezen. De totale proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 2.092,50. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/5474

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 maart 2023

in de zaak tussen

[Eisers A] , uit [plaats B] , eisers

(gemachtigde: mr. R.H.U. Keizer)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre, het college
(gemachtigde: ing. mr. A. Vos).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
Vitelco Leather B.V.te Lichtenvoorde
(gemachtigde: [C] ).

Procesverloop

Met het besluit van 12 oktober 2021 (bestreden besluit 1) heeft het college aan de derde-partij een revisievergunning verleend.
Eisers hebben tegen bestreden besluit 1 beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2022 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
In de tussenuitspraak van 1 juni 2022 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit 1 te herstellen.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een nieuw besluit genomen op 26 juli 2022 (bestreden besluit 2). Daarbij heeft hij het bestreden besluit 1 ingetrokken en vervangen door het bestreden besluit 2.
Eisers hebben hierop schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Overwegingen
Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het bestreden besluit 1 motiveringsgebreken kende voor zover daarin voor de onderbouwing van geur werd verwezen naar het besluit maatwerkvoorschriften. Dat besluit maatwerkvoorschriften (het bestreden besluit 1 in de zaak 20/6665) was namelijk onvoldoende gemotiveerd.
Het college heeft in bestreden besluit 2 bestreden besluit 1 ingetrokken naar aanleiding van de tussenuitspraak op het beroep van eisers. Eisers hebben niet gesteld schade te hebben geleden ten gevolge van bestreden besluit 1. Gelet hierop hebben eisers geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen bestreden besluit 1. De rechtbank verklaart daarom het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit 1 wegens het ontvallen van procesbelang niet-ontvankelijk.
Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op bestreden besluit 2. Eisers hebben daarbij voldoende belang nu dat besluit niet tegemoetkomt aan hun beroep.
Eisers voeren in de zienswijze op het herstelbesluit aan dat het college het besluit maatwerkvoorschriften (in de procedure 20/6665) nog niet voldoende heeft gemotiveerd, zodat ook het bestreden besluit 2 (voor zover daarin wordt verwezen naar het besluit maatwerkvoorschriften) nog steeds onvoldoende is gemotiveerd.
Omdat de rechtbank in de uitspraak van vandaag in de zaak over de maatwerkvoorschriften (20/6665) heeft geoordeeld dat het besluit na de tussenuitspraak alsnog voldoende is gemotiveerd, slaagt dit beroep niet. De motivering van het bestreden besluit 2 dat in deze procedure voorligt is namelijk gestoeld op het besluit maatwerkvoorschriften dat in de andere uitspraak van vandaag in stand is gelaten.

Conclusie en gevolgen

Omdat de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken zijn hersteld in bestreden besluit 2, het college met dat besluit inhoudelijk aan zijn oorspronkelijke besluit vasthoudt, eisers zich hebben kunnen uitlaten over bestreden besluit 2 en dat besluit de rechterlijke toets kan doorstaan, verklaart de rechtbank het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit 2 dan ook ongegrond.
De rechtbank bepaalt dat het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt, omdat het bestreden besluit 2 is genomen naar aanleiding van de tussenuitspraak op het beroep van eisers tegen bestreden besluit 1. In die tussenuitspraak waren motiveringsgebreken geconstateerd in het bestreden besluit 1, dat inmiddels is ingetrokken.
Verder krijgen eisers gezien het bovenstaande een vergoeding van de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 837,-) bij een wegingsfactor 1. In totaal is dit € 2.092,50.
De verzochte deskundigenkosten zijn al in 20/6665 vergoed, want deze hadden betrekking op werkzaamheden in verband met het besluit dat in die procedure voorlag.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit 2 ongegrond;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 181,00 aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. A.L.M. Steinebach-de Wit en mr. S.E.M. Lichtenberg, leden, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2023
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.