ECLI:NL:RBGEL:2023:1224

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
05-114704-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor openlijk geweld in vereniging door gebrek aan bewijs en onduidelijkheid over betrokkenheid

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die op 10 maart 2023 door de Rechtbank Gelderland in Zutphen werd behandeld, is de verdachte vrijgesproken van openlijk geweld in vereniging. De tenlastelegging betrof geweldpleging tegen een benadeelde partij op 17 september 2017 in Zutphen, waarbij de verdachte zou hebben deelgenomen aan een groep die geweld heeft gepleegd. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor een veroordeling, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet betrokken was bij het geweld.

De rechtbank overwoog dat voor een bewezenverklaring van openlijk geweld niet vereist is dat elke deelnemer zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Er moet echter sprake zijn van een significante bijdrage aan het geweld. De rechtbank constateerde dat er veel onduidelijkheid bestond over de gebeurtenissen en de rol van de verdachte. Getuigenverklaringen verschilden en er was geen sluitend bewijs dat de verdachte daadwerkelijk geweld had gebruikt of een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het geweld.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als iemand die in vereniging geweld had gepleegd, en sprak hem vrij. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen bewezenverklaring was en de rechtbank geen straf of maatregel oplegde. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.114704.19
Datum uitspraak : 10 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. D. Nieuwenhuis, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2017 te Zutphen openlijk,
te weten op de Stationsstraat en/of de Lokenstraat en/of de Gasthuisstraat en/of de Basseroord, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij] ,
door een of meerdere keren
- die [benadeelde partij] te achtervolgen, althans achter die [benadeelde partij] aan te lopen/rennen en/of
- een fiets en/of meerdere bierflesjes in de richting van die [benadeelde partij] te gooien en/of
- die [benadeelde partij] vast te pakken en/of op de grond te gooien en/of naar de grond te werken en/of
- ( terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) die [benadeelde partij] op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te schoppen en/of
- ( terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) die [benadeelde partij] met een kettingslot, althans een hard en/of
zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of
- die [benadeelde partij] vast te pakken en/of (vervolgens) meerdere knietjes in het gezicht van die [benadeelde partij] te geven en/of
- ( terwijl die [benadeelde partij] werd vastgehouden en/of terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) die [benadeelde partij] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst, althans in het lichaam te steken, althans proberen te steken en/of
- ( met kracht) tegen de heup, althans het lichaam van die [benadeelde partij] te trappen/schoppen.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met de medeverdachten in groepsverband schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [benadeelde partij] . Verdachten zijn meegegaan in een of meer aanvalsgolven tegen [benadeelde partij] , wat maakt dat zij de groep meer dan getalsmatig hebben versterkt. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak. Verdachte heeft geen deel gehad aan het conflict tussen [benadeelde partij] en anderen. Op de camerabeelden is hoogstens te zien dat verdachte een kort moment – op relatief grote afstand - achter [benadeelde partij] aan is gelopen. Nergens uit blijkt dat verdachte het mes waarop een afgeleid onvolledig DNA-hoofdprofiel van hem is aangetroffen, naar [benadeelde partij] heeft gegooid, heeft vastgehad in de nabijheid van [benadeelde partij] dan wel aan iemand heeft gegeven die het mes vervolgens tegen [benadeelde partij] heeft gebruikt. Dat verdachte het mes op enig moment in handen heeft gehad, is onvoldoende voor het aannemen van een voldoende significante bijdrage. Niet kan worden bewezen dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen [benadeelde partij] dan wel nauw en bewust heeft samengewerkt met personen die wel geweld hebben toegepast.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het plegen van openlijk geweld niet is vereist dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het toegepaste geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van fysiek gewelddadige aard hoeft te zijn. Er moet dan wel sprake zijn van gedragingen die het geweld hebben bevorderd. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt” (zie onder meer: HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209).
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat er in totaal drie relatief kort elkaar opeenvolgende momenten van confrontatie lijken te zijn geweest tussen [benadeelde partij] enerzijds en meerdere jongens/mannen anderzijds. Het eerste moment, aan te duiden als het ‘scooterincident’, vond plaats in de Stationsstraat in Zutphen. Het tweede moment was nabij het Stationsplein ter hoogte van de Spar. De derde confrontatie had plaats in een nabij gelegen steeg en bij de parkeerplaats bij de Scapino in Zutphen (Lokenstraat). Op laatstgenoemde plek is [benadeelde partij] in het bezit van een vleesmes aangehouden door de politie. De gebeurtenissen nabij het Stationsplein zijn deels te zien op camerabeelden die in het dossier zijn beschreven en ter zitting van 10 februari 2023 zijn bekeken.
Uit meerdere getuigenverklaringen leidt de rechtbank af dat bij deze drie confrontaties zeer vermoedelijk meer personen aanwezig en betrokken zijn geweest dan de vijf verdachten in deze zaak. De verklaringen van de getuigen over de grootte en samenstelling van de groep tijdens de verschillende momenten lopen namelijk uiteen van 3-4 personen tot zo’n 12 personen. Gezien de voorhanden zijnde verklaringen kan niet gesproken worden over een min of meer constante groep bestaande uit dezelfde personen.
Verder overweegt de rechtbank dat in het dossier veel onduidelijkheid bestaat over wie, waar en wanneer eventueel geweld heeft uitgeoefend tegen [benadeelde partij] dan wel anderszins heeft bijgedragen aan het gebruik van geweld. Ook bestaat onduidelijkheid over de rol van [benadeelde partij] op de verschillende momenten. [benadeelde partij] is bij de rechter-commissaris en ter zitting van 10 februari 2023 als getuige nader gehoord. Bij die gelegenheden heeft [benadeelde partij] dermate afwijkend en wisselend verklaard ten opzichte van zijn eerdere verklaringen bij de politie en ook ten opzichte van wat te zien is op de camerabeelden (“tweede moment”), dat hiermee eerder meer dan minder onduidelijkheid is ontstaan over wat wanneer is gebeurd. Volgens [benadeelde partij] zou hij tijdens het “eerste moment” al geslagen zijn met een (scooter)ketting, gestoken met een mes en zodanig zijn geslagen en geschopt dat toen zijn heup gebroken moet zijn. In elk geval dat laatste roept vragen op, omdat [benadeelde partij] daarna op camerabeeld zichtbaar loopt en bijna rent en hij uiteindelijk ook bij Scapino verderop is uitgekomen.
Ten aanzien van de rol van verdachte in het geheel overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier blijkt dat [benadeelde partij] tijdens voornoemde confrontaties is gestoken ter hoogte van zijn borst en daarbij is geraakt in de linker borstzak van zijn jas en in de twee bierblikjes die hij op dat moment in zijn borstzak had. Bij zijn aanhouding was [benadeelde partij] in het bezit van een vleesmes. In de steeg gelegen tussen de Gasthuisstraat en het Stationsplein, nabij de plek waar [benadeelde partij] is aangehouden, is op aanwijzing van een medeverdachte door de politie een tweede mes aangetroffen. Het betreft een vouwmes met aan het uiteinde een koord met knopen.
Op het lemmet van het vleesmes heeft het NFI groen materiaal aangetroffen dat ook aanwezig was op de bierblikjes die in de borstzak zaten. Uit het onderzoek van het NFI zoals beschreven in het dossier, leidt de rechtbank af dat [benadeelde partij] met het vleesmes moet zijn gestoken. In bemonstering van het vleesmes tussen het heft en de tang is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen, waaronder een afgeleid onvolledig DNA-hoofdprofiel dat met een zeer hoge bewijskracht matcht met het DNA-profiel van [verdachte] geboren op [geboortedatum] . De rechtbank gaat ervan uit dat het hier gaat om verdachte en dat de naam genoemd in het NFI-rapport een kennelijke verschrijving betreft.
Op voornoemde camerabeelden is te zien dat verdachte een glinsterend voorwerp vast heeft en daarmee wijzend naar voren loopt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er dan ook sterke aanwijzingen dat verdachte die avond nabij het Stationsplein met het vleesmes in de hand heeft gelopen, waarmee [benadeelde partij] die nacht is gestoken.
Uit de stukken, de camerabeelden en hetgeen ter zitting is besproken is evenwel niet af te leiden dat verdachte, [benadeelde partij] met het vleesmes heeft gedreigd, laat staan degene is die [benadeelde partij] hiermee op enig moment heeft gestoken. Daarbij overweegt de rechtbank dat op de camerabeelden niet meer is te zien dan dat verdachte met een glinsterende voorwerp, aldus vermoedelijk het vleesmes, in de hand achteruit loopt en uit beeld verdwijnt. Verdachte past ook niet in het profiel dat [benadeelde partij] heeft gegeven van de persoon die hem heeft gestoken, te weten een naar schatting 18-jarige jongen donkerder getint dan de anderen van de groep. Daargelaten dat [benadeelde partij] bij de politie heeft verklaard dat hij is gestoken met een mes dat een touwtje of een franje er aan had. Dat lijkt meer te passen bij het aangetroffen vouwmes.
Noch uit de beschreven camerabeelden noch uit andere stukken is vast te stellen dat verdachte op andere wijze een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan geweld tegen [benadeelde partij] . Het enkele feit dat verdachte ter plaatse is geweest, op enig moment een vleesmes in handen heeft gehad onder de op de beelden zichtbare omstandigheden en op beeld nabij Scapino staat nadat de politie ter plaatse kwam, is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Schrijnend is wel, dat verdachte enerzijds klaagt over zijn vervolging terwijl hij anderzijds meer moet weten van betrokkenheid van anderen bij het voorval maar weigert daarover te verklaren.
Bij gebrek aan bewijs zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert primair een totaalbedrag van
€ 362.955,40 aan materiële schade en € 150.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Subsidiair, indien beoordeling van de materiële schade een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren, vordert de benadeelde partij alleen het smartengeld te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Voorafgaand aan de terechtzitting van 10 februari 2023 heeft de rechtbank een procesbeslissing genomen, die inhield dat een deel van de vordering van de benadeelde partij (te weten het verlies verdiencapaciteit en de pensioenschade) vooralsnog niet inhoudelijk zou worden behandeld, tenzij de rechtbank in raadkamer tot een andere beslissing zou komen en dan het onderzoek zou heropenen.
Aangezien de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt en aldus aan verdachte geen straf of maatregel zal opleggen, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Gelet op dit oordeel bestaat er geen aanleiding terug te komen op de eerdere procesbeslissing.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. P.J.C. Cremers en
mr. M.D.R. Joppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 maart 2023.