ECLI:NL:RBGEL:2023:1189

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1070
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting tijdens verhuizing

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 8 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. Eiser, die op 17 augustus 2021 een auto had geparkeerd in de Subenharastraat te Zevenaar om te helpen bij een verhuizing, ontving een naheffingsaanslag van € 66,20. De heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 19 oktober 2022 werd het beroep behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank moest beoordelen of er sprake was van laden en lossen, wat vrijstelling van parkeerbelasting zou betekenen, of dat er daadwerkelijk sprake was van parkeren.

De rechtbank concludeert dat er gerede twijfel bestaat over de feitelijke gang van zaken ten tijde van de parkeercontrole. Eiser en zijn medeverhuizers stelden dat zij bezig waren met het laden en lossen van verhuisgoederen, terwijl de parkeercontroleurs geen activiteiten hebben waargenomen. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd, omdat de omstandigheden wijzen op laden en lossen. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag en verklaart het beroep gegrond. Eiser krijgt ook een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/1070
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar, verweerder

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 7 december 2021.
Verweerder heeft aan eiser op 17 augustus 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2022 op zitting behandeld. Gezamenlijk en gelijktijdig zijn de beroepen van [naam] (zaaknummer 22/1067) en [naam 2] (zaaknummer 22/1068), in welke zaken dezelfde gemachtigde optreedt, behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en verweerder in de persoon van [naam 3] . De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen nadere stukken in te dienen.
Eiser heeft op 19 oktober 2022 nadere stukken ingediend welke door de rechtbank zijn doorgestuurd naar verweerder. Verweerder heeft hierop schriftelijk gereageerd. Deze reactie is doorgestuurd naar eiser. Vervolgens is namens eiser hierop nog per e-mail gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens, met instemming van beide partijen, het onderzoek zonder nadere zitting gesloten.

Feiten

1. Eiser is kentekenhouder van een auto van het merk Hyundai met kenteken [kenteken] (de auto). De auto stond op 17 augustus 2021 om 11.55 uur geparkeerd in de Subenharastraat te Zevenaar. Op dat moment was voor het aldaar parkeren parkeerbelasting verschuldigd. Eiser heeft hiervoor geen parkeerbelasting voldaan. Verweerder heeft daarom eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 66,20 (€ 65,30 kosten naheffing en € 0,90 parkeerbelasting).
2. Eiser had de auto in de Subenharastraat geparkeerd omdat hij op de betreffende dag mevrouw [naam 4] hielp met verhuizen naar haar nieuwe woning aan de Subenharastraat [nummer] . Hij deed dit samen met [naam] en [naam 2] . Laatstgenoemden hadden in verband daarmee hun auto ook in de Subenharastraat geparkeerd. Verweerder heeft ook aan ieder van hen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd om respectievelijk 11.56 uur en 11.58 uur.
3. Partijen hebben overzichten verstrekt van de door de parkeercontroleurs van de gemeente Zevenaar op 17 augustus 2021 opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting. Voor zover voor deze zaak van belang, blijkt hieruit dat de parkeercontroleurs op genoemde dag de volgende naheffingsaanslagen parkeerbelasting hebben opgelegd:
4. Op Google Maps is het volgende te zien, waarbij de rechtbank het nummer [nummer] heeft toegevoegd bij de woning waar de verhuizing plaatsvond:

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. Meer in bijzonder gaat het hierbij om de vraag of sprake is van laden en lossen dan wel van parkeren.
6. De rechtbank beoordeelt deze zaak aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. In artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2021 van de gemeente Zevenaar (de Verordening) is - overeenkomstig artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet - bepaald dat onder “parkeren” moet worden verstaan “het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.”
8. Onder het begrip “onmiddellijk laden en lossen” dient te worden verstaan het bij voortduring inladen of uitladen van zaken van enige omvang of enig gewicht, onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht en gedurende de tijd die daarvoor nodig is. [1] Het moet gaan om zaken van een zodanige omvang of gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per voertuig ter plaatse kunnen worden gebracht. De bewijslast dat sprake is van onmiddellijk laden of lossen rust op eiser.
9. Eiser voert aan dat geen sprake was van parkeren maar van laden en lossen en dat hij, samen met [naam] en [naam 2] , ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag bezig was met het lossen van verhuisgoederen naar en in de nieuwe woning. Dat de parkeercontroleurs niemand hebben waargenomen, betekent volgens eiser niet dat geen sprake was van laden lossen. Bovendien heeft [naam 4] vóór de verhuizing telefonisch contact gehad met de gemeente Zevenaar. De gemeente is toen akkoord gegaan met het onbetaald neerzetten van de auto ten behoeve van het laden en lossen.
10. Verweerder voert aan dat de parkeercontroleurs niemand hebben kunnen waarnemen die aan het verhuizen was ten tijde van, dan wel vóór het opleggen van de naheffingsaanslagen. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat het beleid is bij de gemeente Zevenaar dat een parkeercontroleur 10 minuten wacht alvorens een naheffingsaanslag op te leggen, juist om zich ervan te vergewissen dat er geen sprake is van activiteiten bij de auto. In dit geval zijn echter geen activiteiten of verhuisgoederen waargenomen en waren de drie betrokken auto's gesloten. Gelet hierop is het volgens verweerder waarschijnlijk dat de verhuizers het laden en lossen hadden onderbroken voor een pauze. Van een telefonische toezegging door de gemeente is verweerder niet op de hoogte.
11. De rechtbank stelt voorop dat verweerder niet betwist dat sprake was van een verhuizing. De drie naheffingsaanslagen zijn opgelegd aan de drie bestuurders die meehielpen bij een verhuizing naar Subenharastraat [nummer] . Tussen partijen is wel in geschil of ten tijde van het opleggen van de drie naheffingsaanslagen – opgelegd tussen 11:55 en 11:58 uur – sprake was van laden en lossen of dat de bestuurders het laden en lossen hadden onderbroken voor een pauze.
12. Uit het hierboven weergegeven overzicht van opgelegde naheffingsaanslagen, in combinatie met de ligging van de parkeerplaatsen aan de westzijde van de Oude Doesburgseweg (niet zichtbaar op de kaart), volgt dat aannemelijk is dat de parkeercontroleurs als route hebben afgelegd: Kampsingel in westelijke richting, Oude Doesburgseweg in noordelijke richting, vervolgens in westelijke richting afgeslagen om van noord naar zuid de Schievestraat te doorlopen, via de Haspelstraat in westelijke richting afgeslagen om van zuid naar noord de (parallel aan de Subenharastraat gelegen) Keizer Hendrikstraat te doorlopen om vervolgens in westelijke richting af te slaan om van noord naar zuid de Subenharastraat te doorlopen, om vervolgens weer via de Haspelstraat in westelijke richting naar de Arnhemseweg (niet zichtbaar op de kaart) te lopen. Er zijn doorsteekjes tussen de Keizer Hendrikstraat en de Subenharastraat, maar de rechtbank ziet geen reden waarom de parkeercontroleurs niet de hele Keizer Hendrikstraat zouden hebben gecontroleerd.
13. De rechtbank merkt op dat uit de bewoordingen van het beroepschrift en het door de gemachtigde opgestelde verslag van de hoorzitting kan worden afgeleid dat volgens de gemachtigde de parkeercontroleurs kennelijk hebben verklaard dat zij na het opleggen van de naheffingsaanslagen nog hebben gekeken of zij activiteiten waarnamen en dat zij dat kennelijk hebben gedaan terwijl zij in gesprek waren bij of ter hoogte van de hoek van de Subenharastraat en de Haspelstraat. De rechtbank heeft ambtshalve kennisgenomen van Google Maps en Google Streetview en is op grond daarvan van oordeel dat het niet aannemelijk is dat – zeker niet als de bomen in blad staan – vanaf die hoek goed zicht bestaat op de parkeerplaatsen direct in de buurt van Subenharastraat [nummer] , waar de auto's hebben gestaan. In de Subenharastraat zijn namelijk bochten aangelegd om parkeerplaatsen te creëren en daar zijn ook bomen aangeplant. Echter, de rechtbank merkt ook op dat
verweerder noch in de uitspraak op bezwaar noch in het verweerschrift zich op deze beweerdelijke verklaring heeft beroepen.
14. Verweerder heeft in het verweerschrift gesteld dat de 10 minuten-regel impliceert dat de parkeercontroleurs 10 minuten wachten vóórdat een naheffingsaanslag wordt opgelegd. Dat zou in dit geval betekenen dat de controleurs vanaf 11:45 uur hebben gewacht totdat zij overgingen tot het opleggen van de eerste naheffingsaanslag van 11:55 uur. Dit is echter onwaarschijnlijk, gelet op de naheffingsaanslag die om 11:44 uur in de parallel gelegen Keizer Hendrikstraat is opgelegd. De 10 minuten wachttijd kan naar het oordeel van de rechtbank echter in redelijkheid zó worden uitgelegd, dat de parkeercontroleurs tot 10 minuten ná het opleggen van de naheffingsaanslag opletten of er niet toch nog activiteiten waarneembaar zijn. Echter, uit het overzicht volgt ook dat om 12:03 uur alweer een naheffingsaanslag op de Haspelstraat is opgelegd. Zoals hierboven al is gesteld, is de Subenharastraat aangelegd met bochtjes voor parkeerhavens en bomen, waardoor er geen vrije doorkijk door de straat is. Bovendien bevonden de auto's zich in het noordelijke deel van de straat, het verst afgelegen van de Haspelstraat. Dit betekent dat aannemelijk is dat al een paar minuten vóór het opleggen van de naheffingsaanslag op de Haspelstraat van 12:03 uur er geen zicht meer was op de auto's. Tussen de eerste naheffingsaanslag van 11:55 uur en de naheffingsaanslag aan de Haspelstraat van 12:03 uur zitten slechts acht minuten.
15. Verweerder heeft voor het overige niets gesteld over de gebruikelijke werkwijze van de parkeercontroleurs in het algemeen en evenmin over de werkwijze in dit concrete geval. Gesteld noch gebleken is dat één van de parkeercontroleurs is achtergebleven om zich ervan te vergewissen dat er geen activiteiten bij de nageheven auto's waren. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de parkeercontroleurs steeds min of meer samen hebben opgelopen. Dit in aanmerking genomen, is op grond van het overzicht van de opgelegde naheffingsaanslagen in combinatie met informatie van Google Maps en Google Streetview niet aannemelijk dat de parkeercontroleurs in dit geval 10 minuten de tijd hebben genomen om met onbelemmerd zicht de situatie rondom de nageheven auto's waar te nemen.
16. Omdat verweerder niet heeft betwist dat sprake was van hulp bij een verhuizing – en ook de rechtbank ziet geen aanleiding daaraan te twijfelen – is daarmee ook gegeven dat er sprake was van laden en lossen. Laden en lossen sluit in een geval als dit bij een verhuizing niet uit dat dit nog enige tijd doorgaat totdat de goederen in de woning of op de plaats van bestemming zijn gelost. [2] De rechtbank acht aannemelijk dat dit bij sommige (heel) zware goederen minstens 10 minuten kan duren voordat die op de juiste plek zijn gelost. Eiser, [naam] en [naam 2] hebben in hun ondertekende verklaringen gesteld dat van laden en lossen sprake is geweest op het moment dat de naheffingsaanslagen werden opgelegd. De weerlegging van deze verklaringen berust in wezen op de gebruikelijke werkwijze dat 10 minuten wachttijd in acht wordt genomen. Zoals hierboven echter al is geoordeeld, kan die werkwijze in dit geval niet dienen als weerlegging, omdat aannemelijk is dat die werkwijze niet (geheel) in acht is genomen.
17. Uit het hiervoor overwogene volgt dat in deze zaak gerede twijfel bestaat over de feitelijke gang van zaken ten tijde van de parkeercontrole en het opleggen van de naheffingsaanslag. Deze twijfel dient niet voor rekening van eiser te komen. In dat geval moet dan het uitgangspunt zijn dat sprake was van verhuizen en dat de auto's nodig waren om goederen te laden en lossen. Dit betekent dat dus geen sprake was van parkeren.
18. Dit betekent dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Aan een bespreking van het beroep op het vertrouwensbeginsel komt de rechtbank niet meer toe.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is gegrond. De naheffingsaanslag moet worden vernietigd. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen.
20. De proceskostenvergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 296. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837. Eiser heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.266. De rechtbank beschouwt voor de toekenning van (proces)kostenvergoeding dit beroep en de beroepen in de zaken 22/1067 en 22/1068 als samenhangende zaken. De rechtbank zal daarom in de zaken 22/1067, 22/1068 en 22/1070 steeds 1/3 van de vastgestelde vergoeding, te weten € 755,33, toekennen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50 aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 755,33 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op .
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:445 en Hoge Raad 12 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2760.
2.Gerechtshof Amsterdam 18 november 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 en Gerechtshof Amsterdam 1 december 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3283.