ECLI:NL:RBGEL:2022:970

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
C/05/396990 KG RK 21/894
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve aanwijzingen voor vooringenomenheid

In deze zaak heeft verzoekster op 7 december 2021 een wrakingsverzoek ingediend tegen rechter J.M.W. van de Sande van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem. Verzoekster voelde zich niet meer in staat om op de onpartijdigheid van de rechter te vertrouwen, vooral na de afwijzing van haar verzoek om uitstel van de zitting in de hoofdzaak, die gepland stond op dezelfde dag. Verzoekster was van mening dat de rechter haar de schuld gaf voor het langdurige procesverloop en dat dit haar aanleiding gaf om de rechter te wraken. De wrakingskamer heeft de procedurele beslissingen van de rechter beoordeeld en geconcludeerd dat deze beslissingen geen grond voor wraking vormen. De wrakingskamer benadrukte dat procedurele beslissingen, die verzoekster onwelgevallig zijn, in beginsel geen basis voor wraking kunnen zijn. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter. De motivering van de afwijzing van het uitstelverzoek werd als een belangenafweging gezien, waarbij de rechter zowel de belangen van verzoekster als de voortgang van de zaak in overweging had genomen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De beslissing is openbaar uitgesproken op 21 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/396990 KG RK 21/894
beslissing van 21 februari 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster],
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. J.M.W. van de Sande,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoekster van 7 december 2021 inclusief bijlagen;
  • het proces-verbaal van de zitting van de enkelvoudige kamer van 7 december 2021;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 21 december 2021;
  • e-mail van verzoekster van 8 februari 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 14 februari 2022. Verzoekster is verschenen via beeldverbinding en heeft haar wrakingsverzoek nader toegelicht. De rechter is niet verschenen en dat heeft zij van tevoren aan de wrakingskamer laten weten.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met zaakgegevens AWB 17/6307 (de hoofdzaak). Verzoekster heeft blijkens haar wrakingsverzoek samengevat het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
Verzoekster heeft een met stukken onderbouwd verzoek gedaan om uitstel van de geplande zitting in haar hoofdzaak op 7 december 2021. Bij brief van 30 november 2021 is haar verzoek om uitstel echter afgewezen. Het laten doorgaan van deze zitting zonder dat verzoekster daarbij aanwezig kon zijn, is in strijd met het verdedigingsbeginsel. Verder stelt verzoekster dat de verwijten, die haar worden gemaakt in de brief van 30 november 2021 en in het proces-verbaal van de zitting, onterecht en feitelijk onjuist zijn en bovendien kwetsend. De rechter zet verzoekster klem en geeft haar ten onrechte de schuld van de processituatie en van het feit dat deze procedure inmiddels zo lang loopt. De rechter oordeelt op voorhand en gaat zelf op de stoel van een arts of psychiater zitten als zij oordeelt dat verzoekster wel in staat is om de zitting bij te wonen of om een gemachtigde te zoeken en bij te praten over haar zaak. Verzoekster wil graag dat serieus omgegaan wordt met verhinderdata op grond van medische redenen.
Ter zitting in onderhavige wrakingsprocedure heeft verzoekster nog toegelicht dat het proces-verbaal van de zitting niet klopt. De zitting van 7 december 2021 zou niet doorgaan, maar op de ochtend van de zitting bleek weer dat die zitting wel doorging. Verschillende medewerkers van de rechtbank hebben daar tegenstrijdige informatie over gegeven. Verzoekster had geen skypelink gehad en voelt zich buiten spel gezet.
Verder zijn haar veiligheid en privacy geschonden. Ter zitting heeft verzoekster daarover gezegd dat het niet juist is dat de behandeling van de zaak steeds is uitgesteld vanwege haar psychische problemen. Dat uitstel heeft in beginsel te maken met de privacyschending door de gemeente Ede. Het gaat erom dat eerst die kwesties worden behandeld door de rechter. Pas daarna kan worden gekeken naar de inhoud van de zaak en hoe de veiligheid van verzoekster kan worden gewaarborgd.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. De reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
De rechter stelt dat de zitting op 7 december 2021 is gepland in overleg met partijen. Verzoekster heeft zich hiertegen verzet en verzocht om uitstel van de zitting. Dat uitstel heeft zij gemotiveerd afgewezen. Volgens de rechter volgt uit de tekst van wrakingsverzoek buiten twijfel dat dat uitsluitend is ingediend om uitstel van de zitting te bewerkstelligen. Gelet op de recente ontwikkelingen in de jurisprudentie [1] had de rechter dit verzoek niet in behandeling hoeven nemen omdat uit de tekst van het wrakingsverzoek ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat in het verzoek geen enkel feit en geen enkele omstandigheid is vermeld waaruit kan volgen dat de rechterlijke onpartijdigheid van haar als zittingsrechter schade kan lijden of dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat.
Verder concludeert de rechter dat zij neutraal en onpartijdig staat ten opzichte van zowel
verzoekster als de heffingsambtenaar van de gemeente Ede en dat zij niets heeft gedaan of nagelaten om de schijn van het tegendeel te wekken.
3.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat de rechter uit hoofde van haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter met betrekking tot een procespartij vooringenomen is, althans dat de dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid is bij de beoordeling van het wrakingsverzoek van belang. De wrakingskamer is van oordeel dat in het onderhavige geval niet is gebleken dat de rechter vooringenomen is of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is en overweegt hiertoe het volgende.
3.3.
Verzoekster heeft in haar wrakingsverzoek van 7 december 2021 vermeld dat zij niet meer op de onpartijdigheid van en bewaking van rechtsgelijkheid door de rechtbank kon vertrouwen en zij de rechter moest wraken indien de zitting die dag zou doorgaan. Verzoekster heeft het gevoel dat haar verzoek om uitstel is afgewezen omdat de schuld voor het langdurige procesverloop in de hoofdzaak door de rechter bij verzoekster wordt gelegd. Hieruit volgt dat de afwijzing van haar verzoek tot uitstel van de zitting voor verzoekster reden is geweest de rechter te wraken.
3.4.
De wrakingskamer overweegt hierover als volgt. Het al dan niet toewijzen van een verzoek tot uitstel van de behandeling ter zitting betreft een beslissing met een procedureel karakter. Ook de verzoeken aan verzoekster om de redenen voor haar verhindering met medische stukken te onderbouwen binnen de daarvoor gegeven termijnen, hebben een procedureel karakter. De wrakingskamer kan geen oordeel geven over de juistheid van een procedurele beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in de hoofdzaak is belast met de behandeling van de zaak. Procedurele beslissingen, die verzoekster onwelgevallig zijn, kunnen als zodanig in beginsel dan ook geen grond voor wraking vormen. Wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan in beginsel geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen –, niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven [2] .
3.5.
De wrakingskamer ziet in de motivering van de afwijzing van het uitstelverzoek geen aanwijzing voor (de schijn van) vooringenomenheid. De motivering van de beslissing van de rechter geeft blijk van een belangenafweging. De rechter heeft duidelijk een afweging gemaakt tussen enerzijds het belang van verzoekster om haar zaak goed te kunnen voorbereiden en anderzijds het belang van voortgang van de zaak. Ook heeft de rechter de persoonlijke omstandigheden van verzoekster in deze belangenafweging betrokken. De gegeven motivering en de gekozen bewoordingen geven, naar objectieve maatstaven gemeten, geen blijk van vooringenomenheid. Dat de belangenafweging in het nadeel van verzoekster is uitgevallen en het enkele feit dat zij het gevoel heeft gekregen dat de schuld van de duur van de procedure bij haar wordt gelegd, is geen reden om de schijn van partijdigheid aan te nemen. Hieruit volgt dan ook niet dat de rechterlijke onpartijdigheid van de rechter schade zou kunnen lijden.
3.6
Ook anderszins bevat het wrakingsverzoek geen feiten en omstandigheden waaruit vooringenomenheid is af te leiden. De vrees daarvoor is ook niet objectief gerechtvaardigd. Verzoekster geeft aan dat de rechter ten onrechte niet eerst het probleem van haar privacyschending en van haar veiligheid adresseert. Het is aan de rechter die de zaak behandelt hoe deze dat doet. Dat de rechter dat niet doet op de wijze zoals verzoekster voor ogen staat, levert geen zwaarwegende aanwijzingen op voor het oordeel dat de rechter vooringenomen is. Dat de gemeente Ede de privacy van verzoekster zou hebben geschonden, kan niet aan de rechter worden verweten en is dus evenmin een grond voor wraking. Dit geldt ook voor een eventuele schending van de privacy van verzoekster door medewerkers van de rechtbank. Voor zover verzoekster daarover klaagt, is deze klacht doorgezonden door het klachtenbureau van deze rechtbank.
3.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4.Beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Tegelaar, voorzitter, mr. A.S.W. Kroon en mr. D.R. Sonneveldt, rechters, in tegenwoordigheid van […], griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2022.
De griffier is verhinderd de beslissing te ondertekenen
Griffier
In plaats van de voorzitter tekent mr. D.R. Sonneveldt
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open

Voetnoten

1.Hoge Raad (HR) 16 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:370
2.HR 25 september 2018, nr. 18/02675, ECLI:NL:HR:2018:1413