ECLI:NL:RBGEL:2023:1100

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
396316
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de levering van roerende zaken en aansprakelijkheid voor stagnatieschade in faillissement

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen verschillende partijen over de levering van roerende zaken en de aansprakelijkheid voor stagnatieschade. Eiseressen in conventie, Mud Grond- en Transportwerken V.O.F. en Metaalhandel Dick B.V., hebben PIPM en de curator van twee failliete vennootschappen aangeklaagd. De kern van het geschil betreft de vraag of PIPM verplicht is om bepaalde goederen te leveren aan Mud c.s. en of PIPM en de curator aansprakelijk zijn voor de stagnatieschade die Mud c.s. heeft geleden door het ontzeggen van toegang tot het bedrijfspand.

De rechtbank heeft vastgesteld dat PIPM op 5 augustus 2021 watertanks en procesleidingen heeft verkocht aan Dick, maar dat Mud c.s. niet als partij bij deze koopovereenkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat Mud c.s. onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zij ook recht heeft op de levering van de goederen. De vorderingen van Mud c.s. tegen PIPM zijn afgewezen, omdat PIPM in de onmogelijkheid verkeert om de goederen te leveren, aangezien deze inmiddels aan een derde zijn verkocht.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de curator niet onrechtmatig heeft gehandeld door Mud c.s. de toegang tot het bedrijfspand te ontzeggen. De curator had goede redenen om te vrezen dat PIPM en Mud c.s. zich niet aan de gemaakte afspraken zouden houden. De vorderingen van Mud c.s. tegen de curator zijn eveneens afgewezen. In reconventie heeft PIPM vorderingen ingesteld tegen Mud c.s. voor schade aan het bedrijfspand, maar ook deze vorderingen zijn afgewezen, omdat PIPM onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde schade.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/396316 / HZ ZA 21-391
Vonnis van 8 maart 2023
in de zaak van

1.MUD GROND- EN TRANSPORTWERKEN V.O.F.,

gevestigd te Dalfsen,
2.
METAALHANDEL DICK B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat: mr. H.J.F. Dullemond te Zwolle,
tegen

1.PLATINUM INDUSTRIAL PLANT & MACHINERY B.V.,

gevestigd te Bloemendaal,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. P. Ingwersen te Haarlem,

2.[gedaagden 2+3] ,

in hoedanigheid van curator in het faillissement van Gecombineerde Pluimvee Slachterijen (G.P.S.) B.V.,
kantoorhoudende te [plaats] ,
3.
[gedaagden 2+3],
in hoedanigheid van curator in het faillissement van G.P.S. Nunspeet Vastgoed B.V.,
kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagden in conventie,
advocaat: mr. C.H. Strijkert te Harderwijk.
Partijen worden hierna afzonderlijk Mud, Dick, PIPM, de curator van GPS en de curator van GPS Vastgoed genoemd.
Eiseressen in conventie worden hierna gezamenlijk ook Mud c.s. genoemd.
Gedaagden sub 2 en 3 in conventie worden hierna gezamenlijk ook de curator genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 16 maart 2022,
- het tussenvonnis van 10 augustus 2022,
- de producties 29 en 30 van Mud c.s.,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 januari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Mud exploiteert een onderneming op het gebied van sloopwerkzaamheden.
2.2.
Dick exploiteert een onderneming op het gebied van handel in metalen.
2.3.
PIPM exploiteert een onderneming op het gebied van handel in industriële activa, voorraden en inventaris.
2.4.
Op 19 november 2020 is de curator – na een surséance van betaling –
als zodanig aangesteld in de faillissementen van GPS en GPS Vastgoed.
2.5.
GPS exploiteerde een vleeskuikenslachterij. In het kader van haar bedrijfsactiviteiten maakte GPS gebruik van de aan GPS Vastgoed toebehorende bedrijfsgebouwen en het bedrijfsterrein gelegen aan de Oosteinderweg 104 te Nunspeet (hierna: het Bedrijfspand).
2.6.
Op 15 januari 2021 hebben de curator van GPS en PIPM een schriftelijke koopovereenkomst ondertekend ter zake de verkoop van activa aan PIPM (hierna: de Activaovereenkomst).
2.7.
Op 1 februari 2021 is in het faillissement van GPS Vastgoed het onroerend goed, waaronder het Bedrijfspand, verkocht aan Schootbrugge. Op 9 juli 2021 heeft de levering van het Bedrijfspand aan Schootbrugge plaatsgevonden.
2.8.
Tussen PIPM, Schootbrugge en de curator is medio 2021 discussie ontstaan over de vraag welke zaken aan PIPM waren verkocht en welke zaken aan Schootbrugge. Onderdeel van die discussie was de vraag of bepaalde zaken roerend dan wel onroerend zijn en daarmee samenhangend of bepaalde zaken al dan niet bestanddeel zijn van andere verkochte zaken. Dit heeft geleid tot veel correspondentie tussen partijen waarbij de oorspronkelijke lijst met zaken waarover discussie bestond flink is teruggebracht. Over een aantal zaken bleven partijen echter verdeeld.
2.9.
Op 29 juni 2021 heeft PIPM een lijst aan Dick toegestuurd met zaken die
gekocht konden worden. Op 2 juli 2021 heeft PIPM met Dick overeenstemming bereikt over de verkoop van een aantal zaken. Op 5 juli 2021 heeft PIPM de koopsom van € 40.000,00 exclusief btw gefactureerd aan Dick.
2.10.
In een e-mail van 5 augustus 2021 (16:05 uur) heeft PIPM aan Dick geschreven:
“Hi Alex/Dick,
Voor de goede orde; vandaag zijn we overeengekomen met Dick/Marc dat zij van
ons alle in mapje 3 (alle extra nummers, m.u.v. de ventilatoren-wand en m.u.v. de
wasbakken) + mapje 4 (de vacuüm leidingen / sec leidingwerk gerelateerd aan het
proces) kopen. (…)”
2.11.
Later op 5 augustus 2021 heeft PIPM de koopsom van € 45.000,00 exclusief btw gefactureerd aan Dick met de omschrijving
“Overname roerende zaken conform e-mail D. Draijer d.d. 5-8-2021 om 16:05 uur”. Tevens heeft PIPM een werkbeschrijving toegestuurd.
2.12.
Op 9 augustus 2021 heeft de curator Mud c.s. de toegang tot het Bedrijfspand ontzegd omdat zij twee geïsoleerde warmwatertanks (hierna: watertanks) van het terrein wilde verwijderen (waarover partijen discussie hadden). Op 10 augustus 2021 heeft Mud c.s. zichzelf toch toegang tot het terrein verschaft door een hekwerk te verwijderen. Schootbrugge heeft vervolgens de politie gebeld om Mud c.s. van het terrein te laten verwijderen.
2.13.
Bij e-mail van 10 augustus 2021 heeft PIPM aan de advocaat van de curator geschreven (vet weggelaten, rechtbank):
“Hedenmorgen heeft u, als vertegenwoordiger van de curator, de combinatie Mud/Lubbers de toegang tot het terrein van GPS in Nunspeet ontzegd. U bent zelfs zover gegaan om daar de politie erbij te halen. Telefonisch meldde u mij desgevraagd dat dit inderdaad een ‘heftige beslissing’ is geweest.
Ik heb u telefonisch benaderd omdat ik wil de-escaleren. Ten gevolge van uw beslissing lijdt mijn cliënte immers grote schade. Indien u volhardt bij uw beslissing om in samenspraak met Schootbrugge mijn cliënte het werken op locatie onmogelijk te maken en haar daarbij niet laat beschikken over door haar ingeschakelde derden/kopers, komt de contractuele oplevertermijn die met de curator is afgesproken in gevaar. Voorts lijdt cliënte door uw handelwijze schade en wordt zij mogelijk geconfronteerd met claims.
In afwachting van de terugkomst van de curator en het voeren van een gesprek op locatie (cliënte doet daartoe het voorstel om dat opvrijdag 20 augustus a.s. in Nunspeette doen) zouden cliënte en de door haar ingeschakelde derden (Mud/Lubbers) toch gewoon de werkzaamheden waarover geen discussie bestaat, moeten kunnen voortzetten. Ik wijs u er op dat het uw plicht is schade voor derden te beperken! Onder protest en onder handhaving van haar claims dienaangaande is cliënte bereid de tanks genoemd onder FDR 498 voorlopig te laten staan en voor de komende dagen per dag een plan/protocol op te stellen op basis waarvan de werkzaamheden (exclusief de tanks) weer hervat kunnen worden. Begrijp ik het goed dan zou dagelijks, voorafgaand aan de werkdag, tripartite overleg (ter plaatse) gehouden kunnen worden tussen Alex Koel (PIPM), Jan [betrokkene 1] en
Mud/Lubbers. Cliënte heeft mij toegezegd vandaag nog met een plan van aanpak dienaangaande te komen. Ik verzoek u dringend hier serieus naar te kijken en niet langer te volharden in uw buitenproportionele weigering om ter plekke werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Vanzelfsprekend houd ik de curator namens cliënte aansprakelijk voor de schade die cliënte inmiddels heeft geleden, lijdt en nog zal lijden. Ik hoop en verwacht dat u op uw dwalingen per ommegaande terug komt en constructief en voortvarend de draad met cliënte c.s. oppakt. Ik heb daartoe hierboven een constructief voorstel gedaan!”
2.14.
Na overleg had Mud c.s. vanaf 23 augustus 2021 weer toegang tot het Bedrijfspand. Het was Mud c.s. echter niet toegestaan om de watertanks en de procesleidingen te verwijderen.
2.15.
Mud c.s. heeft op 12 oktober 2021 conservatoir beslag tot levering van roerende zaken gelegd op de watertanks en procesleidingen. Dit beslag is inmiddels opgeheven.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
Mud c.s. vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
i.
PrimairPIPM te veroordelen om de koopovereenkomst tussen haar en Mud c.s. volledig na te komen door alsnog de “in deze bedoelde goederen” aan Mud c.s. te (doen) leveren, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag, of een deel daarvan, dat PIPM in gebreke blijft aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
Subsidiairvoor recht te verklaren dat PIPM toerekenbaar tegenover Mud c.s. tekort is geschoten en gehouden is aan Mud c.s. vervangende schadevergoeding te betalen, alsmede PIPM te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan Mud c.s., nader op te maken bij staat;
Voor recht te verklaren dat PIPM en de curator hoofdelijk aansprakelijk zijn ten aanzien van Mud c.s. voor de door haar geleden stagnatieschade, alsmede PIPM en de curator te veroordelen om aan Mud c.s. te betalen de door Mud c.s. geleden stagnatieschade, nader op te maken bij staat;
De curator te veroordelen om aan Mud c.s. te betalen een bedrag van € 8.787,90, voor de door Mud c.s. geleden schade aan twee vorkheftrucks, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 11 oktober 2021 dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag van algehele voldoening;
De curator en PIPM hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, waaronder de beslagkosten.
3.2.
Mud c.s. legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
Ten aanzien van PIPM
Op grond van de koopovereenkomst moet PIPM alsnog bepaalde goederen – alle procesleidingen en twee watertanks – aan Mud c.s. leveren.
In het geval dat levering/nakoming hiervan onmogelijk is, hebben Mud c.s. recht op vergoeding van alle schade als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten door PIPM.
Op grond van wanprestatie/onrechtmatige daad heeft Mud c.s. verder recht op vergoeding van de stagnatieschade. In de periode 10 augustus 2021 (volledige ontzegging)/24 augustus 2021(gedeeltelijke ontzegging) tot 30 september 2021 (afgesproken einddatum) heeft Mud c.s. tevergeefs personeel en materiaal moeten aanhouden voor de verwijdering van de betreffende zaken. PIPM heeft herhaaldelijk medegedeeld dat Mud c.s. elk moment weer met de werkzaamheden zou kunnen aanvangen en daarom is het personeel en materiaal al die tijd beschikbaar gebleven. PIPM heeft verder de belangen van Mud c.s. moedwillig geschaad en tegenover haar onzorgvuldig gehandeld door de stagnatie voort te laten duren/niet te beëindigen. Mud c.s. begroot de stagnatieschade op € 103.610,40.
Ten aanzien van de curator
Op grond van onrechtmatige daad heeft Mud c.s. recht op vergoeding van de hiervoor genoemde stagnatieschade. Het niet verschaffen van (gedeeltelijke) toegang door de curator tot het Bedrijfspand is onrechtmatig.
Op grond van onrechtmatige daad heeft Mud c.s. ook recht op vergoeding van de schade aan twee vorkheftrucks. In opdracht van de curator heeft de heer [betrokkene 1] aan elkaar vaststaande vorkheftrucks losgetrokken, waardoor twee vorkheftrucks van Mud c.s. zijn beschadigd. Deze schade bedraagt € 8.787,91.
Ten aanzien van PIPM en de curator
Mud c.s. leidt uit het achterhouden van informatie aan de zijde van de curator en
P.I.P.M. ook af, dat zij iets te verbergen hebben en zij het op een dealtje hebben willen
gooien om zo hun eigen belangen te laten prefereren boven die van Mud c.s., hetgeen
in de gegeven feiten en omstandigheden eveneens als onrechtmatig jegens Mud c.s.
aangemerkt dient te worden.
3.3.
De conclusie van PIPM strekt tot afwijzing van de vorderingen met hoofdelijke veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Mud c.s. in de proceskosten en de rente.
PIPM voert (onder meer) het volgende aan als verweer:
De watertanks en procesleidingen zijn uitsluitend verkocht aan Dick (en niet ook aan Mud);
PIPM betwist de omvang van de verkochte procesleidingen;
PIPM verkeert in de onmogelijkheid om te leveren;
Er is afgesproken hoe deze kwestie financieel moet worden afgewikkeld;
De aansprakelijkheid en (hoogte van de) schade wordt betwist.
3.4.
De conclusie van de curator strekt tot afwijzing van de vorderingen met hoofdelijke veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Mud c.s. in de proceskosten en de nakosten.
De curator betwist dat hij onrechtmatig tegenover Mud c.s. heeft gehandeld door haar de toegang tot het (terrein van het) Bedrijfspand te ontzeggen. De curator betwist ook vorkheftrucks te hebben beschadigd.
In reconventie
3.5.
PIPM vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Mud c.s. hoofdelijk veroordeelt om een bedrag van € 4.843,02 te betalen aan PIPM, te vermeerderen met de rente van artikel 6:119 BW hierover vanaf 17 december 2021 tot de dag van algehele voldoening;
II. Voor recht verklaart dat Mud c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor de kosten die bij PIPM in rekening kunnen/zullen worden gebracht voor het repareren/terugplaatsen van de wand bij de waterzuivering en, voor zover PIPM daarvoor tegenover de curator en/of Schootbrugge aansprakelijk zou zijn, voor de kosten voor het vervaardigen en terugplaatsen van vervangende deksels voor de mangaten in de watertanks;
III. Mud c.s. hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de procedure in reconventie, waaronder begrepen de nakosten, onder de bepaling dat Mud c.s. de rente van artikel 6:119 BW over deze kosten hoofdelijk is verschuldigd wanneer deze niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis aan PIPM zijn voldaan.
3.6.
PIPM legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
Tijdens de demontagewerkzaamheden heeft Mud schade aan het Bedrijfspand veroorzaakt. Mud c.s. is gehouden om de herstelkosten aan PIPM te vergoeden. Het betreft de volgende posten:
afvoeren van olie uit goten: € 2.693,28;
afvoeren van olie uit de vetafscheider: € 1.247,75;
het repareren van de bekabeling bij de bloedlijn: € 901,99;
het repareren/terugplaatsen van de wand bij de waterzuivering: deze kosten worden geschat op € 2.500,00;
vervangende deksels voor de mangaten: deze kosten zijn afhankelijk van de vraag of PIPM aansprakelijk is voor de kosten voor de vervangende deksels voor de mangaten.
Dick heeft bij de uitvoering van de koopovereenkomsten met PIPM gebruik gemaakt van de diensten van Mud. Mud nam in dat kader als uitvoerder/projectleider de leiding over het demonteren en afvoeren van de door Dick van PIPM gekochte zaken. Tijdens het uitvoeren van deze werkzaamheden heeft Mud schade aan het Bedrijfspand veroorzaakt en (al dan niet bewust) olie geloosd in de afvoer. Gelet daarop is Dick op grond van artikel 6:74 en 6:76 BW aansprakelijk voor de schade die Mud als haar hulppersoon bij het verrichten van de demontagewerkzaamheden heeft aangebracht. Nu zowel Mud als Dick geweigerd hebben de schade te herstellen en de olie af te voeren, is Dick gehouden de kosten (en daarmee schade) aan PIPM te vergoeden. Naast Dick is Mud zelf aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW voor de schade die zij – ondanks de duidelijke werkinstructies van PIPM en de curator – aan het Bedrijfspand heeft toegebracht, bestaande uit het lekken/lozen van olie.
3.7.
De conclusie van Mud c.s. strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van PIPM in de proceskosten.
Mud c.s. betwist dat zij aansprakelijk is voor de diverse schadeposten. In dat kader betwist zij (onder meer) schade aan het Bedrijfspand te hebben toegebracht.

4.De beoordeling

In conventie
Ten aanzien van PIPM
De vorderingen van Mud: partij bij de koopovereenkomst?
4.1.
Niet in geschil is dat op 5 augustus 2021 PIPM aan Dick heeft verkocht watertanks en procesleidingen. Partijen twisten over de vraag of ook Mud partij bij de koopovereenkomst is.
4.2.
PIPM betwist dit en voert daartoe het volgende aan (vgl. ook r.o. 2.9 e.v.).
Op 2 juli 2021 heeft PIPM voor het eerst bepaalde zaken aan Dick verkocht. De correspondentie hierover heeft PIPM uitsluitend met Dick gevoerd. Alleen PIPM en Dick hebben over deze koop onderhandeld. Uiteindelijk zijn zowel de bevestiging van deze koopovereenkomst als de factuur die daarop betrekking heeft aan Dick toegestuurd. Mud heeft vervolgens in opdracht van Dick (een groot deel van) de demontagewerkzaamheden uitgevoerd en had hierover contact met PIPM.
Ook de onderhandelingen over de (financiële afwikkeling van de) verkoop op 5 augustus 2021 van de watertanks en de procesleidingen heeft PIPM uitsluitend met Dick gevoerd.
Dat Mud als uitvoerder/projectleider namens Dick tijdens een bespreking op 3 augustus 2021 aanwezig was, maakt niet dat PIPM de zaken ook aan Mud heeft verkocht. Mud was tijdens deze bespreking slechts aanwezig om een beeld te krijgen van de omvang van zaken die zij mogelijk later voor Dick zou moeten verwijderen.
Gelet op de verkoop van de watertanks en procesleidingen aan Dick heeft PIPM op 5 augustus 2021 de factuur die daarop betrekking heeft aan Dick toegestuurd.
4.3.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting heeft Mud c.s. onvoldoende onderbouwd gesteld dat (ook) Mud partij is bij de koopovereenkomst met PIPM. De enkele verwijzing naar de in r.o. 2.10 geciteerde e-mail van 5 augustus 2021 is daarvoor onvoldoende. Bovendien was de betreffende e-mail van PIPM volgens haar voornamelijk bedoeld om haar eigen projectleider te informeren over het feit dat het Dick en Mud (namens Dick) vanaf dat moment toegestaan was om de watertanks en procesleidingen te demonteren en uit het Bedrijfspand te verwijderen. Verder heeft PIPM de factuur die ziet op de verkoop van de watertanks en procesleidingen toegestuurd aan Dick. Dat de factuur
“om praktische redenen”aan Dick is toegestuurd, heeft Mud c.s., gelet op de betwisting hiervan door PIPM, onvoldoende onderbouwd.
4.4.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van Mud onder sub i en ii, (voor zover) die zien op nakoming en/of het tekortschieten van PIPM in de nakoming van haar verbintenissen uit de koopovereenkomst, zullen worden afgewezen.
De vorderingen van Dick: de (omvang van de) verkochte procesleidingen
4.5.
PIPM betwist de stellingen van Dick over de (omvang van de) verkochte procesleidingen. Volgens PIPM is niet verkocht al het leidingwerk van het productieproces behorende bij de verschillende machinerie die in gebruik waren bij GPS. PIPM voert daartoe aan dat zij op 5 augustus 2021, naast de factuur, ook een werkbeschrijving aan Dick heeft gestuurd (zie in r.o. 2.11). Deze werkbeschrijving correspondeert met de eerder verstrekte foto’s en daarin is per ruimte gespecificeerd welke zaken zijn verkocht en verwijderd mogen worden. Dat (foto)mapje 4 een niet limitatieve opsomming betreft is dus onjuist.
4.6.
Gelet op dit verweer van PIPM, de inhoud van de in r.o. 2.10 geciteerde e-mail van 5 augustus 2021 en de inhoud van de door PIPM aangehaalde werkomschrijving, heeft Dick onvoldoende onderbouwd gesteld dat alle procesleidingen zijn verkocht. De rechtbank oordeelt dan ook dat alleen zijn verkocht de procesleidingen waarvan foto’s zitten in mapje 4 (productie 8 van Mud c.s.).
De primaire vordering onder sub i: onmogelijkheid om het verkochte te leveren?
4.7.
Op de zitting bleek dat Schootbrugge het Bedrijfspand (met de watertanks en procesleidingen) heeft verkocht en geleverd aan Mudde & Kok Holding B.V. Dit brengt mee dat het verweer van PIPM dat zij thans in de onmogelijkheid verkeert om de watertanks en procesleidingen aan Dick te leveren slaagt. De primaire vordering onder sub i zal daarom worden afgewezen.
De subsidiaire vordering onder sub i: afspraak over financiële afwikkeling
4.8.
Partijen zijn het erover eens dat indien en voor zover litigieuze goederen niet rechtsgeldig aan Mud c.s. verkocht mochten blijken te zijn – omdat deze goederen niet rechtsgeldig aan PIPM verkocht zouden zijn door de curator – partijen een eventuele verschuldigde schadevergoeding op grond van toerekenbaar tekortschieten zouden berekenen op basis van de door Mud c.s. betaalde koopprijs. PIPM legt deze afspraak zo uit dat in het geval de rechtbank in de vrijwaringszaak en/of in de tussen PIPM en de curator aanhangige procedure tot het oordeel komt dat de watertanks en procesleidingen niet door de curator aan PIPM zijn verkocht, de koopsom van € 45.000,00 pro rato door PIPM moet worden terugbetaald (als schadevergoeding). Mud c.s. heeft deze uitleg van de afspraak niet betwist.
4.9.
Mud c.s. heeft wel aangevoerd dat deze afspraak niet geldt als PIPM moedwillig en bewust afstand heeft gedaan van haar rechten uit de koopovereenkomst met de curator. Gelet op de gemotiveerd betwisting hiervan door PIPM heeft Mud c.s. echter onvoldoende onderbouwd dat die situatie zich hier voordoet. In de procedures tussen PIPM en de curator blijkt overigens het tegendeel; daar betoogt PIPM dat de curator ten aanzien van de watertanks en de procesleidingen is tekortgeschoten in de nakoming van zijn (leverings)verplichtingen uit de Activaovereenkomst.
4.10.
In die procedures tussen PIPM en de curator komt de rechtbank tot het oordeel dat de watertanks niet door de curator aan PIPM zijn verkocht. Dit heeft tot gevolg dat op basis van genoemde afspraak de koopsom van € 45.000,00 exclusief btw pro rato door PIPM moet worden terugbetaald aan Dick (als schadevergoeding). Partijen dienen zich bij akte uit te laten over wat dit betekent voor de vorderingen van Mud c.s. en meer specifiek: welk bedrag van de koopprijs destijds zag op de watertanks.
De subsidiaire vordering onder sub i: overmacht?
4.11.
De vraag of de procesleidingen door de curator aan PIPM zijn verkocht wordt in de procedures tussen PIPM en de curator niet beantwoord. Dit betekent dat het beroep van PIPM op de in r.o. 4.8 weergegeven afspraak niet opgaat. Daar waar PIPM bloot stelt dat deze afspraak redelijkerwijs zo moet worden uitgelegd dat die afspraak ook ziet op het geval dat de curator PIPM niet in staat stelt gekochte zaken in bezit te nemen gaat dit – gelet op de betwisting hiervan door Mud c.s. – niet op. Dat de curator PIPM niet in staat heeft gesteld de procesleidingen in bezit te nemen heeft PIPM overigens onvoldoende onderbouwd (vergelijk ook hierna in r.o. 4.13).
4.12.
Partijen zijn het erover eens dat PIPM tegenover Dick ten aanzien van de procesleidingen tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit de koopovereenkomst. In geschil is of PIPM – nu dit niet valt onder de in r.o. 4.8 genoemde afspraak – zich op overmacht kan beroepen.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Het beroep op overmacht bouwt voort op de stelling van PIPM dat de curator (ten onrechte) heeft geweigerd de procesleidingen aan PIPM te leveren. Gelet op de betwisting hiervan door Mud c.s. heeft PIPM echter onvoldoende onderbouwd gesteld dat dit zich hier voordoet. Uit de tussen PIPM en de curator aanhangige procedures volgt ook niet dat de curator (ten onrechte) heeft geweigerd de procesleidingen aan PIPM te leveren. Sterker nog: in die procedures oordeelt de rechtbank dat de curator niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn (leverings)verplichtingen uit de Activaovereenkomst.
4.14.
Het voorgaande betekent dat de subsidiaire vordering onder sub i van Dick zal worden toegewezen. Met dien verstande dat de rechtbank in deze procedure zal oordelen over de gevorderde
“vervangende schadevergoeding”– de rechtbank begrijpt: de schade die het gevolg is van het toerekenbaar tekortschieten – en dus niet zal verwijzen naar de schadestaat. Omdat het debat over de hier bedoelde schade van Dick nog onvoldoende is uitgekristalliseerd, dienen partijen zich hierover bij akte uit te laten. Dit met inachtneming van het bepaalde in r.o. 4.6 over de omvang van de verkochte procesleidingen.
4.15.
Mud c.s. heeft op de zitting verklaard dat van het gekochte de watertanks en een vorkheftruck verreweg de grootste waarde hebben. Hieruit volgt dat de waarde van de niet geleverde procesleidingen beperkt is. Dit impliceert dat de schade die het gevolg is van het toerekenbaar tekortschieten door PIPM ten aanzien van de procesleidingen ook beperkt is. De rechtbank geeft partijen daarom in overweging hierover een regeling te treffen.
De vordering onder sub ii: PIPM aansprakelijk voor stagnatieschade?
4.16.
In geschil is verder of PIPM aansprakelijk is voor de door Mud c.s. gestelde stagnatieschade.
4.17.
PIPM betwist dit en voert daartoe het volgende aan.
De stagnatieschade is uitsluitend het gevolg van het handelen van de curator. De curator heeft namelijk Mud c.s. op 9 augustus 2021 de toegang tot het Bedrijfspand ontzegd en op 10 augustus 2021 de politie ingeschakeld om Mud c.s. en PIPM van het bedrijfsterrein te verwijderen. Dat PIPM de belangen van Mud c.s. moedwillig heeft geschaad en onzorgvuldig heeft gehandeld door de stagnatie voort te laten duren, is onjuist en op geen enkele wijze onderbouwd. PIPM heeft Mud c.s. ook niet steeds geïnformeerd dat “alles goed zou komen”. Wel heeft PIPM verschillende pogingen ondernomen om de curator te bewegen om haar en Mud c.s. weer toegang tot het Bedrijfspand te verlenen; verwezen wordt naar de in r.o. 2.13 geciteerde e-mail van PIPM aan de curator van 10 augustus 2021. Ook PIPM werd destijds niet toegestaan om demontagewerkzaamheden in het Bedrijfspand voort te zetten.
4.18.
In het licht van deze gemotiveerde betwisting heeft Mud c.s. de stellingen waarop zij de aansprakelijkheid van PIPM voor de stagnatieschade heeft gegrond: (i) dat PIPM herhaaldelijk heeft medegedeeld dat Mud c.s. elk moment weer met de werkzaamheden zou kunnen aanvangen (en daarom het personeel en materiaal al die tijd beschikbaar is gebleven); (ii) dat PIPM de belangen van Mud c.s. moedwillig heeft geschaad en ten aanzien van Mud c.s. onzorgvuldig heeft gehandeld door de stagnatie voort te laten duren/niet te beëindigen, onvoldoende onderbouwd.
4.19.
Voor zover de stelling van Mud c.s., dat de curator en PIPM het op een dealtje hebben willen gooien om zo hun eigen belangen te laten prefereren boven die van Mud c.s., een zelfstandige grondslag voor aansprakelijkheid is, gaat dit evenmin op. PIPM en de curator hebben dit betwist en een onderbouwing hiervan ontbreekt.
4.20.
De vordering onder sub ii zal zodoende worden afgewezen.
Conclusie
4.21.
De conclusie is dat de subsidiaire vordering onder sub i van Dick zal worden toegewezen als weergegeven in r.o. 4.14. De overige vorderingen van Mud c.s. ten aanzien van PIPM zullen worden afgewezen.
4.22.
Partijen dienen zich bij akte uit te laten over het volgende:
Wat het oordeel van de rechtbank, dat de watertanks niet door de curator aan PIPM zijn verkocht en daarom op basis van de daartoe strekkende afspraak van partijen de koopsom van € 45.000,00 exclusief btw pro rato door PIPM moet worden terugbetaald aan Dick (als schadevergoeding), betekent voor de vorderingen van Mud c.s. en meer specifiek: welk bedrag van de koopsom destijds zag op de watertanks.
De schade van Dick als gevolg van het door PIPM ten aanzien van Dick tekortschieten in de nakoming van haar verbintenissen uit de koopovereenkomst met betrekking tot (het niet leveren van) de procesleidingen; dit met inachtneming van het bepaalde in r.o. 4.6 en 4.15 over de omvang van de verkochte procesleidingen.
De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen van woensdag 5 april 2023 voor uitlating akte. Mud c.s. is de eisende partij en zij dient zich daarom als eerste hierover uit te laten. Vervolgens krijgt PIPM de gelegenheid om hierop bij antwoordakte te reageren.
4.23.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Ten aanzien van de curator
De vordering onder sub ii: onrechtmatig handelen door ontzeggen toegang?
4.24.
In geschil is of de curator onrechtmatig heeft gehandeld (een zorgplicht heeft geschonden) tegenover Mud c.s. door haar enige tijd de toegang tot het (terrein van het) Bedrijfspand te ontzeggen.
4.25.
De curator betwist dit en voert daartoe (onder meer) het volgende aan.
De curator heeft de Activaovereenkomst gesloten met PIPM. PIPM ontleent daaraan het recht op toegang tot (het terrein van) het Bedrijfspand. Vast staat dat de curator geen contractuele relatie heeft met Mud c.s. Tegenover de curator heeft Mud c.s. (dus) ook geen eigen recht op toegang. Dit brengt mee dat de curator zich mocht laten leiden door enerzijds de belangen van de boedel en anderzijds de afspraken met PIPM. De curator hoefde in beginsel geen rekening te houden met (indirecte en afgeleide) belangen van Mud c.s.
Dat wil niet zeggen dat de curator in het geheel geen rekening met Mud c.s. heeft gehouden.
Bij zijn afweging heeft de curator zich vanzelfsprekend gerealiseerd dat zijn stellingname voor de betrokkenen nadelen met zich brengt. Daartegenover staat de taak van curator om in de eerste plaats de belangen van de gezamenlijke schuldeisers te dienen. Meer in het bijzonder staan de belangen van Mud c.s. er niet aan in de weg dat de curator zich in zijn contractuele relatie met PIPM mag beroepen op een wettelijk opschortingsrecht.
Gedeeltelijke opschorting van de verplichting van de curator om aan PIPM toegang te
verlenen (te weten voor zover het de toegang van Mud c.s. betrof) was in dit geval
toegestaan en gerechtvaardigd, nu PIPM en Mud in woord en daad hadden laten blijken dat
zij de met de curator gemaakte afspraken niet respecteerden en dat zij deze ook in de
toekomst niet zouden respecteren. PIPM schoot tekort in haar verplichtingen uit de
activaovereenkomst doordat zij willens en wetens schade toebracht, althans onder haar
verantwoordelijkheid liet toebrengen, aan het Bedrijfspand en daarbij inbreuk maakte op de
rechten van derden (artikel 6:262 lid 1 en/of art 6:52 lid 1 BW), althans de curator had goede reden te vrezen dat PIPM haar verplichtingen uit de Activaovereenkomst niet zou nakomen (artikel 6:263 lid 1 en/of artikel 6:52 BW). De curator had meermalen vastgesteld dat PIPM zich zaken toe-eigende die niet tot het verkochte behoorden of waarover op zijn minst gerede twijfel bestond. Toen PIPM, althans de door PIPM ingeschakelde partij(en), waaronder Mud c.s., willens en wetens overgingen tot het (doen) verwijderen van zaken – waaronder de watertanks – van het Bedrijfspand en het terrein, waarbij bovendien willens schade werd of zou worden toegebracht, kon en mocht de curator besluiten zoals hij heeft gedaan. PIPM, dan wel Mud c.s. pleegde(n) feitelijk eigenrichting, waartegen de curator in zijn beleving niet anders kon dan optreden.
4.26.
Mud c.s. heeft dit alles niet weersproken. Gelet daarop mocht de curator zijn verplichting om aan PIPM toegang te verlenen (ook voor zover het de toegang van Mud c.s. betrof) gedeeltelijk opschorten; van onrechtmatig handelen tegenover Mud c.s. is dan ook geen sprake.
4.27.
Ten overvloede: in de procedures tussen PIPM en de curator oordeelt de rechtbank als gezegd dat de watertanks – die Mud c.s. op 10 augustus 2021 wilde verwijderen (zie in r.o. 2.12) – niet zijn verkocht aan PIPM. Daaruit volgt dat de curator PIPM/Mud c.s. destijds op goede gronden (tijdelijk) de toegang tot het Bedrijfspand heeft ontzegd om te voorkomen dat deze watertanks verwijderd zouden worden.
4.28.
De stelling van Mud c.s. dat onrechtmatig is dat de curator haar ook geen gedeeltelijke toegang heeft willen verlenen, gaat evenmin op. De curator heeft in dat verband aangevoerd dat op basis van mededelingen en gedragingen van Mud c.s. en PIPM onvoldoende vertrouwen bestond dat zij zich zouden houden aan de randvoorwaarden die door de curator en Schootbrugge aan PIPM werden gesteld. Mud c.s. heeft dat niet weersproken. De curator mocht daarom de voorwaarde stellen dat hij eerst met PIPM nadere werkafspraken zou maken, voordat zij Mud c.s. weer zou toelaten. Dit geldt temeer nu Mud c.s. op 10 augustus 2021, ondanks ontzegging daartoe, zichzelf toegang had verschaft tot het (terrein van het) Bedrijfspand door een hekwerk te verwijderen.
4.29.
Voor zover de stelling van Mud c.s., dat de curator en PIPM het op een dealtje hebben willen gooien om zo hun eigen belangen te laten prefereren boven die van Mud c.s., een zelfstandige grondslag voor aansprakelijkheid is, gaat dit evenmin op. De curator en PIPM hebben dit als gezegd betwist en een onderbouwing hiervan ontbreekt.
4.30.
De vordering onder sub ii zal zodoende worden afgewezen.
De vordering onder sub iii: beschadiging vorkheftrucks?
4.31.
De curator heeft betwist dat de betreffende vorkheftrucks door of vanwege de curator zijn aangeraakt. In dat verband heeft hij aangevoerd dat de heer [betrokkene 1] , die volgens Mud c.s. in augustus 2021 de betreffende schade veroorzaakt zou hebben, sinds maart 2021 niet meer voor de boedel werkt (en zijn eventuele gedragingen dus niet aan de curator kunnen worden toegerekend). In het licht van deze betwisting heeft Mud c.s. onvoldoende onderbouwd dat de curator voor de gestelde schade aansprakelijk is. Ook deze vordering van Mud c.s. zal daarom worden afgewezen.
Conclusie
4.32.
De conclusie is dat de vorderingen ten aanzien van de curator zullen worden afgewezen.
4.33.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
In reconventie
4.34.
In geschil is of Mud c.s. aansprakelijk is voor de door PIPM gestelde kosten voor het laten herstellen van de schade aan het Bedrijfspand, het laten afvoeren van olie en het vervangen van de deksels voor de mangaten van de watertanks.
Posten a en b: het afvoeren van olie uit de goten en de vetafscheider
4.35.
Mud c.s. betwist aansprakelijk te zijn voor de kosten van het afvoeren van olie uit de goten en de vetafscheider. Mud c.s. voert daartoe (onder meer) het volgende aan.
Partijen zijn overeengekomen dat de heer [betrokkene 1] , althans PIPM, ervoor zou zorgen dat alle te demonteren goederen ontdaan zouden zijn van olie. Tegen de verwachting en afspraken in bevond zich in een aantal pompen echter olie. Alleen al daarom is Mud c.s. niet aansprakelijk.
Op de ter plaatse aanwezige chemische wasplaats heeft (slechts) een minimale lekkage plaatsgevonden door werkzaamheden van Mud c.s. waarbij olie is gelekt in de daarvoor bestemde goten/chemische buffer. Deze chemische wasplaats is bij uitstek bedoeld voor het opvangen van (vervuilende) materialen zoals de gelekte olie. Hierbij geldt dat Mud c.s. de goten direct grondig heeft schoongemaakt. Ook daarom is van aansprakelijkheid geen sprake.
Verder hebben meerdere partijen – waaronder de failliete kippenslachterij – deze chemische wasplaats gebruikt voor allerlei chemische werkzaamheden. In het geval van aansprakelijkheid van Mud c.s. valt niet in te zien waarom zij alle kosten voor het legen van de buffers moet betalen.
De stelling van PIPM dat de vetafscheiders hun werk niet (voldoende) hebben gedaan, wordt door Mud c.s. betwist. Mud c.s. was hiermee ook niet bekend.
Uit het door Mud c.s. (als productie 29) overgelegde bericht van de Omgevingsdienst blijkt dat de vetafscheiders hun werk wel degelijk hebben gedaan.
Uit de door PIPM overgelegde facturen (producties G21 en G22) volgt dat er kennelijk ruim acht ton olie/water/slipafval is verwijderd, terwijl er van de door Mud c.s. gelekte olie een minimale hoeveelheid in de vetafscheiders is gekomen. Uit deze afgevoerde hoeveelheid blijkt al dat PIPM kosten zonder enige grondslag voor rekening van Mud c.s. tracht te laten komen. Een dergelijke grote hoeveelheid afgevoerd chemisch materiaal duidt ook op meerdere vervuilingen, dan wel het gebruik van de chemische wasplaats ten tijde van GPS en daarna door PIPM en derden op de wasplaats. Mud c.s. is daarvoor niet aansprakelijk
4.36.
PIPM heeft dit alles niet, althans voldoende gemotiveerd, weersproken. In het bijzonder heeft PIPM niet (voldoende gemotiveerd) bestreden (i) dat de heer [betrokkene 1] , althans PIPM, ervoor zou zorgen dat alle te demonteren goederen ontdaan zouden zijn van olie; (ii) dat de olie is gelekt in de daarvoor bestemde goten/chemische buffer. Evenmin heeft PIPM haar (door Mud c.s. betwiste) stelling onderbouwd, dat de betreffende goten niet waren aangesloten op vetafscheiders dan wel de vetafscheiders hun werk onvoldoende hebben gedaan (en Mud c.s. dit kon weten). Gelet daarop heeft PIPM onvoldoende onderbouwd gesteld dat Mud c.s. aansprakelijk is voor de kosten van het afvoeren van de olie, temeer nu Mud c.s. heeft aangevoerd dat uit de door PIPM overgelegde facturen volgt dat er kennelijk ruim acht ton olie/water/slipafval is verwijderd, terwijl er van de door Mud c.s. gelekte olie slechts een minimale hoeveelheid in de vetafscheiders is gekomen (wat ook niet is betwist door PIPM). De vorderingen van PIPM ter zake het afvoeren van olie zullen dan ook worden afgewezen.
Post c: het repareren van de bekabeling bij de bloedlijn
4.37.
Omdat PIPM haar stelling dat Mud c.s. schade heeft toegebracht aan de bekabeling bij de bloedlijn niet met concrete feiten en omstandigheden heeft onderbouwd zal – gelet op de gemotiveerde betwisting hiervan door Mud c.s. – ook deze vordering van PIPM worden afgewezen.
Post d: het repareren/terugplaatsen van de wand bij de waterzuivering
4.38.
Het verweer van Mud c.s. dat zij ten aanzien van deze post niet in verzuim is slaagt. Vast staat dat Mud c.s. niet in gebreke is gesteld. De stelling van PIPM dat zij uit de gedragingen en de inhoud van de brieven van Mud c.s. mocht opmaken dat Mud c.s. niet tot herstel van de door Mud veroorzaakte schade zou overgaan, heeft zij niet concreet onderbouwd. Uit de in het geding gebrachte stukken volgt dat ook niet (zonder meer). Het beroep van PIPM op verzuim zonder ingebrekestelling op basis van artikel 6:83 sub a en sub b BW gaat dan ook niet op. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Post e: vervangende deksels voor de mangaten van de watertanks
4.39.
Op de zitting bleek dat de watertanks inmiddels zijn verkocht aan een derde. Niet gesteld of gebleken is dat PIPM aansprakelijk is (gesteld) voor kosten ter zake vervangende deksels voor de mangaten van de watertanks. Zonder nadere maar ontbrekende toelichting valt niet in te zien dat PIPM belang heeft bij deze vordering. De vordering zal dan ook wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
Conclusie
4.40.
De conclusie is dat de vorderingen van PIPM zullen worden afgewezen.
4.41.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
Ten aanzien van Mud c.s. - PIPM
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 5 april 2023voor het nemen van een akte door Mud c.s. waarin zij zich mag uitlaten over het bepaalde in r.o. 4.22, waarna PIPM de gelegenheid zal krijgen om, eveneens op een termijn van vier weken, een antwoordakte te nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Ten aanzien van Mud c.s. - de curator
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
In reconventie
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms, mr. K.H.A. Heenk en mr. J.P. Mesman en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.
jm/kh/pb