ECLI:NL:RBGEL:2023:1235

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
23_1038
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot sluiting van een woning en bijbehorende schuur op grond van de Opiumwet wegens recidive en verstoring van de openbare orde

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Oldebroek om zijn woning en de bijbehorende schuur voor drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had eerder al een last onder dwangsom opgelegd aan verzoeker wegens overtredingen van de Opiumwet, waarbij op 2 juli 2022 een aanzienlijke hoeveelheid drugs in de woning was aangetroffen. Op 10 januari 2023 vond er opnieuw een politie-inval plaats, waarbij naast drugs ook een doorgeladen vuurwapen werd aangetroffen. De burgemeester oordeelde dat de sluiting van de woning noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen en verdere verstoring van het woon- en leefklimaat te voorkomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht had gehandeld, gezien de ernst van de overtredingen en de recidive. De sluiting voor drie maanden werd als evenredig beschouwd, ondanks de nadelige gevolgen voor verzoeker, die zijn woning zou verliezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester voldoende had onderbouwd dat de sluiting noodzakelijk was en dat er geen minder ingrijpende maatregelen beschikbaar waren. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en verzoeker werd gewezen op de mogelijkheid om vervangende woonruimte te vinden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/1038

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. M.J. Schimmel),
en

burgemeester van de gemeente Oldebroek, de burgemeester

(gemachtigde: F.A. Pommer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester om de woning en de bijbehorende schuur aan de [locatie] in [woonplaats] (de woning) met ingang van 23 februari 2023 om 13.00 uur voor drie maanden te sluiten.
1.1.
Met het bestreden besluit van 17 februari 2023 heeft de burgemeester besloten de woning en bijbehorende schuur per 23 februari 2023 om 13.00 uur, waar verzoeker huurder van is, te sluiten voor een periode van drie maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In zijn mailbericht van 22 februari 2023 heeft de burgemeester aan de rechtbank meegedeeld dat de sluiting van de woning met een week is opgeschort. Ter zitting heeft de gemachtigde van de burgemeester bevestigd dat de sluiting zal worden opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten. De woning is in eigendom van [bedrijf], gevestigd [locatie] in [woonplaats]. Verzoeker huurt de woning. Het gehele pand is opgesplitst in meerdere woningen. De woning heeft een eigen voordeur. Bij de woning staat op het (achter) terrein een schuur. Die schuur staat los van het pand.
De burgemeester heeft bij besluit van 15 augustus 2022 verzoeker gelast om overtreding van de Opiumwet in en bij de woning waarbij sprake is van de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs, na te laten en nagelaten te houden. Indien verzoeker niet aan deze lastgeving voldoet dan verbeurt hij een eenmalige dwangsom van € 10.000. De burgemeester heeft deze last opgelegd nadat op 2 juli 2022 door de politie was vastgesteld dat in de woning totaal 1.847 gram henneptoppen aanwezig was verdeeld over twee sealbags. Verzoeker heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2.1.
Op 10 januari 2023 vond er een instap door de politie plaats in de woning. Daarbij is verzoeker aangehouden in zijn slaapkamer. Naast zijn bed lag een doorgeladen vuurwapen. In het onderzoek in de woning heeft de politie de volgende goederen aangetroffen:
  • In de slaapkamer een shotgun met munitie;
  • In de schuur een blauwe bak met henneptoppen met een brutogewicht van 106 gram;
  • In de slaapkamer naast het bed een mes van +/- 30 centimeter lang met twee snijzijden;
  • In de woning twee telefoons.
Over het wapen heeft verzoeker verklaard dat hij het gebruikt om op konijnenjacht te gaan. Hij heeft het geleend en wist niet dat het om een strafbaar wapen gaat. Over het mes heeft verzoeker verklaard dat het een vleesmes is dat hij gebruikt om mee te eten. Over de henneptoppen beroept hij zich op zijn zwijgrecht. In de bestuurlijke rapportage van 13 januari 2023 dat is uitgebracht aan de burgemeester wordt aangegeven dat verzoeker een bekende van de politie is. Hij heeft contact met anderen uit het criminele circuit en wordt gezien op locaties die gelinkt kunnen worden aan de handel in drugs. Verzoeker heeft een zeer lange lijst met politieregistraties en antecedenten. Die zien onder meer op het vervaardigen en in bezit hebben van drugs, witwassen, bedreiging, mishandeling en rijden onder invloed.
2.2.
Op 26 januari 2023 heeft de burgemeester een brief aan verzoeker gestuurd. Daarin geeft hij dat verzoeker de, met het besluit van 15 augustus 2022, opgelegde dwangsom van € 10.000 verbeurt en dat hij voornemens is om de woning voor de duur van zes maanden te sluiten. Verzoeker wordt in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 3 februari 2023 om 12 uur een zienswijze in te dienen. Van deze mogelijkheid heeft verzoeker op 2 februari 2023 mondeling gebruik gemaakt. Omdat er naar aanleiding van deze zienswijze enkele vragen waren bij de burgemeester, heeft de burgemeester verzoeker, bij brief van 7 februari 2023, in de gelegenheid gesteld aanvullende documenten te verstrekken. Daarbij gaat het onder meer over de vraag welke acties verzoeker onderneemt om vervangende woonruimte voor zichzelf te organiseren. De burgemeester merkt op dat er op dit moment meerdere huurwoningen beschikbaar zijn in de omgeving. Verzoeker moet ook aannemelijk maken waarom hij de dwangsom van € 10.000 niet kan betalen. Verzoeker wordt in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 10 februari 2023 om 12 uur een aanvullende zienswijze in te dienen en documenten aan te leveren ten aanzien van zijn financiële situatie. Van deze mogelijkheid heeft verzoeker op 9 februari 2023 mondeling gebruik gemaakt. Vervolgens is de burgemeester overgegaan tot afgifte van het bestreden besluit.
2.3.
Bij brief van 3 februari 2023 heeft [bedrijf] aan verzoeker meegedeeld besloten te hebben om de huurovereenkomst te beëindigen. Uiterlijk 28 februari 2023 eindigt het contract.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Wat zijn de standpunten van partijen?

4. De burgemeester heeft aan het besluit tot sluiting van de woning samengevat het volgende ten grondslag gelegd. Tijdens een onderzoek van de politie in perceel [locatie], [locatie] [woonplaats] is op 10 januari 2023 vastgesteld dat er 106 gram henneptoppen en een doorgeladen vuurwapen alsmede een mes aanwezig waren. Er is sprake van herhaling van de overtreding van de Opiumwet binnen zes maanden. Er is sprake van een ernstig geval. Dat er wapens aanwezig waren onderstreept de ernst van de situatie, dit alles op een locatie waar omwonenden op korte afstand van de woning verblijven. Verzoeker is vanwege deze situatie aangehouden. Er is sprake van de vondst van een grote hoeveelheid henneptoppen in de schuur van de woning en een doorgeladen vuurwapen in deze woning. Uit de informatie van de politie is het aannemelijk dat de woning betrokken is bij de handel in drugs en het is aannemelijk dat de woning als zodanig bekend is in het criminele circuit waarin verzoeker zich begeeft. De burgemeester heeft daarom de bevoegdheid om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten. De enige vraag die de burgemeester zich dan dient te stellen is of er zwaarwegende belangen zijn die hij zwaarder moet laten wegen dan de belangen die gemoeid gaan met het sluiten van de woning. De burgemeester is van mening van niet. Sluiting van de woning acht de burgemeester noodzakelijk om daadkrachtig op te kunnen treden tegen dergelijke praktijken. De burgemeester wil verhinderen dat de woning (nog) wordt gebruikt ten behoeve van de georganiseerde drugshandel en het drugscircuit, hij wil de bekendheid van de woning in het drugscircuit en als drugspand doorbreken, de (dreigende) verstoring van de openbare orde herstellen en verdere aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning voorkomen. Een sluiting van de woning is naar de mening van de burgemeester noodzakelijk en evenredig in relatie tot de ernst van de overtreding. Er is sprake van een ernstig geval. Lichtere maatregelen hebben ook geen effect gehad om herhaling van de overtreding te voorkomen. Het sluiten van het pand zal tot gevolg hebben dat de buurt tot rust komt en de bekendheid van het pand als locatie waar drugs aanwezig zijn wordt opgeheven. De burgemeester hecht daar grote waarde aan. Daarnaast vindt hij het signaal dat hij afgeeft door handhavend op te treden tegen dit soort criminele activiteiten van groot belang. Dit soort praktijken wordt niet geaccepteerd en heeft consequenties. De burgemeester heeft hierbij niet alleen acht geslagen op de feiten die zijn vastgesteld (waaronder wapens), maar ook op de herhaling van de feiten als het gaat om de overtreding van de Opiumwet en de bekendheid van het pand bij personen uit het criminele milieu. Gelet op het bovenstaande en na een afweging van alle betrokken belangen is de burgemeester van mening dat het sluiten van de woning en schuur in dit geval de juiste maatregel is. Dit voor de termijn van drie maanden met genoemde redenen. Een andere maatregel of kortere termijn is naar de mening van de burgemeester hiertoe op voorhand niet afdoende. Hij is ook van mening dat het algemeen belang zwaarder weegt dan het individuele belang van verzoeker.
Omdat de gedoogde gebruikershoeveelheid softdrugs wederom is overschreden, maar ook vanwege het beeld dat inmiddels is ontstaan rond de woning, de persoon van verzoeker en het gehele perceel heeft de burgemeester besloten om per 23 februari 2023 13:00 uur de woning en bijbehorende schuur aan de [locatie], [locatie] [woonplaats], waar verzoeker huurder van is, te sluiten voor een periode van drie maanden. Dit alles in overeenstemming met het vastgestelde beleid van de burgemeester. Deze bevoegdheid komt hem toe op grond van het eerste lid, onder a, van artikel 13b van de Opiumwet.
5. Verzoeker voert samengevat het volgende aan. Hij heeft een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat hij door het besluit zijn woning zal verliezen en het hem niet zal lukken om op korte termijn vervangende woonruimte te vinden. Ook heeft de verhuurder aangekondigd de huurovereenkomst te beëindigen bij een sluiting van de woning. Volgens verzoeker heeft de burgemeester geen bevoegdheid voor het sluiten van de woning. Mocht die bevoegdheid er wel zijn, dan heeft de burgemeester, gelet op de belangen van verzoeker, in redelijkheid daarvan geen gebruik mogen maken. Ook is de wijze waarop die bevoegdheid is toegepast niet evenredig.
Verzoeker was niet op de hoogte van de aanwezigheid van hennep in de schuur. Volgens hem is die hennep daar recentelijk door een derde neergelegd. Verzoeker is eerder vrijgesproken voor het voorhanden hebben van drugs. Voor zover hij weet is er nooit feitelijk handel geweest van en naar de woning van verzoeker en heeft de buurt geen last gehad van wat kennelijk is aangetroffen. Verzoeker distantieert zich van het standpunt van de burgemeester dat de woning bekendheid geniet in het criminele milieu. Verzoeker kan zijn zoontje niet zien als zijn woning gesloten wordt. Er is geen enkele aanwijzing dat verzoeker handelde in wiet. Er zijn geen voorwerpen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met handel. Er dient met alle omstandigheden van het geval rekening te worden gehouden, ook met de omstandigheid dat er geen signalen van loop van leveranciers of kopers van drugs zijn. Dit zijn allemaal contra-indicaties dat er sprake is van handel. De aangetroffen drugs waren voor eigen gebruik bestemd. Dat maakt dat de burgemeester niet bevoegd is tot toepassing van bestuursdwang.
Gelet op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 februari 2022 [1] dient de afweging te worden gemaakt of het besluit geschikt is om het doel te bereiken, of het een noodzakelijke maatregel is of dat met een minder vergaande maatregel kon worden volstaan en of de maatregel in het concrete geval evenredig is. Het is verzoeker niet duidelijk wat het doel van de sluiting van de woning is behoudens dat de sluiting noodzakelijk is om de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat te herstellen. De burgemeester noemt verschillende doelen. Welke daarvan wel en niet worden nagestreefd is niet duidelijk. Veel doelen zien op preventie en retributie, waarvoor de Wet Damocles expliciet niet is bedoeld. Dat zijn punitieve doelen. Volgens verzoeker zijn de openbare orde en het woon- en leefklimaat niet verstoord. Er is nooit overlast geweest vanuit de woning, noch is er een loop naar de woning geweest van gebruikers of handelaren in drugs. Verzoeker verwijst naar een rapport van de Universiteit Groningen van augustus 2021in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (het WODC). Uit dit rapport blijkt dat het nog maar de vraag is of een van de maatregelen geschikt is om de genoemde doelen te bereiken.
Verzoeker verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, [2] waarin is geoordeeld over de vraag of het besluit noodzakelijk is om het doel te bereiken. In de geschiedenis van de totstandkoming van 13b, eerste lid, van de Opiumwet [3] is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. De aanname van de burgemeester dat aannemelijk is dat in de woning drugs gereed werden gemaakt en dat de woning daarmee een rol vervulde in het criminele circuit is niet gestoeld op feiten. De enkele hoeveelheid of aanwezigheid van wiet maakt de sluiting nog niet noodzakelijk. Naast dat de voorgenomen sluiting niet noodzakelijk is, is die ook niet evenwichtig. De sluiting heeft tot gevolg dat verzoeker dakloos wordt. De burgemeester licht niet toe waar verzoeker terecht kan als zijn woning gesloten wordt. Er worden wat te huur staande appartementen aangeboden, maar verzoeker krijgt maar drie dagen om te verhuizen. Ook is het nog te vraag of de verhuurders akkoord gaan met verzoeker als huurder. Volgens de rechtspraak van de Afdeling dient de burgemeester te informeren naar vervangende huisvesting. [4] Dat is niet gebeurd. De financiële gevolgen voor verzoeker zijn desastreus. Hij zal in een overspoelde woningmarkt andere woonruimte moeten vinden zonder urgentieverklaring en zonder salaris. Dat maakt dat de sluiting niet evenredig is. Mocht er al een maatregel op haar plaats zijn, dan dient volstaan te worden met een waarschuwing of een voorwaardelijke sluiting.
De begunstigingstermijn is bepaald op effectief drie dagen na het uitreiken van het besluit. Dat is onvoldoende om een veilige vervangende woonruimte te vinden. Op grond van artikel 5:24, eerste en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt in het besluit tot toepassing van bestuursdwang een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbenden de tenuitvoerlegging kunnen voorkomen door zelf maatregelen te treffen. Volgens de rechtspraak van de Afdeling ligt hier ook een rol bij de burgemeester om zorg te dragen voor adequate vervangende woonruimte, nu verzoeker niet in staat is dit zelf te regelen op korte termijn. [5]
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
6. Niet in geschil is dat door de politie tijdens de doorzoeking van de woning van verzoeker op 10 januari 2023 een shotgun met munitie, een mes van +/- 30 centimeter met een snijvlak aan beide zijden en 106 gram henneptoppen zijn aangetroffen.
6.1.
Gelet op de aangetroffen hoeveelheid softdrugs en de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan. [6]
Heeft de burgemeester gehandeld in overeenstemming met zijn beleidsregel?
7. De bevoegdheid, geregeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, biedt de burgemeester beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om van de bevoegdheid gebruik te maken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
7.1.
De burgemeester hanteert beleid [7] bij het toepassen van zijn bevoegdheden op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Uit de Handhavingsmatrix Drugs in bewoonde woningen dan wel in of op bij de bewoonde woning bij dit beleid blijkt dat bij een eerste overtreding sluiting volgt voor de duur van drie maanden. Bij een tweede overtreding volgt een sluiting voor de duur van zes maanden.
7.2.
In de situatie van verzoeker is sprake van een tweede overtreding. Op grond van het voorgaande heeft de burgemeester de bevoegdheid om dan over te gaan tot sluiting van de woning voor de duur van zes maanden. De burgemeester heeft er echter voor gekozen over te gaan tot een sluiting van de woning en de bijbehorende schuur voor een duur van drie maanden. De burgemeester heeft daarmee binnen zijn beleidsregels gehandeld.
Is de sluiting van de woning voor drie maanden evenredig?
De noodzakelijkheid van de sluiting
8. De Afdeling heeft in de uitspraak van 28 augustus 2019 het specifieke toetsingskader voor woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet weergegeven. [8] Deze uitspraak zal hierna worden aangehaald als ‘de overzichtsuitspraak’.
8.1.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, [9] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de overzichtsuitspraak is de Afdeling ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. In de uitspraak van 6 juli 2022 [10] heeft de Afdeling vervolgens een aantal verduidelijkingen aangebracht. Daarbij heeft de Afdeling geoordeeld:
“Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dit soort gevallen vindt de Afdeling dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.”
8.2.
De burgemeester heeft in paragraaf 2.7 van zijn beleidsregels een aantal (niet limitatieve) situaties waarin sprake is van verzwarende omstandigheden. Onder meer de volgende omstandigheden worden genoemd:
  • verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en munitie;
  • een vermoeden van betrokkenheid van de bewoner(s)/eigenaar/eigenaren/derden die antecedenten op naam hebben;
  • recidive (daaronder in ieder geval begrepen eerdere overtredingen van de Opiumwet en/of eerdere sluiting van eigendommen op grond van artikel 13b van de Opiumwet);
  • gevaarzetting en risico’s voor de bewoners, omwonenden en/of de omgeving.
8.2.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is sprake van recidive, aangezien door de politie op 2 juli 2022 in de woning 1.847 gram henneptoppen is gevonden. Dat dit uiteindelijk niet heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling doet daar niet aan af. Uit vaste rechtspraak volgt dat strafrechtelijke antecedenten waarin de verdachte is vrijgesproken wel mogen worden betrokken door de burgemeester bij de afweging of bestuursrechtelijk gehandhaafd mag worden. [11] Bovendien is verzoeker niet opgekomen tegen het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom en staat dat daarmee in rechte vast.
8.2.2.
Voor de genoemde overtreding van artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester, met zijn besluit van 15 augustus 2022, aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd ten einde verzoeker ertoe te doen bewegen verdere overtredingen van artikel 13b van de Opiumwet na te laten. Desondanks is op 10 januari 2023 door de politie opnieuw een handelshoeveelheid softdrugs (106 gram henneptoppen) in de bij de woning behorende schuur aangetroffen. Niet in geschil is dat er, gelet op de op 10 januari 2023 in de slaapkamer van de woning aangetroffen gebruiksklare shotgun en het mes, sprake is verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en munitie. Met de burgemeester is de voorzieningenrechter van oordeel dat door de aanwezigheid van de (gebruiksklare) wapens sprake is van gevaarzetting voor de bewoners, omwonenden en/of de omgeving van de woning. De verklaring van verzoeker dat hij het wapen geleend had voor de konijnenjacht en het mes als vleesmes gebruikte, acht de voorzieningenrechter niet geloofwaardig maar verder juridisch gezien ook niet van belang. Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 13 januari 2023 dat verzoeker verschillende politieregistraties en antecedenten op zijn naam heeft. Deze antecedenten zien onder andere op het vervaardigen en in bezit hebben van drugs, witwassen, bedreiging, mishandeling en rijden onder invloed. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Dit zijn volgens het beleid van de burgemeester verzwarende omstandigheden.
8.3.
Naast bovengenoemde verzwarende omstandigheden, zijn er, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, ook voldoende aanwijzingen dat er sprake was van loop naar de woning en de bijbehorende schuur in verband met de handel in (soft)drugs. Verzoeker heeft meerdere malen, ook ter zitting, verklaard dat verschillende mensen beschikten over een sleutel van de woning en/of de schuur. Volgens hem zijn zowel op 2 juli 2022 als op 10 januari 2023 de aangetroffen drugs door derden, waaronder zijn neef, in de woning en de schuur neergelegd. Dat duidt erop dat de woning en de schuur gebruikt werden door derden voor de opslag van handelshoeveelheden softdrugs. Ook acht de voorzieningenrechter in dat kader van belang dat de eigenaar van de woning in zijn zienswijze heeft verklaard dat er sprake was van veel bezoekers in de woning.
8.4.
Gelet op 8.2 tot en met 8.3 is de voorzieningenrechter van oordeel de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat sluiting van de woning en de bijbehorende schuur noodzakelijk was om de (dreigende) verstoring van de openbare orde te herstellen en verdere aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning te voorkomen.
De evenredigheid van de sluiting
9. In de in 7.1 aangehaalde uitspraak van 6 juli 2022 heeft de Afdeling over de evenwichtigheid van de sluiting het volgende overwogen:
“Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. In de overzichtsuitspraak is overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.”.
9.1.
Inherent aan een sluiting van de woning is dat verzoeker de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting.
9.1.1.
Verzoeker heeft tijdens de zitting aangevoerd te kampen met diverse medische klachten en beperkingen. Verzoeker heeft deze medische problematiek niet nader onderbouwd met bijvoorbeeld verklaringen van zijn huisarts of specialisten. Het is de voorzieningenrechter vooralsnog niet gebleken dat verzoeker, vanwege deze medische omstandigheden, een bijzondere binding met zijn woning heeft. Verzoeker heeft verder aangevoerd dat hij wanneer de woning gesloten wordt zijn zoontje niet meer kan zien. Verzoeker heeft dit niet verder onderbouwd. De voorzieningenrechter stelt vast dat de zoon van verzoeker niet in de woning, maar bij zijn moeder woont. Dat betekent dat de zoon door de sluiting niet (tijdelijk) dakloos zal worden. Het is de voorzieningenrechter verder niet gebleken dat verzoeker niet in staat zou kunnen zijn (tijdelijk) vervangende huisvesting te vinden. Blijkens de brief van 26 januari 2023, waarin de burgemeester zijn voornemen om tot sluiting over te gaan kenbaar heeft gemaakt, en het bestreden besluit, heeft de burgemeester verzoeker gewezen op mogelijkheden voor het vinden van (tijdelijk) vervangende huisvesting. De voorzieningenrechter acht ook van belang dat verzoeker een verwijt kan worden gemaakt van de overtredingen van de Opiumwet op 2 juli 2022 en 10 januari 2023 en dat er, zoals in 8.2.1 is vastgesteld sprake is van verzwarende omstandigheden, waaronder verboden wapenbezit, gevaarzetting en gevaarzetting en risico’s voor de bewoners, omwonenden en/of de omgeving in verband met het verboden wapenbezit en recidive. Belangrijk daarbij is dat een eerdere waarschuwing, in de vorm van een last onder dwangsom, aan verzoeker om zich onthouden van nieuwe overtredingen van artikel 13b van de Opiumwet geen of onvoldoende effect heeft gehad. Tot slot overweegt de voorzieningenrechter in dit kader dat de burgemeester volgens zijn beleid bevoegd was om de woning en de bijbehorende schuur voor een periode van zes maanden in plaats van drie maanden te sluiten.
9.2.
Gelet hierop is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de sluiting van de woning en de bijbehorende schuur voor een periode van drie maanden evenredig is.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Peters, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

3.Kamerstukken II 2005/06, 30 515, nr. 3, blz. 8 en Kamerstukken 11 2006/07, 30 515, nr. 6. blz. 1
4.De uitspraak van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 14 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:738) en 21 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2830).
7.Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet gemeenten basisteam Veluwe-Noord 2021.
11.Bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:958) en de uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3148).