Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 oktober 2022
- het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 1 december 2022 en de daarin genoemde processtukken.
2.De feiten
“In welke bijzondere situaties hebt u geen recht op vergoeding?(…)
- bedragen van nota’s veranderen;
- meer claimen dan de geleden schade;
- (…)
- Wij beëindigen alle schadeverzekeringen die u bij ons hebt. Ook als het gaat om een verzekering waarbij u niet hebt gefraudeerd. U kunt bij ons geen andere verzekeringen meer afsluiten.
- Wij nemen de gegevens op in ons incidentenregister. Dit is een eigen register waarin alleen bevoegde medewerkers van a.s.r. kunnen kijken.
- Wij plaatsen de gegevens van de klant die fraude heeft gepleegd in één of meer registers. Andere verzekeraars kunnen deze gegevens raadplegen via de Stichting CIS (…). “
“6.1 Uw verplichtingenDe juiste gegevens opgeven.U bent verplicht om bij het aanvragen en wijzigen van de verzekering en bij schade de juiste gegevens te verstrekken.(…)6.2 Gevolgen als u zich niet aan uw verplichtingen houdtHoudt u zich niet aan de verplichtingen en schaadt u onze belangen? Dan vergoeden wij uw schade niet. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als u beschadigde zaken hebt weggegooid en wij de schade niet meer kunnen vaststellen.
€ 354.796,73. De schade aan de inboedel hebben zij vastgesteld op een bedrag van
€ 71.470,00, een en ander zoals neergelegd in twee aktes van taxatie (productie 3 van ASR).
“2. Van de schade aan de opstal en het vervangen van de fundering wordt eerst 50% betaald. Vervolgbetalingen vinden plaats naarmate de herbouw en het vervangen vordert en de herbouwnota’s door ons zijn ontvangen. De totale vergoeding bedraagt nooit meer dan de werkelijke gemaakte kosten met een maximum van het vastgestelde schadebedrag.
3.De vordering en het verweer in conventie
4.De vordering en het verweer in reconventie
a. tot ongedaanmaking van de registratie van [ged.conv./eis.reconv.] in het Gebeurtenissenregister, Interne Verwijzingsregister, Incidentenregister en het Externe Verwijzingsregister van de Stichting (CIS, toevoeging rechtbank), dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van
5.De beoordeling
in conventie
Gelet op inhoud en opzet van de Gedragscode, kan tot uitgangspunt worden genomen dat indien een verzekeraar in strijd met de code handelt, sprake is van een ongerechtvaardigde en derhalve onrechtmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verzekerde.
5.6. Dit betekent dat de beslissing van ASR om een persoonlijk onderzoek te doen uitvoeren, dient te worden getoetst aan de in de Gedragscode uitgewerkte beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
‘het opzettelijk misleiden van een verzekeraar om een uitkering te verkrijgen of te behouden onder een verzekeringspolis zonder dat er rechtens een recht op uitkering of andere prestatie bestaat.’Van gerede twijfel leidend tot een redelijk vermoeden van fraude is sprake als bij de verzekeraar het vermoeden is gerezen en ook in redelijkheid heeft kunnen rijzen dat verzekerde verzekeraar - op welke wijze dan ook - bij de uitvoering van de schadebehandeling grondig en/of structureel misleidt of heeft misleid.
5.9. ASR stelt in de inleidende dagvaarding dat zij I-Tek heeft ingeschakeld omdat [ged.conv./eis.reconv.] ondanks herhaald verzoek geen nota’s opstuurde waaruit de herbouw van de schuur kon worden afgeleid. Daardoor kon ASR niet vaststellen of [ged.conv./eis.reconv.] het eerste gedeelte van de aan hem verstrekte uitkering had besteed aan herbouw van de schuur. [ged.conv./eis.reconv.] verleende daarmee -bij herhaling- geen medewerking aan de verdere schadeafwikkeling door ASR.
Onder deze omstandigheden mocht ASR overgaan tot het inzetten van een zwaarder middel in de vorm van het inschakelen van I-Tek om [ged.conv./eis.reconv.] te interviewen en hem te vragen naar documenten waaruit de herbouw van de schuur kon worden afgeleid.
Als die nota’s toen al tot vragen bij ASR zouden hebben geleid (uit hetgeen ASR ter zitting heeft verklaard blijkt overigens niet dat zij naar aanleiding van die nota’s een redelijk vermoeden van fraude had), had zij daarover zelf contact met [ged.conv./eis.reconv.] dienen op te nemen in plaats van I-Tek op hem af te sturen. Gesteld noch gebleken is dat [ged.conv./eis.reconv.] in dat geval vragen over de nota’s en de voortgang van de herbouw niet (naar waarheid) zou hebben willen beantwoorden.
Nu bedoelde nota’s bij ASR kennelijk geen vragen hebben opgeroepen heeft ASR door het niet intrekken van de opdracht aan I-Tek om [ged.conv./eis.reconv.] te bezoeken dan ook gehandeld in strijd met het subsidiariteitsbeginsel.
Overigens was er bij ASR zelfs nog niet een redelijk vermoeden van fraude gerezen nadat
I-Tek tijdens het eerste bezoek aan [ged.conv./eis.reconv.] constateerde dat de nieuwe schuur er nog niet stond, anders dan dat een van de drie facturen deed voorkomen. Méér dan dat toen de gedachte aan fraude wel begon te leven, heeft ASR ter zitting niet verklaard. Waarop die gedachte was gebaseerd heeft ASR ter zitting verder niet toegelicht. Opmerking verdient dat ASR in de inleidende dagvaarding stelt dat [ged.conv./eis.reconv.] bij het vertrek van de onderzoekers op 24 april 2020 heeft verklaard dat de herbouw in volle gang was waarbij hij de onderzoekers wees op werkzaamheden die op dat moment op zijn terrein werden uitgevoerd. Op dat moment kon ASR in redelijkheid niet vermoeden dat [ged.conv./eis.reconv.] helemaal niet van plan was om (daar) een nieuwe schuur te bouwen, maar dat hij wel het resterende bedrag voor de herbouw wenste te ontvangen.
Uit de bijlage waarnaar ASR tijdens de mondelinge behandeling heeft verwezen blijkt immers dat [ged.conv./eis.reconv.] die toestemming op 4 juni 2019 heeft gegeven. Op dat moment was de schade nog niet eens begroot, laat staan dat er al uitkeringen aan [ged.conv./eis.reconv.] hadden plaatsgevonden. Met die toestemming is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder ASR op grond van de Gedragscode een persoonlijk onderzoek bij [ged.conv./eis.reconv.] mocht laten uitvoeren. ASR heeft ter zitting als datum van de gestelde toestemming voor een persoonlijk onderzoek 24 april 2020 genoemd, maar dat blijkt nergens uit. Nu ASR in dit verband naar de hiervoor vermelde bijlage heeft verwezen gaat de rechtbank ervan uit dat hier sprake is geweest van een kennelijke vergissing.
Blijkens de nota van VTD project B.V. met betrekking tot de prefab schuur zijn de factuur- en leverdatum hetzelfde: 15 april 2020. Ofschoon daarmee de indruk wordt gewekt dat de schuur reeds is geleverd, is daarmee nog niet gezegd dat [ged.conv./eis.reconv.] met het overleggen van deze nota het oogmerk heeft gehad om ASR te bewegen tot het doen van hogere uitkering dan waar hij recht op had. Dat zou anders zijn geweest indien [ged.conv./eis.reconv.] toen hij de nota’s aan ASR verzond helemaal niet van plan was om de prefab schuur aan te schaffen. Dat heeft ASR niet gesteld. Sterker nog, [ged.conv./eis.reconv.] heeft nog gesteld dat toen de Turkse onderneming failliet ging hij een offerte voor een prefab schuur heeft aangevraagd bij Qloods alsmede dat Qloods ook eiste dat de schuur vooraf werd betaald, maar dat ASR niet bereid was om het resterende bedrag van de schadevergoeding aan hem uit te betalen. Dit is door ASR niet tegengesproken.
Al met al blijkt hieruit voldoende dat [ged.conv./eis.reconv.] wel degelijk van plan was om met de schade-uitkering van ASR tot herbouw van de schuur over te gaan.
ASR heeft ter zitting -voor het eerst- nog aangevoerd dat nergens uit blijkt dat de warmtepomp die in een van de drie nota’s is opgevoerd is aangeschaft. [ged.conv./eis.reconv.] heeft daartegenover aangevoerd dat de warmtepomp wel is aangeschaft en dat hij de rekening van de warmtepomp op verzoek van ASR aan ASR heeft toegezonden. ASR heeft ter zitting verklaard dat zij die rekening niet heeft ontvangen. De rechtbank gaat aan die betwisting voorbij omdat zij geen goede reden heeft om in deze aan de woorden van [ged.conv./eis.reconv.] te twijfelen. Het enkele insturen van de drie nota’s kan dan ook niet de conclusie rechtvaardigen dat [ged.conv./eis.reconv.] zijn mededelingsplicht heeft geschonden met het oogmerk om ASR te misleiden. Andere feiten en omstandigheden die die conclusie wel kunnen dragen en die niet voortvloeien uit de bevindingen van I-Tek, zijn door ASR niet gesteld, zodat aan nadere bewijslevering niet wordt toegekomen.
In plaats daarvan koos ASR er voor om het persoonlijk onderzoek naar [ged.conv./eis.reconv.] te laten doorgaan. Zoals hiervoor reeds is overwogen was dat op dat moment ten onrechte.
5.22. Ten aanzien van de inboedel geldt dat alle stellingen van ASR aangaande opzettelijke misleiding zijn gebaseerd op de bevindingen van I-Tek, zodat ook in dat kader niet aan nadere bewijslevering wordt toegekomen. Overigens kan ook niet worden vastgesteld of [ged.conv./eis.reconv.] destijds zaken als verloren/beschadigd heeft opgegeven terwijl in werkelijkheid van verlies of beschadiging geen sprake was, nu ASR geen lijst in het geding heeft gebracht met betrekking tot de zaken die destijds door de experts in het kader van de schadevaststelling zijn meegenomen.
- griffierecht € 2.277,00
- salaris advocaat
€ 5.290,00 (2,0 punten x € 2.645,00)
Dit betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder ASR op grond van de algemene voorwaarden zou mogen overgaan tot registratie van [ged.conv./eis.reconv.] in het Gebeurtenissenregister, in het Interne Verwijzingsregister, in het Incidentenregister en in het Externe Verwijzingsregister van de Stichting Centraal Informatie Systeem (CIS). In artikel 6 van de algemene voorwaarden is immers bepaald dat registratie (enkel) plaatsvindt als fraude is gepleegd. De rechtbank volgt ASR om die reden niet in haar betoog dat de interne registraties in het Gebeurtenissenregister en in het Interne Verwijzingsregister hoe dan ook, naar de rechtbank begrijpt ook zonder fraude, zijn toegestaan. Dat de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Verzekeraars interne registratie dit onder voorwaarden toestaat, doet daar niet aan af. Dit betekent dat de vordering tot ongedaanmaking van deze registraties voor toewijzing vatbaar is.
Ten einde executieproblemen te voorkomen geeft de rechtbank ASR in overweging om bewijsstukken van de ongedaanmaking van de registraties aan [ged.conv./eis.reconv.] ter beschikking te stellen.
Dit onderdeel van de vordering wordt dus afgewezen.
Dit betekent dat de gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden afgewezen.
6.De beslissing
8 maart 2023.