ECLI:NL:RBGEL:2023:1223

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
05-114666-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor openlijk geweld in vereniging door gebrek aan bewijs en onduidelijkheid

Op 10 maart 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging tegen een benadeelde partij. De tenlastelegging omvatte verschillende geweldshandelingen, waaronder het achtervolgen, slaan en schoppen van de benadeelde partij. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor een veroordeling, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen bewijs was dat de verdachte geweld had gebruikt of bijgedragen aan het geweld van anderen.

De rechtbank overwoog dat voor een bewezenverklaring van openlijk geweld niet vereist is dat elke deelnemer zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Er moet echter wel sprake zijn van een significante bijdrage aan het geweld. De rechtbank constateerde dat er veel onduidelijkheid bestond over de gebeurtenissen en de rol van de verdachte. Uit getuigenverklaringen bleek dat er mogelijk meer personen betrokken waren bij de confrontaties dan de vijf verdachten in deze zaak.

Na het bestuderen van de camerabeelden en de verklaringen van de betrokkenen, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte geweld had gepleegd of een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was en er geen straf of maatregel werd opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.114666.19
Datum uitspraak : 10 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. F.S. Baardman, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2017 te Zutphen openlijk,
te weten op de Stationsstraat en/of de Lokenstraat en/of de Gasthuisstraat en/of de Basseroord, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij] ,
door een of meerdere keren
- die [benadeelde partij] te achtervolgen, althans achter die [benadeelde partij] aan te lopen/rennen en/of
- een fiets en/of meerdere bierflesjes in de richting van die [benadeelde partij] te gooien en/of
- die [benadeelde partij] vast te pakken en/of op de grond te gooien en/of naar de grond te werken en/of
- ( terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) die [benadeelde partij] op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te schoppen en/of
- ( terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) die [benadeelde partij] met een kettingslot, althans een hard en/of
zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of
- die [benadeelde partij] vast te pakken en/of (vervolgens) meerdere knietjes in het gezicht van die [benadeelde partij] te geven en/of
- ( terwijl die [benadeelde partij] werd vastgehouden en/of terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) die [benadeelde partij] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst, althans in het lichaam te steken, althans proberen te steken en/of
- ( met kracht) tegen de heup, althans het lichaam van die [benadeelde partij] te trappen/schoppen.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met de medeverdachten in groepsverband schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, zoals ten laste is gelegd. Verdachten zijn meegegaan in een of meer aanvalsgolven tegen [benadeelde partij] , wat maakt dat zij de groep meer dan getalsmatig hebben versterkt. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Volgens de raadsvrouw is er geen bewijs dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen [benadeelde partij] dan wel heeft bijgedragen aan door anderen gepleegd geweld. Ook als op de camerabeelden te zien zou zijn dat verdachte zijn arm optilt, dan kan dit niet als een geweldshandeling worden aangemerkt. Verdachte was – op grote afstand van de anderen – aanwezig op de plaats delict tot het moment dat medeverdachte [medeverdachte] door [benadeelde partij] werd gestoken. Hierna is hij van [benadeelde partij] weggerend en heeft hij een getuige gevraagd de politie te bellen. Verdachte heeft geen enkel moment onderdeel uitgemaakt van een groep die geweld heeft gebruikt tegen [benadeelde partij] en arriveerde pas na de komst van de politie bij de Scapino.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het plegen van openlijk geweld niet is vereist dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het toegepaste geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van fysiek gewelddadige aard hoeft te zijn. Er moet dan wel sprake zijn van gedragingen die het geweld hebben bevorderd. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt” (zie onder meer: HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209).
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat er in totaal drie relatief kort elkaar opeenvolgende momenten van confrontatie lijken te zijn geweest tussen [benadeelde partij] enerzijds en meerdere jongens/mannen anderzijds. Het eerste moment, aan te duiden als het ‘scooterincident’, vond plaats in de Stationsstraat in Zutphen. Het tweede moment was nabij het Stationsplein ter hoogte van de Spar. De derde confrontatie had plaats in een nabij gelegen steeg en bij de parkeerplaats bij de Scapino in Zutphen (Lokenstraat). Op laatstgenoemde plek is [benadeelde partij] in het bezit van een vleesmes aangehouden door de politie. De gebeurtenissen nabij het Stationsplein zijn deels te zien op camerabeelden die in het dossier zijn beschreven en ter zitting van 10 februari 2023 zijn bekeken.
Uit meerdere getuigenverklaringen leidt de rechtbank af dat bij deze drie confrontaties zeer vermoedelijk meer personen aanwezig en betrokken zijn geweest dan de vijf verdachten in deze zaak. De verklaringen van de getuigen over de grootte en samenstelling van de groep tijdens de verschillende momenten lopen namelijk uiteen van 3-4 personen tot zo’n 12 personen. Gezien de voorhanden zijnde verklaringen kan niet gesproken worden over een min of meer constante groep bestaande uit dezelfde personen.
Verder overweegt de rechtbank dat in het dossier veel onduidelijkheid bestaat over wie, waar en wanneer eventueel geweld heeft uitgeoefend tegen [benadeelde partij] dan wel anderszins heeft bijgedragen aan het gebruik van geweld. Ook bestaat onduidelijkheid over de rol van [benadeelde partij] op de verschillende momenten. [benadeelde partij] is bij de rechter-commissaris en ter zitting van 10 februari 2023 nader gehoord. Bij die gelegenheden heeft [benadeelde partij] dermate afwijkend en wisselend verklaard ten opzichte van zijn eerdere verklaringen bij de politie en ook ten opzichte van wat te zien is op de camerabeelden (“tweede moment”), dat hiermee eerder meer dan minder onduidelijkheid is ontstaan over wat wanneer is gebeurd. Volgens [benadeelde partij] zou hij tijdens het “eerste moment” al geslagen zijn met een (scooter)ketting, gestoken met een mes en zodanig zijn geslagen en geschopt dat toen zijn heup gebroken moet zijn. In elk geval dat laatste roept vragen op, omdat [benadeelde partij] daarna op camerabeeld zichtbaar loopt en bijna rent en hij uiteindelijk ook bij Scapino verderop is uitgekomen.
Ten aanzien van de rol van verdachte in het geheel volgt uit de eigen verklaring van verdachte dat hij getuige is geweest van het ‘scooterincident’ en aanwezig was bij de confrontatie met [benadeelde partij] ter hoogte van de Spar. Verdachte is kort zichtbaar op de camerabeelden. Daarop is hoogstens te zien dat hij zijn rechterarm iets omhoog doet en op een later moment in versnelde pas achter [benadeelde partij] en anderen aanloopt, nadat [benadeelde partij] achter hem is aangelopen. Noch uit de beschikbare beelden noch anderszins blijkt dat verdachte op enig moment geweld heeft gepleegd of op andere wijze een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd, bijvoorbeeld door anderen op te jutten tot geweld over te gaan.
Schrijnend is wel, dat verdachte enerzijds klaagt over zijn vervolging terwijl hij anderzijds meer moet weten van betrokkenheid van anderen bij het voorval maar weigert daarover te verklaren.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert primair een totaalbedrag van
€ 362.955,40 aan materiële schade en € 150.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Subsidiair, indien beoordeling van de materiële schade een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren, vordert de benadeelde partij alleen het smartengeld van € 150.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Voorafgaand aan de terechtzitting van 10 februari 2023 heeft de rechtbank een procesbeslissing genomen, die inhield dat een deel van de vordering van de benadeelde partij (te weten het verlies verdiencapaciteit en de pensioenschade) vooralsnog niet inhoudelijk zou worden behandeld, tenzij de rechtbank in raadkamer tot een andere beslissing zou komen en dan het onderzoek zou heropenen.
Aangezien de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt en aldus aan verdachte geen straf of maatregel zal opleggen, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De rechtbank ziet dus geen aanleiding terug te komen op de eerdere procesbeslissing.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. P.J.C. Cremers en
mr. M.D.R. Joppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 maart 2023.