ECLI:NL:RBGEL:2023:1222

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
05-114695-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor openlijk geweld in vereniging door gebrek aan bewijs en onduidelijkheid over de rol van de verdachte

Op 10 maart 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging. De tenlastelegging omvatte verschillende gewelddadige handelingen tegen een benadeelde partij, die plaatsvonden op 17 september 2017 in Zutphen. De officier van justitie stelde dat de verdachte samen met medeverdachten in groepsverband geweld had gepleegd, en eiste een gevangenisstraf van negen maanden. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de verdachte slechts had gereageerd op een aanval van de benadeelde partij, die zelf gewapend was met een mes.

De rechtbank overwoog dat voor een bewezenverklaring van openlijk geweld niet vereist is dat elke deelnemer zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Er moet echter wel sprake zijn van een significante bijdrage aan het geweld. De rechtbank constateerde dat er veel onduidelijkheid bestond over de gebeurtenissen en de rol van de verdachte. Getuigenverklaringen wezen op de aanwezigheid van meerdere personen, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte daadwerkelijk geweld had gepleegd of een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het geweld.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet schuldig was aan openlijk geweld in vereniging en sprak hem vrij. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat er geen bewezenverklaring was en de benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.114695.19
Datum uitspraak : 10 maart 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. M.G. Vos, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2017 te Zutphen openlijk,
te weten op de Stationsstraat en/of de Lokenstraat en/of de Gasthuisstraat en/of de Basseroord, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij] ,
door een of meerdere keren
- die [benadeelde partij] te achtervolgen, althans achter die [benadeelde partij] aan te lopen/rennen en/of
- een fiets en/of meerdere bierflesjes in de richting van die [benadeelde partij] te gooien en/of
- die [benadeelde partij] vast te pakken en/of op de grond te gooien en/of naar de grond te werken en/of
- ( terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) die [benadeelde partij] op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te schoppen en/of
- ( terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) die [benadeelde partij] met een kettingslot, althans een hard en/of
zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of
- die [benadeelde partij] vast te pakken en/of (vervolgens) meerdere knietjes in het gezicht van die [benadeelde partij] te geven en/of
- ( terwijl die [benadeelde partij] werd vastgehouden en/of terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag) die [benadeelde partij] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst, althans in het lichaam te steken, althans proberen te steken en/of
- ( met kracht) tegen de heup, althans het lichaam van die [benadeelde partij] te trappen/schoppen.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met de medeverdachten in groepsverband schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [benadeelde partij] . Verdachten zijn meegegaan in een of meer aanvalsgolven tegen [benadeelde partij] , wat maakt dat zij de groep meer dan getalsmatig hebben versterkt. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman is op de camerabeelden te zien dat [benadeelde partij] zelf de aanval kiest. Nadat verdachte door [benadeelde partij] twee maal was gestoken met een mes, heeft hij uit reactie geprobeerd het mes uit de hand van [benadeelde partij] te trappen. Vervolgens is verdachte weggehinkeld, zoals op de camerabeelden is te zien, en naar binnen gegaan om zijn verwondingen te (laten) verzorgen. Hierna heeft het daadwerkelijke geweld tegen [benadeelde partij] plaatsgevonden. Verdachte is daar niet bij aanwezig geweest. Op de camerabeelden is te zien dat [benadeelde partij] na de trapbewegingen van verdachte normaal loopt en rent. Van een gebroken heup was bij [benadeelde partij] op dat moment geen sprake. Subsidiair, in geval van bewezenverklaring van openlijke geweldpleging, heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte een beroep op noodweer(exces) toekomt.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het plegen van openlijk geweld niet is vereist dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het toegepaste geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van fysiek gewelddadige aard hoeft te zijn. Er moet dan wel sprake zijn van gedragingen die het geweld hebben bevorderd. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt” (zie onder meer: HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209).
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat er in totaal drie relatief kort elkaar opeenvolgende momenten van confrontatie lijken te zijn geweest tussen [benadeelde partij] enerzijds en meerdere jongens/mannen anderzijds. Het eerste moment, aan te duiden als het ‘scooterincident’, vond plaats in de Stationsstraat in Zutphen. Het tweede moment was nabij het Stationsplein ter hoogte van de Spar. De derde confrontatie had plaats in een nabij gelegen steeg en bij de parkeerplaats bij de Scapino in Zutphen (Lokenstraat). Op laatstgenoemde plek is [benadeelde partij] in het bezit van een vleesmes aangehouden door de politie. De gebeurtenissen nabij het Stationsplein zijn deels te zien op camerabeelden die in het dossier zijn beschreven en ter zitting van 10 februari 2023 zijn bekeken.
Uit meerdere getuigenverklaringen leidt de rechtbank af dat bij deze drie confrontaties zeer vermoedelijk meer personen aanwezig en betrokken zijn geweest dan de vijf verdachten in deze zaak. De verklaringen van de getuigen over de grootte en samenstelling van de groep tijdens de verschillende momenten lopen namelijk uiteen van 3-4 personen tot zo’n 12 personen. Gezien de voorhanden zijnde verklaringen kan niet gesproken worden over een min of meer constante groep bestaande uit dezelfde personen.
Verder overweegt de rechtbank dat in het dossier veel onduidelijkheid bestaat over wie, waar en wanneer eventueel geweld heeft uitgeoefend tegen [benadeelde partij] dan wel anderszins heeft bijgedragen aan het gebruik van geweld. Ook bestaat onduidelijkheid over de rol van [benadeelde partij] op de verschillende momenten. [benadeelde partij] is bij de rechter-commissaris en ter zitting van 10 februari 2023 nader gehoord. Bij die gelegenheden heeft [benadeelde partij] dermate afwijkend en wisselend verklaard ten opzichte van zijn eerdere verklaringen bij de politie en ook ten opzichte van wat te zien is op de camerabeelden (“tweede moment”), dat hiermee eerder meer dan minder onduidelijkheid is ontstaan over wat wanneer is gebeurd. Volgens [benadeelde partij] zou hij tijdens het “eerste moment” al geslagen zijn met een (scooter)ketting, gestoken met een mes en zodanig zijn geslagen en geschopt dat toen zijn heup gebroken moet zijn. In elk geval dat laatste roept vragen op, omdat [benadeelde partij] daarna op camerabeeld zichtbaar loopt en bijna rent en hij uiteindelijk ook bij Scapino verderop is uitgekomen.
Ten aanzien van de rol van verdachte in het geheel heeft hij zelf verklaard dat hij zag dat een groep jongeren en een lange man, de rechtbank begrijpt [benadeelde partij] , ruzie hadden in de Stationsstraat. Toen hij en medeverdachte [medeverdachte] hierop naar buiten gingen, zagen zij dat [benadeelde partij] een mes in de hand had en daarmee zwaaiende bewegingen maakte. Hierop heeft verdachte samen met [medeverdachte] , [benadeelde partij] bij de hand/arm vastgepakt om het mes van hem af te pakken. [benadeelde partij] wist zich los te rukken, waarop verdachte door hem met het mes in zijn arm werd gestoken. Toen verdachte weg wilde lopen, werd hij door [benadeelde partij] nogmaals, aan de achterkant van zijn rechterbovenbeen, gestoken. Kort voor en nadat verdachte door [benadeelde partij] werd gestoken, heeft hij [benadeelde partij] geschopt; de eerste keer, naar eigen zeggen met de bedoeling het mes uit zijn hand te trappen, de tweede keer uit reactie op het steekgeweld van [benadeelde partij] . In het dossier bevinden zich geen verklaringen of bevindingen die deze door verdachte geschetste gang van zaken weerleggen. Daarentegen vindt zijn verklaring (tot op zekere hoogte) steun in de verklaring van [medeverdachte] en in de beelden, waarop het schoppen is te zien en waarop [benadeelde partij] zichtbaar lijkt te zijn met mes.
Hierna is verdachte met anderen, die losgingen als hyena’s, achter [benadeelde partij] aangelopen de steeg in bij de Scapino. De politie was daar toen inmiddels. Verdachte heeft niet willen zeggen wie die anderen waren.
De rechtbank is van oordeel dat noch uit de camerabeelden noch uit de stukken blijkt dat rond of tijdens het incident waarbij verdachte [benadeelde partij] heeft getrapt, door een ander of anderen enige onrechtmatige geweldshandeling werd toegepast tegen [benadeelde partij] en/of dat op dat moment sprake was van openlijke geweldpleging in vereniging tegen [benadeelde partij] . Gelet hierop kan niet worden gezegd dat ten tijde van het schoppen door verdachte, in het licht bezien van wat hij heeft verklaard over de dreiging die uitging van [benadeelde partij] met het mes, sprake was van een situatie van openlijke geweldpleging in vereniging.
Naast het hiervoor besproken incident is noch uit het dossier noch uit hetgeen ter zitting is besproken, vast te stellen dat verdachte op enig ander moment die avond geweld heeft gebruikt dan wel op andere wijze een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan openlijk geweld in vereniging tegen [benadeelde partij] . Schrijnend is wel, dat verdachte enerzijds klaagt over zijn vervolging terwijl hij anderzijds meer moet weten van betrokkenheid van anderen bij het voorval maar weigert daarover te verklaren.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
De rechtbank komt daarom niet toe aan een afzonderlijke bespreking van het beroep op noodweer(exces) van de verdediging.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert primair een totaalbedrag van
€ 362.955,40 aan materiële schade en € 150.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Subsidiair, indien beoordeling van de materiële schade een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, vordert de benadeelde partij alleen het smartengeld te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Voorafgaand aan de terechtzitting van 10 februari 2023 heeft de rechtbank een procesbeslissing genomen, die inhield dat een deel van de vordering van de benadeelde partij (te weten het verlies verdiencapaciteit en de pensioenschade) vooralsnog niet inhoudelijk zou worden behandeld, tenzij de rechtbank in raadkamer tot een andere beslissing zou komen en dan het onderzoek zou heropenen.
Aangezien de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt en aldus aan verdachte geen straf of maatregel zal opleggen, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Gelet op dit oordeel bestaat er geen aanleiding terug te komen op de eerdere procesbeslissing.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding;
 bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. P.J.C. Cremers en
mr. M.D.R. Joppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 maart 2023.
: