ECLI:NL:RBGEL:2022:909

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
C/05/373048 / HA ZA 20-402
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbenoeming in civiele procedure inzake bouwkosten en prijsreductie

In deze civiele procedure, aangespannen door de besloten vennootschap ZWAMMERDAM BOUW B.V. tegen een gedaagde, is op 23 februari 2022 door de Rechtbank Gelderland een vonnis gewezen. De zaak betreft een deskundigenbenoeming voor het vaststellen van de bouwkosten van een bijgebouw en de vraag of er sprake is van minderwerk. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 29 september 2021 partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van een deskundige. De partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de deskundige, waarbij ZWAMMERDAM BOUW B.V. de heer [betrokkene 1] voorstelde, terwijl de gedaagde de heer [betrokkene 2] voorstelde, die wel ingeschreven staat in het Landelijk Register van Gerechtelijk Deskundigen. De rechtbank heeft uiteindelijk de heer [betrokkene 2] benoemd als deskundige, omdat zijn inschrijving in het register een indicatie van ervaring biedt.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding is voor heroverweging van eerdere beslissingen met betrekking tot aanvullende kosten en bouwrente, omdat de gedaagde geen aanspraak kan maken op vergoeding van de kosten voor een nieuw dak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de prijs voor het appartementengebouw al was bepaald en dat er geen reden is om deze prijs aan te vullen. De deskundige is opgedragen om de bouwkosten voor het bijgebouw te berekenen, met als peildatum 1 januari 2015. Het vonnis bevat ook gedetailleerde instructies voor de deskundige en de partijen over de verdere procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/373048 / HA ZA 20-402
Vonnis van 23 februari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZWAMMERDAM BOUW B.V.,
gevestigd te Bodegraven,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E. de Jongh te 's-Gravenhage,
tegen
[ged.conv./eis.reconv.],
wonende te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M. de Jong te Kerkdriel.
Partijen zullen hierna Zwammerdam en [ged.conv./eis.reconv.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 september 2021
  • de akte uitlaten van Zwammerdam van 3 november 2021
  • de akte uitlaten van [ged.conv./eis.reconv.] van 3 november 2021
  • de antwoordakte van Zwammerdam van 1 december 2021
  • de antwoordakte van [ged.conv./eis.reconv.] van 29 december 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere veroordeling

2.1.
In het tussenvonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voornemen van de rechtbank om een deskundige te benoemen voor een onderzoek naar een redelijke prijs voor het bijgebouw (r.o. 4.10).
2.2.
Daarnaast is [ged.conv./eis.reconv.] in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of de dakconstructie, anders dan in de bouwtekening getekend, niet in staal maar in hout is uitgevoerd en of en in hoeverre dat tot een prijsreductie zou moeten leiden in de zin van minderwerk. Ook in dat verband is partijen gevraagd zich uit te laten over een deskundige die over de hoogte van dit (mogelijke) minderwerk kan rapporteren (r.o. 4.15).
Bijgebouw
2.3.
Partijen hebben voorafgaand aan hun daarna genomen aktes met elkaar overlegd om te bezien of zij het eens konden worden over de persoon die in dezen als deskundige kan worden benoemd. Zij hebben daarover geen overeenstemming bereikt. Zwammerdam heeft voorgesteld om de heer [betrokkene 1] van [bedrijf 1] als deskundige te benoemen, waartegen [ged.conv./eis.reconv.] bezwaar heeft omdat hij niet is ingeschreven in het Landelijk Register van Gerechtelijk Deskundigen. Omdat hij ook niet als deskundige voorkomt in de gepubliceerde jurisprudentie heeft [ged.conv./eis.reconv.] , zoals hij stelt, geen goed beeld van diens competenties. [ged.conv./eis.reconv.] stelt voor om de heer [betrokkene 2] van [bedrijf 2] als deskundige te benoemen. De heer [betrokkene 2] is wél ingeschreven in het landelijk register.
2.4.
De rechtbank volgt [ged.conv./eis.reconv.] in zijn bezwaar. Weliswaar is inschrijving in het landelijk register geen voorwaarde voor benoeming, maar uit een inschrijving kan wél worden afgeleid dat men ervaring heeft als deskundige in een gerechtelijke procedure. Daarom zal de door [ged.conv./eis.reconv.] voorgestelde heer [betrokkene 2] als deskundige worden benoemd, die immers wél in het register is ingeschreven. De rechtbank passeert daarmee het bezwaar van Zwammerdam dat de heer [betrokkene 2] niet bekend en ervaren zou zijn met bouwcalculaties nu hij zich op zijn website primair als een bouwkundig schadedeskundige zou profileren. Dit bezwaar snijdt naar het oordeel van de rechtbank geen hout; een schadedeskundige zal ook moeten kunnen calculeren. De heer [betrokkene 2] heeft de rechtbank laten weten dat het onderzoek binnen zijn expertisegebied ligt. Hij heeft laten weten dat hij bereid is om in deze zaak een benoeming als deskundige te aanvaarden. Het door hem opgegeven voorschot op zijn kosten bedraagt € 1.663,75. Zoals in het tussenvonnis overwogen, dient Zwammerdam dit voorschot te voldoen (r.o. 4.11). In het dictum van dit vonnis zullen daarover nadere instructies volgen.
Dakconstructie
2.5.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft zich in zijn akte niet uitgelaten over het tweede onderdeel waarvoor hem een akte werd verzocht, namelijk over een mogelijke prijsreductie in de zin van minderwerk, verband houdende met een mogelijke andere uitvoering van het dak. [ged.conv./eis.reconv.] brengt in zijn akte uitsluitend naar voren dat hij een nieuw dak wil hebben en dat Zwammerdam hem de kosten daarvan zou moeten vergoeden. Met een prijsreductie neemt hij geen genoegen. In het tussenvonnis is echter overwogen dat [ged.conv./eis.reconv.] geen aanspraak toekomt op een vergoeding van de kosten voor een nieuw dak (r.o. 4.14). De rechtbank blijft bij dat oordeel. Nu [ged.conv./eis.reconv.] zich dus niet heeft uitgelaten over de hoogte van een mogelijke prijsreductie in verband met een mogelijke andere uitvoering, komt de rechtbank niet meer toe aan een (verdere) beoordeling van de vraag of en in hoeverre [ged.conv./eis.reconv.] enige compensatie in verband daarmee toekomt.
Geen heroverweging
2.6.
Zwammerdam heeft de rechtbank in haar tweede akte na tussenvonnis verzocht om heroverweging van haar in het tussenvonnis gegeven beslissing tot afwijzing van haar vordering van € 154.364,60 voor aanvullende kosten en € 59.138,00 aan bouwrente (r.o. 4.12). Zwammerdam stelt dat zij tijdens de mondelinge behandeling geen mogelijkheid heeft gekregen voor een weerwoord op het verweer dat [ged.conv./eis.reconv.] daartegen heeft gevoerd. De rechtbank zou deze kosten daarom ten onrechte hebben afgewezen.
2.7.
Eisen van een goede procesorde kunnen meebrengen dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerder door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte, eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen (ECLI:NL:HR:2008:BC2800).
2.8.
Dat sprake is van een eindbeslissing als hiervoor bedoeld is duidelijk. De rechtbank heeft in het tussenvonnis immers uitdrukkelijk en zonder voorbehoud overwogen dat de betreffende vorderingen niet toewijsbaar zijn. Aan dat oordeel ligt ten grondslag dat [ged.conv./eis.reconv.] er niet op had hoeven rekenen dat hij naast de geoffreerde prijs van € 392.040,00, aanvullende kosten en bouwrente zou zijn verschuldigd. Bovendien, zo heeft de rechtbank daaraan in het tussenvonnis toegevoegd, heeft Zwammerdam geen weerwoord meer gegeven op het uitgebreide verweer dat [ged.conv./eis.reconv.] daartegen heeft gevoerd.
2.9.
Om die laatste overweging is het Zwammerdam nu te doen. Zwammerdam stelt dat hij tijdens de mondelinge behandeling geen gelegenheid heeft gekregen voor een weerwoord.
2.10.
De rechtbank volgt Zwammerdam daarin niet. Aan het begin van de mondelinge behandeling hebben partijen, zoals aangekondigd in het tussenvonnis waarin de mondelinge behandeling is bepaald, gelegenheid gekregen om, eventueel aan de hand van door hen over te leggen spreekaantekeningen, hun stellingen en verweren nader toe te lichten. En tegen het einde van de mondelinge behandeling hebben partijen afsluitende opmerkingen kunnen maken. Dat Zwammerdam die ook aan haar geboden ruimte niet heeft benut voor een weerwoord zoals zij dat kennelijk wilde geven, komt voor haar rekening. Het lag niet op de weg van de rechter om haar daarnaar te vragen. Als Zwammerdam voor een weerwoord meer tijd nodig zou hebben gehad dan haar als vrije spreektijd was gegeven, dan had zij voorafgaand aan de mondelinge behandeling om een verlenging van spreektijd kunnen vragen of daar nog tijdens de mondelinge behandeling om kunnen vragen. Ook had Zwammerdam de rechter kunnen voorstellen zich naar aanleiding van het uitgebreide verweer tegen deze door haar gevorderde kosten en rente uit te laten in een nadere akte. Ook dat heeft zij niet gedaan.
2.11.
Los daarvan steunt het door Zwammerdam bestreden oordeel primair op de overweging dat Zwammerdam onvoldoende had onderbouwd dat [ged.conv./eis.reconv.] naast de prijs voor het appartementengebouw en de nog vast te stellen prijs voor het bijgebouw, op aanvullende kosten en bouwrente had moeten rekenen. In het tussenvonnis is de prijs voor het appartementengebouw vastgesteld op het bedrag zoals dat in de eerste offerte (een offerte van Hartol) is vermeld. Weliswaar heeft Zwammerdam twee aanvullende offertes overgelegd waarin een deel van die aanvullende kosten is vermeld, maar [ged.conv./eis.reconv.] heeft betwist dat hij deze offertes heeft ontvangen zodat daarvan niet kan worden uitgegaan. Tijdens de mondelinge behandeling is door de rechter aan Zwammerdam voorgehouden dat om verschillende redenen aan de authenticiteit van deze aanvullende offertes kan worden getwijfeld. Op vragen die daarover tijdens de mondelinge behandeling door de rechter zijn gesteld, heeft Zwammerdam geen antwoord gegeven. Ook daarom kunnen de aanvullende offertes geen ijkpunt zijn voor wat tussen partijen als overeengekomen kan gelden, nog daargelaten dat wat Zwammerdam uiteindelijk aan kosten en rente van [ged.conv./eis.reconv.] vordert van de inhoud van die offertes afwijkt.
2.12.
Zwammerdam stelt dat de door haar gevorderde aanvullende kosten en bouwrente kunnen worden meegenomen in de vaststelling van wat voor de werkzaamheden als redelijke prijs in de zin van artikel 7:752 lid 1 BW kan doorgaan. Voor vaststelling van een redelijke prijs in de zin van dit artikel is echter uitsluitend aanleiding als er geen prijs is bepaald. In dezen is er echter wel een prijs bepaald. Zwammerdam stelt weliswaar dat deze niet volledig is, maar dat geeft nog geen reden voor een aanvulling op grond van wat voor deze bouw als een redelijke prijs moet worden aangemerkt.
2.13.
De conclusie is dan ook dat er geen aanleiding is voor een heroverweging zoals verzocht. De deskundige kan zijn onderzoek dus beperken tot een calculatie van de bouwkosten voor het bijgebouw.

3.De beslissing

3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vraag:
- Wat zijn de bouwkosten voor het losstaande bijgebouw waarin drie garageplaatsen op het terrein van [ged.conv./eis.reconv.] aan de [adres en plaats] , waarbij u 1 januari 2015 als peildatum dient aan te houden?
3.2.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
[gegevens deskundige]
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
3.4.
bepaalt dat Zwammerdam binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, civiele roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
3.5.
bepaalt dat Zwammerdam binnen twee weken na datum van dit vonnis als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 1.663,75 ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door voldoening van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen,
3.6.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.8.
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
3.9.
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. J.R. Veerman,
3.10.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.11.
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 20 april 2022, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
3.12.
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van Zwammerdam,
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2022.